Nathalie Cardon

‘Ik was een blinde vlek op pootjes, immer smachtend naar wie achteloos met mij speelde’

Nathalie Cardon Eindredactrice Knack Weekend

Nathalie Cardon vindt niks te banaal voor een goed verhaal

“Hij heeft al een uur niks laten horen”, zucht mijn nichtje. “Een uur!” We hebben net samen een week aan zee doorgebracht. Gehangen op banken, gepraat over het leven. Over hoe je erin dient te bijten, zonder je te verslikken. Het is verbazend hoeveel wijsheid er kan schuilen in een meisje met een losse knot boven op haar hoofd.

De capriolen van het hart zijn ondertussen een thema als een ander. Ze vertelt spontaan over haar crush. “We sturen af en toe. Vanmiddag waren het echt súperleuke berichtjes, het ene na het andere, maar dan plots: stilte.” Ik lach om haar vooruitgeschoven onderlip. “Je hoeft toch niet meteen te wanhopen? Wie weet heeft zijn moeder hem wel aan zijn oren getrokken: ‘Vooruit, het gras afrijden, jij.’” Terwijl ik het zeg, zie ik een prentje uit een Jommeke-strip voor me. Weinig 2023. De knot wiegt slap heen en weer. “Ik ben gewoon geghost. Of hij praat met vijf meisjes tegelijk. Het is een rare tijd hoor, tante. Je weet niet eens of iemand het in zijn eentje zit te lezen, of alles wat je schrijft aan zijn vrienden laat zien. Je weet niks.”

‘Ik ben gewoon geghost, of hij chat met vijf meisjes tegelijk’, zegt mijn nichtje. ‘Het is een rare tijd hoor, tante.’

“Die verdomde telefoons hebben het niet simpeler gemaakt”, geef ik toe. Een rondje ‘In mijn tijd’ lijkt me welgekomen afleiding. “Mijn eerste kus kreeg ik op zomerkamp”, begin ik. “Aan het einde van de week versierde hij voor mijn ogen een ander meisje. Een jaar later kreeg ik een postkaart met een zonsondergang erop en de woorden: ‘Je zit nog altijd in mijn hart.’ Ik veronderstel dat dat het equivalent is van een sms’je als: ‘Heykes, lang geleden. Vanavond iets te doen?’” De zon weerkaatst op nichtjes beugelblokjes. “Mijn eerste echte vriendje,” ga ik door, “schreef me na een paar maanden een afwijzingsbrief, waarin hij alle redenen opsomde waarom hij niet meer verliefd op me was. Ik ken zelfs nog passages vanbuiten. Mijn ‘burgerlijke principes’ en ‘neiging om alles zoek te maken’ dreven hem blijkbaar tot waanzin. Hij besloot met: ‘Zo, de bittere pil is eruit bij mij, erin bij jou.’” “Wat grof!” roept nichtje. “Maar wel helder!” brul ik terug. Als we uitgelachen zijn, beloof ik haar om het epistel terug te vinden. Want deleten, dat heeft heel lang niet bestaan.

Thuis schuif ik ’m tevoorschijn, mijn schoendoos met oude brieven, de tijdscapsule uit de jaren negentig die decennia onaangeroerd bleef. Tientallen volgepende vellen glijden over de rand. Niet het handschrift dat ik zoek, maar verschillende soorten nette letters, recht en veilig gehecht. Ik wil ze niet lezen, de zinnen die ze vormen. Te laat. ‘Jij wilt afstand, maar ik kan het niet.’ ‘Wat mag ik nog verwachten?’ ‘Voel me steeds droever worden.’ Ik ben blij dat mijn nichtje niet naast mij zit. De schrijfsels die ik als twintiger verticaal klasseerde, geven me nu vapeurs van schaamte. Hoeveel mannen in de dop heb ik niet gekneusd voor jaren? Ik was een blinde vlek op pootjes. Immer smachtend naar wie achteloos met mij speelde. Achteloos spelend met wie mij wou. De feiten zijn verjaard, maar de inkt lijkt nog vers.

Rustig, zeg ik tegen mezelf. Al die jongens zijn goed terechtgekomen. Eén is een hotshot in New York, volgens Google. Een andere ontwerpt gebouwen vol licht. Ze hebben kinderen met mooie namen. Het zijn geen incels geworden. Bovendien liggen je eigen smeekbedes om liefde vast ook stof te vergaren in iemands kelder.

Ik denk aan mijn nichtje, boven haar zwijgende iPhone gebogen. Hoe ze waardig sprak: “Ik zeg altijd: je mag je geluk niet laten bepalen door het gedrag van een ander.” En hoe ze keek toen ze zei: “Niet makkelijk.”

Lees meer over:

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content