IPS
‘Na de zomer van 2023 zal de toekomst van het toerisme er heel anders uitzien’
Toeristen trekken naar de Middellandse Zee alsof er niets aan de hand is, maar de huidige hittegolven zijn wel degelijk een game changer, schrijven experten Susanne Becken en Johanna Loehr. Hoe, waar en wanneer we reizen gaat de komende jaren sterk veranderen.
Duizenden mensen in de val op een strand. Kinderen die van evacuatiebootjes vallen. Paniek. Mensen die vluchten met enkel nog de kleren die ze aanhebben: volgens één van de toeristen voelde het als het “einde van de wereld.” De branden die de Griekse eilanden Rhodos en Corfu treffen, maken duidelijk dat onze favoriete vakantiebestemmingen niet langer veilig zijn naarmate de klimaatcrisis zich doorzet. Decennialang trokken toeristen naar de Middellandse Zee, ook vanuit Scandinavië, Rusland en zelfs Australië. Na de pandemie wilden velen dat opnieuw doen.
Maar dit jaar hebben intense hittegolven in Spanje alleen al honderden levens geëist. Grote toeristische trekpleisters zoals de Acropolis in Athene werden gesloten. Klimaatwetenschappers zijn verbaasd over de felheid van de hitte. De kans is dan ook erg groot dat dit jaar een verandering forceert in het denkpatroon van toeristen en touroperators. Te verwachten is dat meer vakantietrips buiten de zomermaanden juli en augustus gepland zullen worden, en dat meer gematigde landen populairder zullen worden. Toeristische bestemmingen met warm weer zullen ingrijpend moeten veranderen.
Wat met het massatoerisme?
Het weer is een doorslaggevende factor in het toerisme. In Europa en de Verenigde Staten zijn mensen geneigd van het noorden naar het zuiden op vakantie te gaan. Chinese toeristen en Australiërs trekken vaak naar de stranden in Zuidoost-Azië. In Europa is die noord-zuidstroom zowat een instituut geworden. Maar dit jaar zal vrijwel zeker veranderingen in gang zetten. Dat zie je nu al in de groeiende populariteit van het “schouderseizoen”: de maanden juni en september.
Hete zomervakanties veranderen van iets dat we wensen in iets dat we vrezen. En daar komen nog andere consumententrends rond duurzaamheid en vliegschaamte bovenop. Er is natuurlijk ook ramptoerisme, waarbij thrillseekers bijvoorbeeld naar Death Valley trekken om er temperaturen boven den 50 graden Celsius mee te maken. Maar het is moeilijk voor te stellen dat dat echt een massatrend wordt.
“Laatstekanstoerisme” wordt wel een ding, waarbij mensen erg kwetsbare sites zoals het Great Barrier Reef nog willen zien voor ze verdwenen zijn. Maar het spreekt vanzelf dat dat type toerisme niet duurzaam is op lange termijn.
Just-in-time
De crisis op Rhodos toont ons de gevaren van het “just-in-time-model” van toerisme, waarbij je toeristen en alles wat ze nodig hebben – voedsel, water, wijn – binnenhaalt wanneer ze het nodig hebben. Dat systeem is gericht op efficiëntie. Maar dat betekent ook dat er weinig ruimte is voor onvoorziene gebeurtenissen. Rhodos bleek niet in staat om 19.000 toeristen snel te evacueren. Die aanpak zal moeten veranderen naar een “just-in-case”-benadering.
Voor de hulpdiensten vormen toeristen een extra uitdaging. Ze hebben veel minder inzicht in de risico’s en mogelijke ontsnappingsroutes dan de lokale bevolking. Bovendien spreken ze vaak de taal niet, en dat maakt het veel moeilijker om ze te helpen.
Klimaatverandering vormt ook in andere regio’s enorme uitdagingen. Pacifische eilandstaten zoals Kiribati of Tuvalu zouden met plezier meer toeristen aantrekken, maar daar is water het probleem. Het wordt nu al steeds moeilijker om voldoende water te vinden voor de lokale bevolking. En toeristen gebruiken veel water: ze drinken het, douchen erin, zwemmen erin. Zorgvuldige planning is nodig om ervoor te zorgen dat de lokale draagkracht niet wordt overschreden door toerisme.
Betekent dit het einde van het massatoerisme? Niet helemaal. Maar het zal zeker de trend versnellen in landen als Spanje, die weg willen van het massatoerisme, of “overtoerisme”. In toeristische hotspots zoals de Balearen is er een toenemend verzet van de lokale bevolking tegen overtoerisme, ten gunste van gespecialiseerd toerisme met kleinere aantallen, en verspreid over het jaar.
Is dit jaar dan een wake-up call? Zeker. Door de toenemende klimaatcrisis zijn velen van ons nu meer gefocust op wat we kunnen doen om het ergste te voorkomen, bijvoorbeeld door vluchten te vermijden. Ook de druk om te veranderen neemt toe: verschillende luchtvaartmaatschappijen worden aangeklaagd vanwege misleidende promotiecampagnes om CO2-neutraal te vliegen.
Lees ook: Waarom ‘groen’ vliegen niet kan
Van het strand naar de berg
In veel landen is nu al een verschuiving begonnen om zich aan de veranderingen aan te passen. In Italië bijvoorbeeld groeit het binnenlandse bergtoerisme. Mensen trekken er van de hitte van Milaan en Rome naar de bergen, waar het koeler is, zelfs al is de sneeuw vaak al verdwenen.
China, waar ze de zaken vaak groots aanpakken, investeert in grote resorts in de bergen. Het land wil zo in de noordelijke provincie Jilin een koeler alternatief bieden voor de oververhitte inwoners van megasteden als Peking en Shanghai. Sommige berglanden houden nu al een slag om de arm om een nieuwe golf van massatoerisme te vermijden. Noorwegen bijvoorbeeld denkt al na over een toeristentaks.
Landen die vooruit denken, zullen beter voorbereid zijn op de veranderingen. Maar ook voorbereiden en aanpassen heeft zijn beperkingen. Het gebied rond de Middellandse Zee warmt 20 procent sneller op dan het wereldwijde gemiddelde, en zomervakanties worden er gewoon steeds minder aantrekkelijk. Italië en Spanje zijn ook nog altijd in de greep van een recorddroogte, die de voedsel- en watervoorziening bedreigt. De toekomst van het toerisme zal er heel anders uitzien.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier