ZAHA HADID Ik sculpteer ademruimte

Anna Luyten Freelance journaliste

Ze is een van de meest vooraanstaande avant-gardearchitecten en -designers van deze tijd. Een gesprek met kunstenares Zaha Hadid.

Anna Luyten

Ze is karig met haar bewegingen. Maar als ze spreekt, is het staccato, aangewakkerd door de rookwolken van haar sigaretten. De dag waarop ik haar ontmoet in Brussel, woont ze een congres bij over Architectuur en ethiek. Ze zit achter mij tijdens een lezing van haar collega en vriend Charles Jencks. Ze lacht en zucht. Ze is geen braaf publiek.

Rond het middaguur wordt er een wandelbuffet georganiseerd, waarbij tijdens het eten en kauwen professionele en nuttige contacten kunnen worden gelegd. Zij houdt niet van wandelbuffetten. Ze wil koffie. Ze heeft de naam een moeilijk mens te zijn. Ik wil ook wel koffie. Ik vind haar een uiterst aimabel persoon.

Hadid weet wat ze wil. Ze werd in 1950 in Bagdad geboren. Ze woont en werkt al een hele tijd in Londen, waar ze in 1972 aan de befaamde AA (Architectural Association) School of Architecture ging studeren. In 1977 wordt ze lid van de OMA-groep ( Office for Metropolitan Architecture), en ontwerpt ze samen met Rem Koolhaas en Elia Zenghelis een deel van het Nederlandse parlement in Den Haag. Met hen zal ze later samen doceren aan de school waar ze studeerde. Na enkele jaren onder hun vleugels gewerkt te hebben, gaat ze haar eigen weg. Haar eerste zelfstandige werk is een ontwerp voor een flat in Eaton Place, Londen. In de vroege jaren ’80 wordt ze in de wereld van de architectuur een zeer bekende naam als ze met veel bravoure een internationale architectuurwedstrijd wint met haar constructie van een clubhuis voor de Peak, het hoogste punt in Hongkong. ?Het gebouw?, zo schreven critici, ?herinnert ons niet zozeer aan een huis, maar eerder aan een momentopname van een aan de rotswand hangende roofvogel.? Dat mythische en vervreemdende hebben al haar ontwerpen. Tot haar werk behoren o.m. de Moonsoon bar in Sapporo in Japan, het Vitra-brandweerstation in Weil am Rhein in Duitsland, en de huizen Block 2 van IBA in Kreuzberg, Berlijn. Niet al haar projecten werden ook echt gebouwd. Ze maakte een plan voor de aanleg van de havens van Hamburg, Bordeaux en Keulen. Ze maakte het ontwerp voor het Carnuntum Museum in Wenen, het zogenaamde Pfaffenberg Project. Ze won de wedstrijd voor het Kunst en Media Centrum in Düsseldorf. In 1994 won ze de eerste prijs in de architectuurwedstrijd voor het Cardiff Bay Opera House. Sinds vorig jaar werkt ze aan het ontwerp voor het 42nd Street Hotel in New York. Haar ontwerpen voor het Billie Strauss Arthotel in Nabern, Duitsland zijn ook al wereldberoemd.

Zaha Hadid ontwerpt niet alleen huizen en openbare gebouwen, maar ook meubels en paviljoenen zoals voor de tentoonstelling over de Russische avant-garde in het Guggenheim Museum in New York. Haar voorontwerpen zijn kunstwerken op zich : prachtig ingekleurde grafieken. ?Kalligrafisch? wordt haar precisiewerk ook wel genoemd. ?Er moet meer schoonheid zijn?, zegt Hadid. ?Er moeten meer ideeën kunnen groeien in deze wereld.?

We hebben ons in een sofa gezet, zo ver dat het wandelend buffet ons nooit kan bereiken. Een koffie en weer een sigaret. Af en toe komt een student naar het hoekje om zijn of haar bewondering uit te drukken. ?Ze zullen het zelf moeten maken?, zegt Hadid. Ze lijkt een beetje op een vrouwelijke Boeddha. Ze kijkt naar de hoge deuren van het imposante gebouw van de zetel van Royale Belge, waar dit congres georganiseerd wordt. ?Dit moet ongelooflijk veel geld gekost hebben.? Ze kijkt technisch. Naar de scharnierpunten en naar de kwaliteit van het hoge glas. Ik voel dat het haar ergert.

Op het einde van de jaren ’80 werd je werk opgenomen in de tentoonstelling van de architecten van de deconstructie. Je weigerde toen al dat label. Nu hoor je je werk benoemen als vrouwelijk, intuïtief. Ben je daar tevreden mee ?

Zaha Hadid : Het enige wat ik met de architecten die deelnamen aan die deconstructietentoonstelling gemeen had, was onze argwaan ten opzichte van al die mensen die teruggrepen naar het verleden. Ik ben een modernistische architect die haar werk plaats wil laten vinden binnen het idee van vooruitgang. Ik wil vechten tegen de postmoderne houding die zo negatief is over de toekomst.

In mijn werk wil ik voorbereid zijn en voldoen aan de noden van de huidige en zelfs van de toekomstige maatschappij. Ik werd ooit uitgenodigd om voor een project in Den Haag een eengezinswoning te tekenen. Een van mijn ontwerpen noemde ik het Spiraalhuis. Het bestaat niet uit kamers, maar is een totaliteit van voortdurende en ineenvloeiende ruimtes waar je overal binnen kan kijken, behalve dan in de slaap- en de badkamer. Ik wilde afstand doen van de klassieke eengezinswoning, ruimtes creëren waar leefkwaliteit en communicatie vooropstaan. Is zoiets dan vrouwelijke architectuur ? Ik weet niet eens wat dat is. Ik geloof er niet in. Ik heb in mijn opvoeding ook nooit het idee meegekregen dat mannen anders zouden zijn dan vrouwen. Mijn ouders drukten mij evenveel als mijn broers op het hart uit te blinken in wat ik doe. Ik vertoon waarschijnlijk evenveel mannelijke als vrouwelijke trekken. Wat ik in mijn werk doe, is hetzelfde : zowel dat mannelijke als dat vrouwelijke gedrag vertalen naar een ruimte. Als vrouw zou ik misschien meer intuïtieve ruimtes creëren. Ik weet niet of dat aan mijn vrouw-zijn ligt. Wat ik bij mezelf goed voel, is het verschil tussen oosterse en westerse architectuur. In het westen denkt men rationeler. In het oosten kijkt men misschien meer naar de verschijningsvorm. Ik voel beide vormen van denken in mij.

Je hebt zowel een oosterse als een westerse culturele achtergrond. Je bent geboren en opgegroeid in Bagdad in Irak. Hoe was je leven daar ?

Ik groeide op in een zeer open en tolerant gezin. Ik ben een moslimvrouw, maar kreeg nooit een traditionele opleiding als moslim. Ik liep school bij katholieke nonnen, samen met kinderen van alle godsdiensten. Mijn ouders dwongen me al op heel jonge leeftijd om onafhankelijk te zijn. Ze zijn een grote stimulans voor me geweest. Als kind kreeg ik te horen : ?Goed zo, doe maar wat je wil, maar zet wel door.? Dat heeft ook mijn koppigheid in mijn werk gestimuleerd. Leergierigheid en educatie kregen in ons gezin hoog aanzien. Mijn vader zei me altijd dat het de enige mogelijkheid was om vrijheid te verwerven, om anders te gaan leven dan de massa, om een eigen weg te volgen. Mijn vader was een economist en betrokken bij de Irakese Democratische Partij. Voor de revolutie maakte hij deel uit van de oppositie. Hij geloofde echt in de onafhankelijkheid van Irak. Hij had economie gestudeerd in Londen, en kwam terug naar zijn land met een handvol hoop het land sterker te maken. Hij was een erg wilskrachtig en onafhankelijk man. Zowel in zijn persoonlijk leven als in zijn werk. Hij was een vechter. Hij is een groot voorbeeld voor me geweest. Mijn familie was misschien erg westers in die tijd, maar tegelijkertijd geloofden wij ook echt in Irak. Ik groeide zo op met een openheid voor de wereld.

Hoe kwam je erbij om architectuur te gaan studeren ?

Ik wilde als kind al architect worden. Mijn ouders waren bevriend met een architect die een huis voor een familielid aan het bouwen was. Soms stond hij voor de deur met een plan of een maquette. Ik dacht : ?Ik wil ook zo worden.? Bij ons thuis was de belangstelling voor design en vormgeving erg groot. Ik groeide in dat intellectuele milieu op waar men mij leerde mogelijkheden voor mezelf te creëren. Dus streefde ik er ook al vroeg naar mijn doel te bereiken. Ik werd gefascineerd door moderne wetenschap en wiskunde en filosofie. Ik heb eerst wiskunde gestudeerd. Ik voelde me misschien meer verbonden met wetenschap en theorie dan met kunst. Na mijn studies toegepaste wiskunde en logica besloot ik toch mijn hart te volgen en trok ik naar Londen om mijn aanvankelijke plan uit te voeren. De AA-school was toen een broeikas van ideeën. Het was de tijd waarin sociologie en filosofie in de architectuur heel belangrijk werden geacht. Ik ben al heel vroeg het gedrag van mensen gaan bestuderen. Dat gaf me misschien de behoefte om ruimtes te creëren.

Heeft je Irakese afkomst je architectuur beïnvloed ?

Ja, maar op een erg persoonlijke manier. Dat idee van isolatie en het gevoel iets te willen behouden zijn heel belangrijk geworden in mijn leven. Mensen zijn allemaal gelijk. We kunnen allemaal verbannen worden. Je moet telkens opnieuw vechten om ergens toegelaten te worden. Wat wil zeggen dat mensen het je ook minder makkelijk vergeven als je fouten maakt, terwijl je juist kan leren en groeien als je je de luxe kan permitteren met je kop tegen de muur te lopen. Het verdreven-zijn uit je geboorteland heeft ook een positieve kant : er zitten geen tradities in de weg. Er zuigen zich geen mensen op je vast die je zeggen wat je moet doen. Je moet zelf uitzoeken wat belangrijk voor je is. Dat heeft me sterk gemaakt.

Je hebt een heel eigen weg gevolgd in je architectuur. Wie heeft die mee geplaveid ?

Ik moest me op school echt concentreren op wat ik wilde doen. Vele leraars begrepen mijn werk toen al niet. Elia Zenghelis was een van de weinige mensen in mijn jury die begrepen waar ik naartoe wilde. Ik ben naar zijn studio gegaan. Ik voelde een enorme verbondenheid met zijn visie en met wat Rem Koolhaas daar deed. Met die twee mensen kon ik iets anders doen dan wat men mij wou opleggen. Zij stimuleerden ideeënwerk. Toen ik mijn opleiding beëindigde, ben ik bij hen gaan werken. Een jaar lang was ik hun partner. Later ben ik onafhankelijk gaan werken. Ik voelde dat het, ondanks de steun en het vertrouwen dat ik van hen gekregen had, tijd was om op eigen houtje verder te zoeken.

Wat wil je met je architectuur bereiken ?

Ik wil iets nieuws maken, iets bijbrengen aan deze tijd. Ik heb een enorm sterke wil om iets te creëren. Dat heb ik altijd gehad. Iets tevoorschijn brengen uit een enorme variëteit. Ik ben gefascineerd door kunst en wetenschap en cultuur. Je moet altijd lezen, reizen en spreken met mensen. Daar haal ik mijn inspiratie uit. Door mezelf te confronteren met zoveel mogelijk dingen en mensen bouw ik een referentiekader voor mezelf uit en ga ik ook terug naar mezelf. Ik gooi me op alles : modemagazines, politieke magazines. Als architect moet je jezelf niet in een intellectueel discours verliezen. Ik leef in Londen. Ik hou van die muziekscène. Het is ongelooflijk wat een impact die scène heeft op het hele stadsleven. Die muziekjongens en -meisjes zijn volgens mij erg belangrijk voor de stad.

Hoe belangrijk is architectuur volgens jou in een maatschappij ?

Het is de eerste en meest fundamentele manier om iets te representeren. Het is de ultieme manier om je leven te organiseren. Architectuur organiseert je ruimte. In architectuur exploreer je de toekomst. Ik toch. Ik probeer te begrijpen wat er later allemaal zal kunnen plaatshebben. Ik ben altijd optimistisch. Slechte ervaringen kunnen we niet op voorhand incalculeren. Naar goede ervaringen kan je toeleven.

Ik probeer mij in te denken wat de ruimte die ik creëer zal doen aan de plaats waar ik ze inplant. In een stad bijvoorbeeld. Toen ik aan het huizenproject in Berlijn werkte, heb ik heel diep nagedacht over de functie van zo’n stad. Ik begrijp niet waarom sommigen er opnieuw het vooroorlogse Berlijn van willen maken. Je moet in de toekomst willen denken.

Er zijn fantastische architecten, mensen waar ik zeer veel bewondering voor heb, erg goeie vaklui : Wright, Niemeyer. Maar er zijn ook shit-architecten. Ze zijn niet en nooit modern. Voor sommige mensen is de ideale stad een stad waar iedereen dood is. Wat mij boeit, is die heimelijke verstandhouding tussen de verschillende gebeurtenissen en de gebouwen waarin ze zich afspelen.

In onze maatschappij is er iets fundamenteels zichtbaar aan het worden. Privé-ruimtes hebben bijna alle plaats ingenomen. De vraag waarmee we in toenemende mate geconfronteerd zullen worden is : hoe gaan we de publieke ruimtes vorm geven ? Hoe maak je de ruimte meer open ? Het idee dat achter urbanisatie schuilgaat, zou je moeten vertalen naar iedere plek die gemaakt wordt. Hoe beweeg je een gebouw van een gesloten naar een open gevoel ?

Licht is een belangrijk gegeven in je werk.

Gebouwen met veel licht laten het leven dat er zich in afspeelt meer bewegen. Een stad raakt daardoor ook minder verstopt door gebouwen. Het licht kan worden herhaald in zekere bewegingen in de gebouwen, beslist hoe een gebouw evolueert. Ik wil graag het idee van een huis verzoenen met een glazen building. In mijn ontwerp voor het Opera house heb ik dat heel sterk gedaan. Een opera wordt te veel beschouwd als een object, iets wat ver van de mensen afstaat, een gesloten doos. Ik wilde een plaats ontwerpen die een wereld op zich is maar toch niet gesloten. Als je door de gangen wandelt, moet je de geluiden horen die uit de repetitieruimtes komen. Door het glas kan je mensen zien die piano spelen. Ik vind die openheid belangrijk voor een omgeving. Ik wilde dat die opera ook energie kan geven aan de buurt en de mensen die er voorbijwandelen.

Is er in al die jaren iets aan je stijl veranderd ?

Het is moeilijk om over je eigen werk te spreken. Ik doe nog steeds hetzelfde maar soms vanuit een ander gezichtspunt. In mijn werk is één ding veel belangrijker geworden : de kwaliteit van de ruimte. De luxe van ruimtelijkheid heeft een belangrijk effect op de gebruiker van de ruimte. Architectuur is mensen een mooie plaats geven. De luxe van een plaats wordt niet bepaald door marmeren vloeren of gouden deurknoppen. Daar hou ik niet van. Luxe is het gevoel dat een plek er voor jou is. Als architect sculpteer ik ademruimte.

Hoe ethisch kan architectuur zijn ?

Die ethiek ligt in de verhouding tussen projectontwikkelaars, architecten en gebruikers. Je leert. In het begin bouw je en denk je in termen van ideeën. Mijn vraag is nu : hoe kunnen mensen zich gedragen in die gebouwen ? De nieuwe vraag wordt door velen ook geformuleerd als : ?Hoe rijf ik een project binnen ?? Door dat nauwe verbond is architectuur altijd politiek. Je kan nergens iets zomaar maken. Dat is de tragedie van de architectuur aan het worden. Architectuur moet toch als fundamenteel doel de verbetering van onze leefwijze hebben. Maar projectontwikkelaars willen zoveel mogelijk kleine ruimtes zo optimaal mogelijk benutten. Ze willen niet echt plaats maken.

Bestaat er dan duivelse architectuur ?

Jazeker. Het Kwaad zit in die hamsteraars, de mensen die met de werkcontracten zwaaien. Goede ideeën worden weggeschoven als zij er niet van houden. Als in hun vergadering drie mensen zitten die er niet van houden, dan moet het weg. Op de duur wordt de competitiegeest van architecten belangrijker dan de ideeën die ze hebben. Als iedere architect in de wereld daar een beetje minder aan zou toegeven, zou dat beetje bij beetje wel veranderen. Dan zou er niet zoveel rommelwerk in de straat te zien zijn. Voor de projectontwikkelaars geldt alleen dat er een gebouw moet staan. Een gebouw wordt synoniem met een lelijke building. Ze willen of kunnen niet meer dan het minimum doen. De steden zouden een soort adviseurs voor het gebruik van de ruimte moeten aanstellen. De toestand van de jongste jaren is angstaanjagend. We moeten de impact die architectuur op een stad heeft weer onder de belangstelling brengen van het brede publiek. We zouden mensen meer moeten opvoeden tot interesse voor de vormgeving van hun leefomgeving.

Nu worden gebouwen te veel bekeken vanuit commercieel en prestigieus oogpunt. Tegen zo’n stevige macht als de projectontwikkelaars kan je als architect niet alleen vechten. Je hebt steun nodig. Maar architecten zijn zwak en week. Ze hebben geen lobby. Ze kunnen schreeuwen maar niemand zal naar hen luisteren. Het is ironisch. Mensen die de stad willen promoten, bereiken alleen maar wat ze willen vermijden. Ze maken fundamenteel kleine getto’s. Het hele concept van stad raakt verkracht.

En de façade-architectuur wint veld.

Ja, dat is het belang van projectontwikkelaars : de façade. Wat achter de façade gebeurt, mag vol bloedeloze ideeën zitten. Liefst, dan nog. Want ideeën kosten geld. Dat soort mensen is gevaarlijk en is onze wereld kapot aan het maken. Ze kiezen liever voor dure deurknoppen dan voor een mooi idee achter een gebouw. Er moet niet meer gedacht worden in de architectuur, er moet opgebracht en geshowd worden. Ik vind dat een gebouw, en dat vind ik ook bij mensen, zo’n kracht moet uitstralen dat je je amper kan bedwingen om erin door te dringen.

Ben je erg gedesillusioneerd ?

Neen, ik wil blijven vechten. Maar ik weet intussen wel dat het je als architect maanden gepalaver kost om ergens een raam in te kunnen plaatsen. Ik wil niet gedesillusioneerd geraken. Ik ben er vast van overtuigd dat het op lange termijn veel meer loont om open te zijn tegenover iedereen en gewond en beschadigd te geraken, dan om je te isoleren in je gemor.

Londen wil in 2000 een nieuwe, bewoonde brug over de Thames. De stad schreef een wedstrijd uit, en aarzelt nog tussen twee ontwerpen, waaronder dat van Hadid (zie pag. 134).

Boven : de Moonsoon bar in Sapporo, Japan (links), en 42nd Street Hotel in New York (rechts). Onder : de huizen Block 2 van IBA in Kreuzberg, Berlijn.

In 1994 won Hadid een architectuurprijs met het transparante Cardiff Bay Opera House.

Het Spiraalhuis, een eengezinswoning in Den Haag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content