‘Ze is zachtjes ingedommeld in mijn buik’
Hannelore (27), Sharon (28), Katrien (38) en Lydia (65) verloren hun baby (vlak) voor of na de geboorte. Dankzij foto’s, voetafdrukjes, herinneringsdozen of een plukje haar blijven de herinneringen tastbaar. Een ode aan het leven, hoe kortstondig ook. Omdat de wetgever hopeloos achterop hinkt in de erkenning van deze kinderen, kwam er recent een wetsvoorstel en werd er in maart een petitie gestart.
16 augustus 2016
Hannelore Lesire is 37 weken zwanger, haar eerste zwangerschap is vlekkeloos verlopen. “Rosalie danste in mijn buik als haar papa gitaar speelde en werd heel stil als ik een slaapliedje voor haar zong. Maar die dag kwam er geen gestamp, terwijl ze anders zo’n wroetkont was.” In het ziekenhuis worden Hannelore en Jeroen onthaald door een lieve vroedvrouw die hen onmiddellijk geruststelt en naar de monitor brengt. Rosalies hartje tikt en ze beweegt. Oef.
Op 22 augustus wordt Hannelore opnieuw overmand door een angstig gevoel. Het is bijna D-day en wilde tuimelingen verwacht ze niet meer in haar buik, maar een duw op tijd en stond mag wel. Terug naar het ziekenhuis, terug naar het kamertje met de monitor, opnieuw een lieve vroedvrouw die hen vast snel gerust zou stellen. De doppler wordt overal op haar buik geplaatst, maar enkel Hannelores hartslag wordt opgevangen, eerst nog rustig, naarmate de zoektocht naar Rosalies hartslagje vordert, steeds sneller en sneller. Hannelore : “De vroedvrouw duwde een paar keer op mijn buik, geen terugduwende Rosalie. Oké, er was misschien iets mis, maar dan kunnen ze ons meisje toch gewoon halen ? Onze gynaecoloog werd uit haar praktijk naar het ziekenhuis geroepen, startte de echografie, zocht naar Rosalies hartslag, keek ons aan en zei zachtjes ‘nee’. Rosalies geboorte werd de volgende ochtend ingeleid. Op 24 augustus, om kwart over twaalf ’s nachts is ze stil geboren. De navelstreng zat vier keer in een lus om haar heen. Rosalie was zachtjes ingedommeld in mijn buik.”
“EEN STOERE MEID”
Hannelore vertelt het ingetogen en minutieus, terwijl Jeroens (32) hand op haar dij rust. Zij praat, hij zwijgt en troost. “Hoe hartverscheurend ook, het zijn ook mooie dagen geweest. We hebben genoten van Rosalie. De vroedvrouwen hebben haar behandeld zoals alle andere baby’s. Ze wasten haar, deden haar kleertjes aan, babbelden tegen haar. Dat vond ik zo fijn. We hadden een eigen kamertje en werden afgeschermd van andere mama’s en baby’s. We hebben ze drie volle dagen bij ons gehouden.”
Zeven maanden later kijken we naar Rosalie, in zwart-wit, met babykleertjes en muts. Eén hoek van de woonkamer is aan haar gewijd : met herinneringsdozen, cadeautjes, nog meer foto’s, het geboortekaartje in letterblokjes. Hun dochter is heel aanwezig. “Het zou een stoere meid worden, die zich mocht vuil maken.” Het verdriet is nu minder allesoverheersend, het komt in golven, door muziek, of zomaar uit het niets. “Die eerste weken na de geboorte aten we nauwelijks, we verzorgden ons niet meer, we zaten in een bubbel van verdriet.” Jeroen : “Een van mijn beste kameraden stuurde een bericht. ‘Ik ben er binnen vijftien minuten ; past het niet, dan stuur je me weer weg.’ Sommigen hadden drempelvrees. Ik herinner me nog vier vrienden die het eerste halfuur over voetbal praatten. Uit angst wellicht om ons nog meer verdriet aan te doen. Ik huilde bijna van frustratie. Begin alsjeblief over Rosalie, schreeuwde ik bij mezelf.”
Hannelore en Jeroen verwerken het verlies elk op hun eigen manier. Zij door te lezen, te schrijven en te praten. “Ik raak niet over Rosalie uitgepraat.” Jeroen door gitaar te spelen en zich te verdiepen in zijn werk als IT-programmeur.
Het koppel heeft schitterend nieuws : Hannelore is dertien weken zwanger. “Ik was meteen heel hard bezig met opnieuw zwanger worden”, zegt ze bijna verontschuldigend. “Ik schaamde mij daarover een beetje. Ik wou in eerste instantie niet zwanger worden van een ander kind, maar van Rosalie. Dat gevoel is nu weg, maar Rosalie zal zeker een stukje voortleven in haar zusje of broertje.”
SCHADUWROUW
Deze ouders delen hun verhaal en verdriet, eerder dan het dood te zwijgen. Maar rouwbeleving kleurt bij elke persoon anders. De een wil er voluit over praten, een ander stopt zijn gevoelens diep weg. Niet alle ouders kunnen de confrontatie met hun doodgeboren baby aan, zeker vlak na de geboorte. “Maar wie ze mijdt, heeft er bijna altijd achteraf spijt van”, vertelt Christine Geerinck. Ze is auteur van het boek Stille baby’s – Over rouwverwerking bij doodgeboorte & zwangerschapsafbreking en begeleidde sinds medio jaren tachtig als maatschappelijk werker honderden ouders op de afdelingen verloskunde en neonatologie in het Leids Universitair Medisch Centrum. “Je mag nooit de zaken forceren. Ik besprak altijd, indien mogelijk voor de bevalling, alle mogelijkheden : willen jullie het kindje zien, aanraken, kleertjes aandoen, willen jullie foto’s, willen jullie het zelf begraven of door het ziekenhuis laten begraven, willen jullie het kindje laten zien aan de broers of zusjes, want die hebben aan mama’s buik gevoeld, …”
Het is niet alleen goed om de handelingen die horen bij een ‘gewone’ geboorte ook zo veel mogelijk te doen bij een levenloos geboren baby, en Christine raadt ouders aan om de naaste omgeving erbij te betrekken, zo wordt het risico op schaduwrouw minder groot. Dat is rouw die in de coulissen blijft omdat de omgeving het verlies niet voldoende ernstig inschat. Christine : “Ook werkgevers dragen een verantwoordelijkheid. Ik heb me altijd hevig verzet tegen het idee om ouders al te snel een pilletje te geven of naar de psychiater te sturen. Geef ze de tijd om te rouwen. Hoe verwerk je het verlies van een dierbaar iemand het best ? Door herinneringen te delen. We zorgden er dus voor dat ouders zo veel mogelijk herinneringen hadden, ook tastbare, zoals kleertjes, een voetafdrukje of foto’s.”
GESTOLDE TROOST
Net voor de bevalling werd ingeleid, vulde Hannelore een formulier in op de website van Boven de Wolken, een jonge vzw die als missie heeft om overleden baby’s zo sereen mogelijk te fotograferen, met respect voor alle betrokken partijen. “Een fotografe nam heel snel contact op met ons en maakte prachtige foto’s. Ze noemde Rosalie bij naam en wenste ons ‘proficiat’, dat woord ontroerde ons ongelooflijk en hebben we nadien niet vaak meer gehoord omdat mensen dat niet durven uit te spreken. Via die foto’s beleven we die intense momenten met Rosalie opnieuw. Ze zijn zo mooi bewerkt dat je ze kunt delen met anderen.”
Medeoprichtster van Boven de Wolken is Sharon Geirnaert, de mama van Luca, Nina, Loïc en Ellis. Vijf jaar geleden beviel ze van Nina. Ze had een open middenrif ; bij de geboorte kon ze niet ademen omdat een long niet volgroeid was. Eén dag later stierf ze. Sharon : “Mijn eerste reactie was : ‘Ik moet mijn fototoestel hebben.’ Ik voelde instinctief aan dat ik zo veel mogelijk moest doen voor later : ik knipte een stukje haar af, liet hand- en voetafdrukjes maken, en maakte foto’s. Ik heb nadien zoveel aan die foto’s gehad. Die dagen vlak na de geboorte beleef je in een roes. Toen de dokters vertelden dat ze overleden was, kon ik zelfs niet wenen. Het leek niet echt.” Eén ding betreurt ze. “Ik heb haar na één dag al afgegeven. Ik had ze nog meer willen vasthouden. Dat zeg ik nu ook aan de ouders die we ontmoeten : geniet van de tijd die je met je baby hebt. Je kunt je baby tot een week bij jou houden, zelfs mee naar huis nemen is mogelijk (door gebruik van koelelementen, red.)”
In 2016, vier jaar na de doodgeboorte van Nina, richtten Sharon Geirnaert en Anneleen Fransen Boven de Wolken op. In een jaar tijd zijn er al honderd zogenoemde sterrenkinderen gefotografeerd. Binnenkort wordt het eerste broertje geboren van een van de doodgeboren baby’s. Ze startten alleen, ondertussen hebben ze een pool van vijftig bekwame fotografen. Die werken vrijwillig, de ouders krijgen nadien gratis een fotoalbum. Sharon : “Snelheid is cruciaal. Zodra we een vraag krijgen, reageren we zo snel mogelijk. We krijgen maar één kans om het goed te doen. Beide ouders moeten er honderd procent achter staan, anders heeft het geen zin.” Ze voelt steeds meer openheid, ook vanuit de ziekenhuizen. “Bij onze oprichting stuurden we folders naar elk ziekenhuis in Vlaanderen, maar kregen nauwelijks reactie. Nu verdwijnt de argwaan, via social media en vroedvrouwen die ons verhaal delen.” Toch is er nog werk aan de winkel in een aantal ziekenhuizen. “Soms wil men zo snel mogelijk de autopsie doen. Dan ben je je kind kwijt na vier uur.” Ze pleit voor inspraak en empathie. “Er zijn zoveel fantastische vroedvrouwen, maar niet iedereen kan er evengoed mee om. Ik vond mezelf niet goed behandeld. Er kwam nauwelijks volk over de vloer, behalve de sociale dienst even. Ik kreeg enkel mijn eten, voelde me als een hond.” De vzw gaf onlangs een lezing bij studenten verloskunde. “Ik kan u verzekeren, er werd heel goed geluisterd.”
LEGE BABYKAMER
Zoveel omkadering er vandaag is, zo pover was ze veertig jaar geleden. Lydia Bracke, nu 65, beviel op 21-jarige leeftijd van een zoontje, in 1973. “De laatste week voelde ik mijn baby niet meer, maar mijn dokter was met vakantie en in die tijd was er geen vervanger, dus wachtte ik nog een week af. Een week later braken de dokters mijn water ; het zag bruin. Ze leidden de bevalling in, maar het duurde twee dagen vooraleer ik op natuurlijke wijze beviel. Ik heb mijn kindje nooit gezien. Het woog, 4,250 kilogram. Ze bedekten het met een doek en namen het meteen mee. Ik was doodmoe.”
“Mijn jongen zou Filip heten, maar hij bleef naamloos”, zegt ze plots. Ze houdt de tranen tegen, zoveel jaren later, dat is haar ooit zo aangeleerd. “Eén beeld zal ik nooit vergeten. Ik lag in een bed in de gang, en zag de begrafenisondernemer passeren met een klein, zwart kistje.”
Nadien was er begeleiding noch hulp. “Ik heb nooit uitleg gekregen wat er fout liep, hij is waarschijnlijk gestikt via de navelstreng ; mijn man heeft de baby gezien en zei dat hij blauw zag. Hij weende hard.” Na drie dagen wachtte thuis een lege babykamer. Behalve enkele familieleden kwam er niemand op bezoek. “Na twee weken ging ik opnieuw werken. Boven had ik een kamertje, waar ook het babybedje stond, met een mutsje, sokjes en lakens die mijn moeder genaaid had, alles in het geel. Nadien is er nog heel weinig over gezegd, maar de kamer moest een jaar onaangeroerd blijven.”
Lydia werd nooit meer zwanger. “Ik wou er niet meer aan denken om zwanger te worden. Toen ik een hondje kocht, zei mijn ex-schoonmoeder : ‘Waarom koop je geen kind in plaats van een hond ? Ze pousseerde me. Was er toen wat meer begeleiding geweest, ik had misschien weer zin gekregen in kinderen. Bijna alle vrouwen van mijn generatie hebben kinderen, dat is lastig, ja.”
Christine Geerinck herkent haar verhaal. “Pas vanaf medio jaren tachtig is er meer aandacht gekomen voor het verlies van een kind rond de bevalling. Ik kreeg ooit een brief van een negentigplusser die haar baby had verloren en zo blij was dat het eindelijk bespreekbaar werd. ‘Je kon er maar beter niet over praten, dan kon je ook geen verdriet hebben.’ Alsof de baby er nooit geweest was. Als er bij onze voorouders op negen kinderen enkele stierven, keek niemand op. De volgende baby kreeg automatisch de naam van het overleden kind, dat zie je nu ook niet meer.”
MENSJE VAN TIEN CENTIMETER
Er zijn talloze discussies gevoerd over de vraag op welk moment nieuw leven aanvangt, maar los van het puur medische of biologische antwoord op die vraag is het zo dat anno 2017, waarin mensen meestal heel bewust voor een zwangerschap kiezen, nieuw leven en dus ook het ouderschap in een heel vroeg stadium begint. Christine : “Al lang voor een zwangerschap werkelijkheid wordt, fantaseren twee mensen erover hoe een leven met kinderen zal zijn. En zodra de zwangerschap een feit is, hebben de toekomstige ouders al heel vroeg contact met de ongeboren baby – denk aan echo’s en video-opnames – waardoor ook het hechtingsproces al heel vroeg op gang komt en de ongeboren baby snel niet als ‘een foetus’, maar als een kind wordt ervaren.”
In de wereld van de statistiek spreekt men over doodgeboorte vanaf 24 weken tot net voor of tijdens de bevalling (4,8 per duizend in 2015 in België) en over perinatale sterfte vanaf 24 weken tot 7 dagen na de bevalling (7,3 per duizend in 2015). Vroege miskramen komen veel vaker voor, naar schatting een op de vier vrouwen maakt het ooit mee. Zoals Katrien (38). Ze heeft één dochter van negen, maar elf jaar terug beviel ze ook van Achilles, toen ze pas vijftien weken zwanger was. “Hij lag op een doekje, in de hand van mijn man, tien centimeter. Zo klein, maar toch al helemaal mens. Ik heb Achilles nooit als een foetus beschouwd, maar als mijn kind. Nog elke dag voel ik verdriet, met mijn man kan ik er nauwelijks over praten. Ik vind ‘miskraam’ trouwens een vreselijk woord, net als ‘vruchtje’. Over miskramen wordt er zo weinig gepraat, terwijl zoveel vrouwen hun baby verliezen in die eerste drie cruciale maanden. ‘Ze had een bloeding’, zegt men dan, en een week later ben je weer aan het werk. Ik heb me nooit aanvaard gevoeld in mijn verdriet.”
“Kies alsjeblief een mooie titel”, zegt een van de ouders nog. Woorden klinken snel uitgehold, vluchtig, ongepast. Hoe benoem je het bijna onuitspreekbare: doodgeboren, levenloos, stil kind, sterrenkind? En hoe neem je afscheid van een klein wonder dat je niet wil loslaten maar liefkozen ? “We hebben een manier gevonden om ermee te leren leven, ” besluit Hannelore, “maar Rosalie maakt voor altijd deel uit van ons gezin.”
Meer info? bovendewolken.be, metlegehanden.be.
Een geactualiseerde versie van ‘Stille baby’s’ (2000) komt begin 2018 uit.
Tekst Sam De Kegel & Foto’s Boven de Wolken
De gynaecologe startte de echografie, zocht naar Rosalies hartslag, keek ons aan en zei zachtjes ‘nee’
“Toen de dokters vertelden dat ze overleden was, kon ik zelfs niet wenen”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier