Jean-Paul Mulders reflecteert over Jacques Brel, Powerpoint en vliegende autobussen.
Er was een jongen in het eethuis met een meisje. Het meisje had engelenhaar, maar droeg schoenen die zo van de werf leken te komen. De jongen had het soort onopvallendheid waarmee je spoorslags in het behang kunt verdwijnen.
Ik dacht: was ik die jongen, dan ging ik naar huis en stichtte met dat meisje een gebied waar de liefde troont. Ik bedekte haar lichaam met licht en met goud. Ik zocht in het stof van de wegen naar paarlen van regen en paarlen van dauw. Maar dat had Jacques Brel al gedaan, geloof ik. En Jacques Brel was een foute macho, naar ik onlangs op de radio hoorde. Hij zei dat mannen willen uitvliegen, maar dat vrouwen hen kortwieken om hun ei te kunnen uitbroeden.
Het zijn lastige tijden, waarin alles waar je in geloofde toch niet blijkt te deugen: van de dieselmotor over Jacques Brel tot het wegwerpoorstokje.
Het zijn lastige tijden, waarin alles waar je in geloofde toch niet blijkt te deugen.
Inmiddels had het meisje met het engelenhaar het nog altijd over Powerpoint. Ik haat Powerpoint. Ik weet nog dat ik er van bij de eerste kennismaking een onpeilbare hekel aan had. Ik heb ook een hekel aan stylo’s die niet schrijven, melk die overkookt, sport waarmee het journaal wordt geopend, brommers die pizza rondvoeren, het lampje voor spoelmiddel in de vaatwasmachine, parkeermeters waar je in de gutsende regen je nummerplaat in moet toetsen, bomen die gerooid worden en regeringen die democratisch zijn verkozen, maar zich ontpoppen als volksvijanden. En o ja, garagepoorten waarop niet één maar tien stickers met wegsleping dreigen. De hel is een container waarin mensensmokkelaars al dat soort spul hebben verzameld.
De jongen in het eethuis leek niet van plan het over een romantische boeg te gooien. Hij bestelde een maaltijdsoep en doopte daar plompverloren een homp brood in. Het meisje zei intussen, in een taal die mijn dochter Oudnederlands zou noemen, troebele zinnen waarin het woord Powerpoint voorkwam. Ik dacht aan een vliegtuigreis die ik lang geleden met mijn ouders gemaakt had. Mijn vader wees door het raampje naar een rivier die in de diepte glinsterde. Hij zei dat dat de IJzer was en dat alles daarachter Bachten de Kupe heette. Rivieren met metalen namen maken een onvergetelijke indruk als je een jaar of acht bent. Ik weet allang niet meer waar we naartoe reisden, en in mijn herinnering stonden we rechtop in dat vliegtuig, als was het een autobus. Maar dat papa dat zei toen, daar durf ik mijn hand voor in het vuur steken, er gif op innemen of een van die andere wanhopige dingen die mensen doen om toch maar geloofd te worden.
Nooit is het helemaal zoals we het wensen, in deze wereld die is ontworpen door een topdesigner met bipolaire persoonlijkheidsstoornis
De jongen in het eethuis mopperde dat het brood aan de harde kant was. Van sommige dingen willen we graag dat ze hard zijn, andere hebben we liever smeuïg en zachter. En nooit is het helemaal zoals we het wensen, in deze wereld die is ontworpen door een topdesigner met bipolaire persoonlijkheidsstoornis.
Waar ik wel van hou, is de geur van koffie en van oude stripverhalen. Ik hou van inkt die langzaam opdroogt en van vers beddengoed om in te slapen. Ik hou van wolf August, die samen optrekt met wolvin Noëlla.
Soms mis ik de aardrijkskundige aanwijzingen van mijn vader. Soms mis ik de adem van mijn buurmeisje Ursula, op een winterdag achter het tuinhuis.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier