Zij draagt de broek.
Ontwerpster Hüsniye Kardas (32) is het achtste kind van negen uit een Turkse familie aan de Zwarte Zee. Op haar derde verhuisde het ganse gezin naar Charleroi. Binnenkort opent ze haar eigen winkel in de Dansaertwijk. “Het wordt een Turks-Belgisch concept.”
A l heel snel krijg je het gevoel dat Hüsniye haar eigen weg uitstippelt, wars van andermans adviezen of trends. Ze is vrijgevochten en spreekt openlijk over haar omgang met twee culturen, maar ze blijft elegant in de manier waarop ze de zaken verwoordt. Ze wijst niemand met de vinger en laat slechts ruimte voor suggestie wanneer het gaat over haar positie binnen de familie.
“Ik ben afkomstig uit de klassieke familiale structuur : al mijn zussen zijn getrouwd en hebben kinderen, ze werken niet allemaal en leggen de nadruk op hun gezin. Ze hechten minder belang aan zelfontplooiing. Toen ik achttien was, ben ik thuis vertrokken om mode te studeren in Luik. Aan La Cambre had ik wel eens gedacht, maar een jurylid van de technische school waar ik snit en naad volgde, had me dat afgeraden omdat ik niet in het plaatje zou passen. Ik heb het nooit geprobeerd. Het enige wat ik wilde, was ver weg zijn van Charleroi. Mijn ouders betaalden mijn studies niet en via een kennis ben ik aan de avondopleiding stylisme aan het Château Massart begonnen. Overdag werkte ik en ’s avonds ging ik naar de les.”
Op die jaren in Luik kijkt ze met warmte terug, maar vier jaar was genoeg en na haar studie kwam ze in Brussel wonen. Daar werd ze al snel opgepikt door Modo Bruxellae, een vzw ter ondersteuning van Brusselse ontwerpers, die om de twee jaar een stylistenparcours organiseert.
In zijn onderbroek
Op het Stylistenparcours van 2004 stelt Hüsniye een collectie voor die haar motivatie vindt in de tentoonstelling Moeders, godinnen en sultanes die op dat moment in de Brusselse Bozar loopt. “Tijdens het maken van mijn collectie dacht ik enerzijds na over de relatie tussen ouder en kind en over de geboorte. Anderzijds wilde ik een collectie maken rond het thema Turkije, maar ik wist nog niet rond welk aspect ik wilde werken.”
Tot Kardas op het werk van psychosocioloog Altay Manço valt, een Turkse Belg uit Luik. Daarin vindt ze inspiratie. Manço bestudeert geëmigreerde gemeenschappen en heeft er meerdere boeken over geschreven. Ze neemt contact met hem op en hij stuurt haar een ongepubliceerd rapport waarop ze haar collectie zal baseren. Ze puurt er zeven radicale vrouwbeelden uit, met titels als De gesluierde, De gedomineerde, De geëmancipeerde. Eén collectiestuk is een mannenbroek die ze transformeert tot bovenstuk. Op de plaats van het kruis zit nu de hoofduitsnijding waaruit een transparante voile rond het hoofd wappert.
“Tijdens het maken van de collectie had ik geen contact meer met Manço, maar naar de voorstelling is hij wel komen kijken. Ik herkende me enorm in zijn schrijven en heb er in mijn ontwerpen mijn interpretatie aan gegeven. Het resultaat verraste hem. ‘Je zet de man in zijn onderbroek en laat de vrouw de broek dragen’, zei hij.”
Generatie van verschil
In haar collecties wordt duidelijk gezinspeeld op de man-vrouw relatie die ingebed is in de Turkse cultuur. Op vormelijk niveau uit zich dat in de defragmentatie van typische mannenstukken die nadien verwerkt worden in vrouwenkledij. Op inhoudelijk niveau signaleert Kardas de vragen die de positie van de vrouw bij haar oproepen.
“Veel vrouwen zijn nog erg gelimiteerd in hun keuzes en bewegingen, dat is althans hoe ik het ervaar. Manço bevestigt het beeld dat er in de Turkse gemeenschap erg beschermend wordt opgetreden naar de vrouw toe, waarbij het gegeven dat ze haar maagdelijkheid kan verliezen primeert. Binnenshuis mogen vrouwen daarentegen wel een dominante rol spelen. Ze krijgen de volle verantwoordelijkheid in de opvoeding van hun kinderen. De man ontdoet zich van die taak. Wanneer er echter buitenshuis iets misloopt met de ontwikkeling die de kinderen doormaken, dan wordt dit naar de moeder toegeschoven. Het is een mes dat snijdt aan twee kanten.”
Toch is er volgens Kardas sprake van een omwenteling. Het zijn de jongeren van de derde generatie die het verschil gaan maken. Ze merkt het bij de kinderen van haar zus of bij de dochter van haar broer die naar de universiteit mag. In haar tijd was dat ondenkbaar.
“Ik was te vroeg in alles ( stil). Ooit zou ik mijn productie naar Istanbul willen verhuizen. Ik zou deels in België en deels ginder willen werken. Naast de lagere productiekosten, schijnt ginder natuurlijk ook de zon ( lacht). Er beweegt veel in Istanbul de laatste jaren en jonge ontwerpers krijgen er meer kansen. Ook vanuit de overheid wordt initiatief genomen. Maar die verhuisplannen zijn nog veraf. Ik zou eerst een vertrouwenspersoon nodig hebben om ginder alles op te volgen. Dat zie ik een van mijn nichtjes wel doen.”
Wanneer ze spreekt over kunstenaars vallen er voornamelijk Turkse namen. Toeval ? “Het doet enorm veel deugd om te merken dat jonge Turken zich steeds meer creatief uiten. Wanneer een Turkse kunstenaar iets doet, ben ik altijd blij. Ik volg ook aandachtig wat er in Turkije gebeurt op dat vlak.”
Op dit moment heeft Kardas nog geen verkooppunt in Brussel, maar daar komt eind dit jaar verandering in. Na haar deelname aan een beurs in Parijs heeft ze beslist de sprong te wagen. “Maandenlang had ik me volledig gewijd aan die ene collectie en toen ik op die beurs in Parijs stond, merkte ik dat de kopers geen enkel risico namen. Op zo’n beurs staan zuigt je financieel volledig leeg en je krijgt er niets voor terug. Hoewel ik vroeger nooit de behoefte had aan een eigen winkel, dacht ik op die beurs voor het eerst : ik ga ervoor, ik wil het risico wel nemen. Ik heb een eigen stijl en mensen houden van wat ik maak. Na Parijs besefte ik dat ik die stijl gewoon aan een publiek moet opleggen. En er is geen betere manier daarvoor dan met een eigen winkel.”
Haar klanten vindt Kardas via beurzen, stock- en privéverkopen. Het begon met privépresentaties bij haar thuis, maar ondertussen bellen mensen regelmatig om zo’n presentatie bij hen thuis te laten plaatsvinden. Geen Tupperware of erotische speeltjes, maar zondagmiddagen met haar kleren. De mensen die haar uitnodigen brengen hun vriendinnen mee en op die manier breidt haar klantenbestand steeds uit.
In de presentatie van haar collecties zie je een duidelijke evolutie. Daar waar ze enkele seizoenen geleden nog volop refereerde naar haar roots, krijg je nu een strakker beeld. Een eerdere wintercollectie laat jonge vrouwen zien in een decor van Duizend-en-een-nacht, in de zomercollectie 2007 staan blonde modellen tegen een witte achtergrond. Is het een hoofdstuk dat afgesloten werd ?
“Het heeft een veel pragmatischere reden : de ruimte at de kleding op. Vandaag wil ik mijn kleren laten zien ; duidelijk en zonder franjes. Ik ben vanuit mijn persoonlijke geschiedenis erg bezig met de positie van de vrouw in de gemeenschap, maar ik zeg niet dat ik dat accent zal blijven leggen. Ik evolueer. Binnen tien jaar werk ik waarschijnlijk vanuit een totaal andere invalshoek.”
Schoonheid in het verleden
Hoewel Kardas met beide voeten in de Brusselse mode staat, heeft ze niet het gevoel deel uit te maken van de kring jonge ontwerpers die de laatste jaren voor een verfrissing heeft gezorgd in de ondertussen burgerlijke Dansaertwijk. Het is niet langer het centrale gedeelte van deze straat die voor vernieuwing zorgt, maar wel de uitlopers ervan, met de Kartuizerstraat op kop. Ook Kardas zal haar winkel in deze buurt openen, de hulp die ze daarbij krijgt zal voornamelijk uit haar persoonlijke vriendenkring komen. Ontwerpers waar ze wel affiniteit mee heeft en bij wie ze te rade gaat, zijn Aleksandra Paszkowska van Y-dress en Louise Assomo. Hoe ziet ze haar eigen winkel ?
“Het wordt een Turks-Belgisch concept. Ik laat er mijn collectie zien, maar ook accessoires van anderen. Daarbij denk ik aan onconventionele juwelen, hoeden, zakken en schoenen. Vier keer per jaar zou ik graag kunstenaars uit andere disciplines uitnodigen. Daar organiseer ik dan een evenement rond. Hiervoor zal ik ook een beroep doen op de steun van Turkije die zulke culturele uitwisselingen graag ondersteunt.”
Kardas legt de verbanden bloot tussen oud en nieuw, geschiedenis en toekomst, oost en west, allemaal zonder het ene meer waarde toe te kennen dan het andere.
“Als klein meisje was ik altijd erg blij toen ik de kleren van mijn zussen mocht dragen. Ze vertrokken vroeger naar school dan ik en kwamen later terug, waardoor ik meermaals stiekem hun kleerkast plunderde voor ik naar de les ging. Er zit schoonheid in het verleden. Zo koester ik de fuchsia trouwjurk van mijn moeder.”
De meeste kinderen die kleren van hun grote broers en zussen moeten afdragen, zijn daar niet tevreden mee. Maar voor Kardas was dit nooit een probleem. “Iedereen creëert zijn eigen identiteit. Het doorgeven van informatie over generaties heen vind ik een mooie traditie en daar tracht ik in mijn collecties ook op te werken.”
In de woonkamer van Kardas hangen boven haar zetel vier oude zwart-witportretten in gouden kaders. Tijdens dit interview denk ik de hele tijd dat het om haar grootouders gaat. Ze begint te lachen. “Die kaders heb ik gevonden op een rommelmarkt. Ik wou er portretten van mijn zussen en broers in hangen die mijn ouders hadden laten maken toen ik vier jaar was. Omdat ik die foto’s moest laten vergroten, heb ik de kaders hier tijdelijk opgehangen. Maar ik begon te wennen aan deze onbekende figuren en heb hen zelfs namen gegeven : Hubert, Adelaïde, Marise en Rodolphe.” Geen geïdealiseerde geschiedenis hier, maar een ongebreidelde sprookjesfantasie.
www.husniye-kardas.com
Door Eva Blaute I Foto Charlie De Keersmaecker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier