Vondst op de vlooienmarkt
Verscholen in het hart van de Parijse Marché aux Puces ligt ‘La Petite Maison’ van antiquair Stéphane Olivier. Het huisje op zich lijkt wel een ’trouvaille’.
De Parijse brocanteurs en speurneuzen noemen elk kleinood dat ze onverwacht op de kop hebben getikt een ’trouvaille’. Daarmee wekken ze graag de indruk dat ze er eigenlijk niet naar hebben gezocht, maar het object in kwestie door puur Fingerspitzengefühl of zeg maar ‘een fijne neus’ gevonden hebben. Zo is het ook gegaan met dit adresje dat ik ontdekte via een Franse vriend die graag en dikwijls door de buurt van de Marché auxPuces struint. Ik ben natuurlijk niet de enige die de plek kent, want wie de beroemde vlooienmarkt aan de Parijse Porte de Saint-Ouen regelmatig bezoekt, valt hier vroeg of laat binnen. Maar toch, het wonderlijke huisje ligt in een zijstraat, in de rue Paul Bert, en wordt door een stevige groene haag aan het straatzicht onttrokken, waardoor veel mensen er voorbijwandelen. En dat vindt bewoner en antiekhandelaar Stéphane Olivier niet eens zo erg, want zoveel klanten heeft hij nu ook weer niet nodig. Zijn winkeltje staat vol, maar is klein, de voorraad is beperkt en vermoedelijk kleiner dan het aantal belangstellenden wel zou willen. Maar we hebben het hier niet over zijn zaakje op de gelijkvloerse verdieping, maar over zijn woning, de krappe kamers erboven, eveneens volgestouwd met goederen uit de oude doos.
In zo’n woning zou je misschien een kerel op leeftijd verwachten met een grote snor en een pet op. Maar verrassend genoeg is Stéphane Olivier een jongeman die de beau monde van de Franse hoofdstad goed kent en onder zijn cliëntèle heel wat beroemdheden telt. Hij is nu eenmaal weg van oude dingen, en houdt minder van moderniteiten uit de voorbije eeuw. Wat hem precies aantrekt in oudheden legt hij uit aan de hand van een aanwinst die hij pas heeft gedaan : een versierd zoutbakje van kurk, gemaakt in de achttiende eeuw ergens in Zuidwest-Frankrijk. Stéphane Olivier : “Aan die mooie doos voel je het voorbijglijden van de tijd. Er is uren aan gewerkt door de maker, en dan heeft de tijd jarenlang zijn werk gedaan door te zorgen voor een poëtische patina. Ik hou enorm van simpele gebruiksvoorwerpen, meer dan van kostbare topantiquiteiten. Nogal wat mensen die opgegroeid zijn tussen kostbaarheden snakken naar iets simpels en natuurlijks. Zelfs zij die hun leven slijten in een hedendaagse en computergestuurde wereld doen dat. Deze doos is zo charmant omdat ze van een nobel materiaal is gemaakt en naamloos is. Van veel volkskunst is de auteur niet bekend. Die mensen waren nederig en zo verschillend van wat wij nu meemaken : designers plakken meteen overal hun naam of logo op, ze nemen zichzelf erg au sérieux. Dat is trouwens een van de redenen waarom ik hier amper hedendaagse kunst exposeer.”
Pretentieloos
Stéphane Oliviers woning heeft weliswaar een duidelijke uitstraling en getuigt van een zekere klasse, maar is niet pretentieus. En dat geldt overigens voor de hele buurt, want in de week, als alle zaken gesloten zijn, lijkt de wijk van de vlooienmarkt eigenlijk wel een beetje op een soort bidonville. Althans aan de buitenkant want achter al die vuile, met graffiti bespoten poorten, schuilen veel mooie dingen. De mensen zijn eenvoudig, je stapt overal moeiteloos binnen, de antiquairs staan altijd open voor een leuke babbel. Hier huizen niet de chique handelaren van de Rive Gauche, waar de etiquette serieus wordt genomen. Het is in die ontspannen sfeer van de Puces dat Stéphane Olivier zich thuis voelt : “Het is een heerlijke buurt waar het rustig kan zijn. Er wonen ook meer en meer leuke mensen, velen van hen komen trouwens uit de modesector.”
Stéphanes woning heeft iets van een pannenkoekenhuis : klein, knus en schilderachtig. Het werd rond 1910 opgetrokken, toen deze buurt ten noorden van de stad wortel schoot. De eerste vlooienmarkten werden hier ruim een kwarteeuw eerder georganiseerd. In de jaren die volgden werden er heel wat kleine huisjes gebouwd met een landelijk karakter. De woning heeft niet alleen een voortuintje maar ook een achtertuin waar Stéphane oude tuinornamenten exposeert. De krap bemeten kamers boven staan vol oudheden. Wie van kale ruimtes houdt, zou hier niet aarden, maar eigenlijk moet je zo’n interieur op een andere manier bekijken. Dit is meer een rekwisietendecor waarin de antiquair evolueert als een acteur op de scène. Ik verdenk hem er trouwens van dat hij daar ook daadwerkelijk enkele knepen van het vak heeft geleerd.
Zo zie je dat de mensen op de Parijse Puces minstens even kleurrijk zijn als de koopwaar. Je gaat er niet alleen om iets op de kop te tikken, maar evenzeer om ideeën op te doen. Decoratie-antiquairs als Stéphane Olivier zijn behoorlijk spitsvondig, ze schuiven objecten naar voor waarvoor niemand eerder belangstelling had, zoals de grote ijzeren brandkast uit het directoiretijdperk. Stéphane : “Goed twintig jaar geleden had niemand kunnen denken dat dit curiosum ooit bij een antiquair te koop zou worden aangeboden. Niet dat we nu altijd uitpakken met wat vroeger geen waarde had, omdat mooie koopwaar niet meer voor handen is. Daar gaat het niet om. Maar zo’n lekker versleten en verschoten kast is prachtig, daar moet je juist leren bij stilstaan. Als er iemand langskomt die deze kast wil herschilderen, dan krijgt hij ze niet.”
:: Info : la.petite.maison@wanadoo.fr
Tekst Piet Swimberghe I Foto’s Jan Verlinde
Stéphane Olivier : “Oudheden zijn een soort metafoor voor de eeuwigheid, je bent er de tijdelijke bezitter van en daarom moet je er zorg voor dragen.”
Twintig jaar geleden had niemand kunnen denken dat een curiosum als een oude ijzeren brandkast ooit bij een antiquair te koop zou worden aangeboden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier