Kunstenaar Luis-Manuel Lambrechts over zijn Peruaanse afkomst: ‘In mijn atelier kan ik het gemis van mijn familie een plaats geven’

Luis-Manuel Lambrechts
© Amandine Grulois

Kunstenaar Luis-Manuel Lambrechts (37) opende onlangs bij hem thuis in Veltem-Beisem 22a Gallery. Vanaf 15 mei loopt bovendien zijn eerste solotentoonstelling bij de Antwerpse galerist Raf Van Severen, waar de geest van zijn opmerkelijke opa zal rondwaren.

Omdat we zo’n sterke band hebben, vertrek ik van elk bezoek aan mijn Peruaanse familie in tranen. Mijn mama – die in Lima geboren is, maar de liefde naar België volgde – vertelde mij van kinds af ook veel over die warme clan. Zo herinner ik me kleurrijke anekdotes over haar vader Manuel, die ’s nachts ontsnapte om op café te gaan en bij thuiskomst dronken zijn sombrero en gitaar pakte om iedereen wakker te zingen. Hij was een kamervullende aanwezigheid, een in­genieur én poëet, een Latijns-Amerikaanse macho ook, en een strenge vader. Ik, daarentegen, mocht alles, die ene vakantie dat ik hem heb ontmoet.

Ik was een jaar of acht en herinner me nog goed dat we ’s nachts waren aangekomen. Plots stormden mijn opa en ooms de kamer binnen en smeten zich bij mijn zus en mij op bed om ons keihard te knuffelen. Ik kende hen nog niet, maar het voelde direct heel vertrouwd. In de maand dat we daar waren, noemde mijn opa me hijito, zoontje, en nam me overal mee naartoe: naar de markt, naar de verborgen schaakcafeetjes waar ik bij al zijn vrienden op schoot zat, naar de hanengevechten waar hij zo dol op was – allemaal enorm indrukwekkend voor mij.

Op een dag zei hij dat ik één ding nooit mocht vergeten: ‘Je kunt alles worden wat je wilt, hijito. Je spreekt Spaans en Nederlands, je gaat in Europa alle kansen krijgen en met die kennis kun je ook naar Peru verhuizen. Alles kan, als je het maar hard genoeg wilt.’ Hij was al in de tachtig en wist dat het onze laatste keer samen kon zijn – dat bleek ook, want kort nadien is hij overleden.

Ik word nog altijd emotioneel als ik over mijn opa praat. Zeker nu ik via mijn zoontje mijn kindertijd herbeleef en Raffi absoluut die connectie met Peru wil geven, hoor ik zijn stem elke dag.

Luis-Manuel Lambrechts


Zijn woorden hebben mijn leven richting gegeven, maar de ware betekenis ervan drong eigenlijk pas door in mijn studententijd. Je moet weten dat ik in het middelbaar een tijdlang mijn weg niet vond, onder andere omdat mijn ouders gescheiden waren en ik op mijn zestiende brak met de Jehova­leer van mijn moeder. Gelukkig kon ik veel kwijt in kunst. Ik begon ervan te dromen om een beroemde illustrator te zijn, maar in mijn tweede jaar op Sint-Lukas ging ik zoveel op stap – nogal destructief, eigenlijk – dat ik gebuisd was. Mijn docent vond dat ik beter van richting veranderde, maar ik zei: “Nee, dit is wat ik wil.”

Mijn opa’s raad gaf me massa’s kracht om me toen te herpakken, maar evengoed toen ik zes jaar geleden een financieel stabiele job opgaf om fulltime kunstenaar te worden. Of toen mijn andere opa me uitlachte om mijn artistieke ambities. Dat stak heel hard, en nu soms nog, maar dankzij opa Manuel dacht ik ook: ach, stik in je mening, ik weet dat ik het wél kan. Daarom word ik nog altijd emotioneel als ik over hem praat. Zeker nu ik via mijn zoontje mijn kindertijd herbeleef en Raffi absoluut die connectie met Peru wil geven, hoor ik opa’s stem elke dag.

Het voelt zo goed dat ik in mijn atelier het gemis van mijn familie en Peru een plaats kan geven. Door bijvoorbeeld landschappen met palmbomen te schilderen, transporteer ik mezelf naar daar. Opa heb ik vroeger al eens op doek gezet, met zijn mooie snor, en de kans bestaat dat hij nu weer opduikt in het werk voor mijn eerste solo. Dat is zo’n opdracht waarvan mijn hart bijna stopt met kloppen, maar ik flirt graag met die angst, want die geeft me de grootste drive. En omdat ik weet: ik kan dit, als ik het maar hard genoeg wil.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content