Vol-au-vent
Geen choucroute, geen coq au vin, maar vol-au-vent. Dat wilde de mij totaal onbekende meneer samen gaan eten, aldus het vriendelijke mailtje dat ik onlangs mocht ontvangen. Dat het een volstrekt culinair aanzoek betrof, preciseerde hij nog, wegens gelukkig getrouwd. Jaja, zo kennen we ze wel. En voor je ’t weet gelukkig gescheiden. Die vol-au-vent hebben we dus nooit geconsumeerd, laat staan elkaar, wat het voorstel niet minder intrigerend maakt. Wat heeft vol-au-vent dat tomates crevettes niet heeft ? Staat het onder fijnproevers bekend als een afrodisiacum ? Verraadt mijn blik een diepe behoefte aan gevogelte in een aan behangerslijm verwante substantie ?
Soit, ik moest opnieuw aan die vol-au-vent denken toen ik op mijn bureau een boekje vond met de veelbelovende titel Alles over versieren. Dat was daar in de slipstroom van Valentijn terechtgekomen en vervolgens zoek geraakt, tot een papierverschuiving van 7 op de schaal van Richter het weer aan het licht bracht. Het betreft dan ook een zeer handzaam werkje, dat de man of vrouw op vrijersvoeten gemakkelijk in achterzak of handtas kwijt kan, mocht het in het heetst van de queeste aan inspiratie mangelen. Robert Castermans heet de Nederlandse auteur, eerder verantwoordelijk voor Toptips voor een hoger salaris. Mogen ze mij ook altijd toesturen.
En ja, ik weet het, ik zou beter de nieuwe Connie Palmen of iets anders intellectueel verantwoord lezen, maar een zekere hang naar het triviale is mij niet vreemd. Vandaar dat in het hoofdstuk ‘De 101 beste openingszinnen’ mijn oog valt op de volgende voltreffer : “Mijn pommes parisiennes willen graag kennismaken met jouw doperwten.” Tijdens het diner, staat er ter verduidelijking bij. Ja, bij de tramhalte of in de wachtkamer van de tandarts lijkt mij deze ijsbreker minder geschikt. Bovendien vind ik de formulering ietwat vrijpostig. Noem mij ouderwets, maar met ‘uw doperwten’ zou een potentiële aanbidder zijn kansen bij mij aanzienlijk verhogen. De vol-au-ventmeneer was tenminste beleefd. Maar voedsel blijkt wel degelijk een belangrijk aanknopingspunt te zijn, getuige de suggestie in de paragraaf In de supermarkt : “Weet jij wat dit is ? Als er maar geen vlees of vis in zit, want ik ben vegetariër.” Fijn voor die meneer, maar bij mij gaat een sneetje van het varken er wel in. Of waarom niet, kipfricassee en gehaktballetjes in een bladerdeegbakje. Kortom, die vegetariër kan het vergeten. Op een feestje wordt het helemaal te dol. “Je moet deze toastjes eens proberen,” souffleert Castermans zijn potentiële versierder in, “alsof de engel Gabriel op je tong piest, zo lekker zijn die.” Een engel die toastjes piest, daar moet je echt wel gereformeerd voor zijn. Nee, het wordt niets met de culinaire vrijerij. Vooral als die vent ook nog van mijn drankje wil proeven. En zijn mond brengt naar de plek waar ik tevoren mijn lippen heb gezet. Wat een stelletje viezeriken zeg, die Hollanders. Wat is er trouwens mis met het goeie ouwe “Komt u hier dikwijls ?”.
Alles over versieren, Robert Castermans, uitg. Aramith, 157 p, 12,50 euro, ISBN 978 90 6834 212 3.
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier