Voor de galerij

Tegelijk straat en monument is de Koninklijke Sint-Hubertusgalerij een pareltje van Belgische architectuur. Honderdvijftig jaar oud werd ze zopas in haar oude glorie hersteld.

Als de zon schijnt, lijkt de Koninginnegalerij pas echt op een bijenkorf. Het gonst er van bedrijvigheid. Mensen lopen weg en weer. Sommigen vinden een plekje op een van de terrassen of kuieren langzaam voorbij de winkeletalages. Anderen haasten zich voort. Op weg naar de werkplek of naar een trein in Brussel Centraal. Wie de Koninginnegalerij en de Koningsgalerij – samen met de Prinsengalerij vormen ze de Koninklijke Sint-Hubertusgalerij – dagelijks gebruikt als passage heeft nauwelijks oog voor de architectuur ervan. Het is nochtans een pareltje. Ontworpen door Jean-Pierre Cluysenaar, gebouwd in 1846 en ingehuldigd in 1847. Ter gelegenheid van de 150ste verjaardag werd besloten om de restauratie van dit monument (beschermd sedert 1986) aan te pakken. De voorbereidende activiteiten startten twee jaar geleden; de finishing touch werd dit voorjaar aangebracht.

“Probeer even alle kleuren weg te denken”, zegt Angèle Boddaert wijzend op de hoge muren die opnieuw die oud-roze tint kregen, onderbroken door kolonnen en friezen in faux marbres. Hoe kaal moet het zijn geweest. En vooral eentonig. Tot voor kort had alleen het gelijkvloers met zijn zwarte en rode marmer kleur. Daarboven was er niets dat de blik even kon vangen; in 1964 werd alles grijs en wit gekalkt: “In die periode was het gewoon niet bon ton om kleur te gebruiken in interieurs. Al wilde men hier door de muren wit te schilderen de verticaliteit doorbreken.” Na haar opleiding als kunsthistorica specialiseerde Angèle zich in het marmerschilderen aan het Van der Kelen Instituut. Na een zware selectieprocedure werd zij uitgekozen om de faux marbres opnieuw op de muren aan te brengen. Na de herstelling van het glazen dak en het schilderen van de muren in de oorspronkelijke kleur, was dat de kroon op het restauratiewerk.

Marianne Decroly deed het voorbereidende werk. Zij en haar team hebben op verschillende plaatsen venstertjes gemaakt, waardoor de onderliggende originele beschildering zichtbaar werd. Zoals hier,” wijst Angèle in de Prinsengalerij. Die is nog niet gerestaureerd. De muren zijn er nog grijs, op enkele kleine vierkantjes na: “Hier zie je dat dit gedeelte oorspronkelijk beschilderd werd in een houtimitatie.”

Maar terug naar de andere galerijen, waar na de venstertjes grotere delen bloot werden gelegd. Al snel bleek dat het te omslachtig, te veel werk en vooral te duur zou worden om in heel het complex de originele tekening tevoorschijn te halen. Vandaar de logische keuze om alles in de oorspronkelijke stijl te herschilderen. Angèle en haar twee medewerksters – Claire Cattier en Martine Pestiaux – konden pas aan de slag nadat de schilders hun werk hadden beëindigd. Twee keer vier maand hebben ze met oneindig veel geduld de marmerimitatie aangebracht. “Het kleurenpalet samenstellen was eigenlijk het moeilijkste”, zegt Angèle. “Dat is echt zoeken. Het zwart bijvoorbeeld in de fries net boven de winkels, was oorspronkelijk heel diep zwart, een kleur die je vandaag bijna niet meer vindt. Dus moet je een tint zoeken die het origineel zo dicht mogelijk benadert.” Honderdvijftig jaar geleden was marmer heel populair. Tal van 19de-eeuwse gebouwen werden ermee opgesierd: marmer betekende zoveel als standing. Hoe exotischer de afkomst, hoe liever. En wie zich geen echt marmer kon veroorloven, liet het naschilderen. In de Sint-Hubertusgalerijen werden verschillende soorten nagebootst: sommige heel natuurgetrouw, terwijl andere echte fantasieën zijn. “Dat heel realistisch geschilderde imitatiemarmer is typisch voor de 19de eeuw”, vertelt Angèle. “Achttiende-eeuws imitatiemarmer is veel vrijer van stijl. Dat is een van de elementen aan de hand waarvan je dergelijke schilderingen kan dateren. Wat hier trouwens opvalt, is dat de onderste imitaties veel realistischer zijn dan de bovenste. En dat heeft dan weer te maken met het theatrale karakter ervan: het was belangrijk dat het marmer van ver opviel. Het had dus helemaal geen zin om bovenin veel diepte te geven en heel gedetailleerd te werken, wie beneden stond en staat ziet het toch niet. Het moest marmer líjken. Het hoefde dus niet zo fijn te zijn. Voor ons was dat echter niet makkelijker. Terwijl je schildert, zie je het van dichtbij en denk je ‘dit is niet mooi’. Maar als je van je stelling komt, zie je pas dat het goed is.”

De restauratie van de Koninginne- en Koningsgalerij is meer dan geslaagd te noemen. En intussen zijn de eerste voorbereidingen begonnen voor nog meer restauraties: het schitterende Vaudeville-theatertje en de Prinsengalerij. Wordt vervolgd.

Hilde Verbiest / Foto’s Jan Verlinde

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content