Vlucht vooruit

Jérémie Hakeshimana met zijn gezin : „We wonen nu vijf jaar in Westmalle en ik zou er niet meer weg willen. Maar in het begin was ik doodongelukkig." © FILIP VAN ROE

Vijf jaar geleden vluchtte muzikant Jérémie Hakeshimana uit Burundi en vroeg asiel aan in België. In de Kempen begonnen hij en zijn gezin aan een nieuw bestaan : ?Ik had al veel opgebouwd, en daarop bouw ik voort.” Jérémie is nu geluids-technicus bij de stad Antwerpen.

Een rijtjeswoning aan de Oude Baan in Westmalle. Daar woont Jérémie Hakeshimana, geboren op 28 augustus 1975 in Kanyosha, een dorp in de buurt van Bujumbura, de hoofdstad van Burundi. Hij woont er met zijn vrouw Flora Nimbona en hun zes kinderen. De oudsten, Daniella en Fiston, zijn een tweeling van veertien, dan volgen Christophe, Jérémie Junior, PaxMaxLux, en Joyce Glory, de jongste, drie jaar oud. Joyce Glory, in het dagelijks leven Joy, is de enige van het gezin die in België geboren werd. De anderen kwamen allemaal in 2008 naar België. Jérémie in januari, op de vlucht voor doodsbedreigingen, de rest van het gezin voegde zich bij hem in september.

?Op 21 januari 2008 heb ik in Brussel mijn asielaanvraag ingediend. Amper één maand later had ik mijn papieren al. Plots was ik officieel politiek vluchteling. Ik was een geval apart, een kunstenaar wiens leven in gevaar was, en daarom werd mijn aanvraag ook meteen aanvaard.”

?Het is een lang verhaal, en ik weet niet goed waar te beginnen. Ik groeide op als achtste in een gezin met twaalf kinderen. Mijn familie was niet arm en niet rijk. We kwamen niets tekort. Mijn nog levende broers en zussen – vijf van hen zijn al dood – wonen nog in Burundi. De meeste inwoners van Burundi zijn katholiek, wij waren protestants. Mijn oudere broer Ignace is een pastor, daarna komt Placide die predikant is en net als mijn broer Emanuel in de kerk zingt. Dat vertel ik maar omdat ik daar mijn muzikale carrière begonnen ben. Als broertje van de predikant had ik makkelijk toegang tot de muziekinstrumenten van de kerk, en ik wilde per se gitaar spelen. Dat mocht niet, en het heeft me veel oorvijgen gekost. Snaar kapot ? Draai om de oren. Gitaren ontstemd ? Vielen er weer klappen. Toen de paters merkten dat ik talent had, hebben ze me les gegeven. Zweedse paters waren dat in Bujumbura. Ze onderwezen me notenleer. Verder ben ik auto- didact. Ik heb veel van andere muzikanten geleerd, volgde links en rechts cursussen, ook in Kameroen. Tot 1999 gaf ik muziekles in de Belgische school in Bujumbura.”

Afgezien van een kapotte snaar en een draai om de oren klinkt dat heel vredig.

Jérémie Hakeshimana : Op kleine schaal wel, maar sinds decennia liep er van alles mis in de streek van de Grote Meren. In Rwanda en Burundi stonden de Hutu-, de Tutsi- en de Twabevolking elkaar naar het leven. In de periode van de kolonisatie hadden de Belgen in Burundi van de Tutsi heersers gemaakt, de Hutu en de Twa waren de arbeiders en boeren. De boys die in de huizen en tuinen van de blanken werkten, waren Hutu. De mannen die aan de macht waren, mochten studeren en in kantoren werkten, waren Tutsi. Om te bepalen tot welke groep je behoorde, werd gewoonweg naar je neus gekeken. Was die lang en spits, dan was je een Tutsi. Had je een platte neus, dan was je een Hutu, zoals wij. Zo simpel was dat.

Ik ben van plan een film te maken die De neus heet. Dat onderdeel van het aangezicht heeft tal van oorlogen ontketend in Afrika, miljoenen mensen zijn afgeslacht omdat ze zogezegd een verkeerde neus hadden. Te absurd voor woorden. Er werd haat gezaaid tegen de andere, op alle niveaus, zowel door de regering als in families. Alle Burundezen spreken dezelfde taal, Kirundi, we hebben dezelfde cultuur, we zijn allemaal christelijk. En toch ging de waanzin zover dat Tutsimannen hun Hutuvrouw vermoordden. en vice versa.

In Burundi vond geen genocide plaats, zoals die in Rwanda in 1994. Daar hadden de Hutu de macht, en de Tutsi waren hun slaven, precies het omgekeerde van Burundi. In mijn land is tachtig procent Hutu, en vijftien procent is Tutsi. De rest is Twa : pygmee. Heel ingewikkeld. In de streek van de Grote Meren waren er al vaak stammentwisten en slachtingen geweest. Bij de onafhankelijkheid in 1962, in ’65, in ’72. Dat was allemaal voor mijn tijd, maar in ’93 was ik erbij. Ik was achttien toen er voor het eerst democratische verkiezingen werden gehouden in Burundi, en er voor het eerst een Hutupresident werd verkozen : Melchior Ndadaye. Hij was amper drie maanden aan de macht toen hij werd vermoord door het leger, dat voornamelijk uit Tutsi bestond, en er een nieuwe revolutie uitbrak. De zoveelste. Er ontstonden allerlei milities die zich wilden wreken, aan beide zijden. Er vonden weer plunderingen en lynchpartijen plaats.

Wij, Hakeshimana’s, waren een brave christelijke familie, brachten onze tijd door in de kerk en hielden ons niet bezig met politiek. Gelukkig heb ik in die hele burgeroorlog geen gezinsleden verloren, maar wel veel vrienden. Er wordt geschat dat tussen 1993 en 2003 meer dan één miljoen Burundezen voor het geweld op de vlucht zijn gegaan, en dat er driehonderdduizend mensen om het leven zijn gekomen. Toen werd er een vredesakkoord tussen de voornaamste strijdende partijen gesloten. En sinds augustus 2005 is er weer een democratisch verkozen president : Pierre Nkurunziza, zoon van een Tutsimoeder en een Hutuvader. In dat jaar werd ons vijfde kind geboren, en in de toenmalige euforie noemden we hem PaxMaxLux. Pax, zoals iedereen hem nu noemt, omdat er eindelijk vrede was. Max omdat alles toen maximaal verliep, alles was goed, iedereen was tevreden, Hutu én Tutsi. Het derde deel van zijn naam, Lux, plakten we eraan omdat het ons gezin voor de wind ging. We waren welvarend, ik had mijn eigen productiehuis, Menya Media, ik ging op in mijn muziekwereld, als zanger, gitarist en componist. Ik was beroemd en populair, en als muzikant heb ik véél prijzen gewonnen en veel tournees gedaan in Rwanda, Congo, Tanzania, Kenia enzovoorts.

U had zo te horen een goed leven. Er was vrede in het land. Waarom bent u dan alsnog moeten vluchten ?

De vrede is in dat deel van Afrika nog steeds erg wankel, de toestand kan nog altijd ontsporen of ontploffen. Ik ben altijd een gematigd man geweest en heb me nooit met politiek ingelaten. Ik was en ben een vredelievend muzikant, maar muziek heeft me uiteindelijk de das omgedaan. Samen met een aantal landgenoten en een Spaanse vzw hadden we in 2007 een documentaire ge-draaid : Syntonizer Amani, wat ‘vrede’ betekent. Ik componeerde de muziek erbij. De documentaire bestond uit getuigenissen van moordenaars. Jongens van veertien, vijftien jaar oud die vertelden hoe ze mensen hadden mishandeld en gedood. Die jongens hadden hun medewerking verleend op voorwaarde dat ze onherkenbaar werden gemaakt. De film werd in Spanje gemonteerd en begin 2008 reisde ik erheen voor de première. Dat was een regelrechte schok, want de getuigen waren niét onherkenbaar gemaakt. Ik was zo teleurgesteld én kwaad op de mensen van de vzw. Maar ze zegden : ?Luister Jérémie, we hebben het op deze manier gemonteerd omdat het de waarheid is. De wereld moet weten dat het er in Burundi zo wreed aan toe gaat.” Maar dat was levensgevaarlijk voor die getuigen.

Veel medewerkers van die film zijn ook gevlucht, anderen keerden terug naar Burundi. Een aantal van hen hebben het inderdaad met hun leven moeten bekopen. Maar ook voor mij was het levensgevaarlijk. Die getuigen waren wel herkenbaar maar ze hadden geen naam. Mijn naam stond op de affiche en ik was een bekende muzikant in mijn thuisland, en mijn productiehuis was wijd en zijd bekend. Kwam daarbij dat de regisseur van de documentaire ook Jérémie heette, en een van de getuigen ook. Maar ik was de enige Jérémie die ze kenden, en plots was ik the most wanted. Ik werd meteen bedolven onder doodsbedreigingen. ?Als je terug bent, maken we je kapot.” ?Je gaat eraan.” Je mag me uitschelden voor aap, voor uil, voor imbeciel, maar zeggen : ?Ik maak je dood”, dat gaat te ver. Ik was doodsbang. Net op dat moment stond er een concert en een presentatie van Menya Media in België gepland, en ik besloot asiel te vragen.

Flora en de kinderen waren nog steeds in Burundi. Liepen zij dan geen gevaar ?

Natuurlijk wel. Vooral Flora werd vaak bedreigd : ?Waar is Jérémie ?” Acht maanden waren we van elkaar gescheiden. Het was een grote opluchting toen ze in september 2008 ook naar België konden komen. Ik heb hun reis zelf betaald. Ik was niet arm, ik had wat geld.

We wonen nu vijf jaar in Westmalle en ik zou er niet meer weg willen. Dat was in 2008 heel anders. Het vluchtelingenbureau in Brussel verwees me door naar Malle. Doodongelukkig was ik, alsof ik de woestijn werd ingestuurd. Ik was heel onbeschrijflijk eenzaam en triest. Ik was veel liever in Brussel gebleven, ook al voor de taal : behalve mijn moedertaal Kirundi sprak ik Frans. Maar één week na mijn aankomst in Malle zat ik al Nederlands te leren in een school in Turnhout. Zes maanden daarna had ik een arbeidscontract voor één jaar in Lille, in de Kempen, bij PFL. Dan legde ik bij de stad Antwerpen een examen af voor geluidstechnicus, et voilà : daar werk ik sindsdien. En sinds Joy naar de kleuterschool gaat, is Flora ook beginnen te werken als schoonmaakster in het systeem van dienstencheques.

Het vergt heel wat moed en veerkracht, om in een ander werelddeel van nul opnieuw te beginnen.

Zo zie ik dat niet. Ik ben niet van nul begonnen. Ik ben verder gegaan. Ik had al veel opgebouwd en daarop bouw ik voort. Ik doe niet precies hetzelfde, maar ik zit nog wel steeds in dezelfde branche : muziek. Ik werd zelfs genomineerd voor een Oscar, voor de filmmuziek die ik componeerde voor Na Wéwé, een kortfilm die zich afspeelt rond 1994 in Burundi in volle burgeroorlog. Ik heb al met Axelle Red gewerkt, en met Sioen, en met veel andere bekende muzikanten, in het NTGent, in de Vooruit, het Depot in Leuven, Theatre National in Brussel enzovoorts. En nu ben ik betrokken bij het project Sing for the Climate. Uiteindelijk is onze vlucht naar België een grote stap vooruit voor ons gezin. Onze kinderen spreken Nederlands, en ze doen het goed op school. Voor hen is hier een betere toekomst weggelegd dan in Burundi.

Uw gezin lijkt goed geïntegreerd in België.

Denk ik wel, ja. Daniella heeft zelfs al eens bij het meisjeskoor Scala gezongen. Fiston behaalt goede punten op school, hij is ook bij de voetbalploeg van Westmalle, Jérémie en Christophe winnen medailles bij scholencrosses… Ikzelf spreek niet perfect Nederlands, maar ik probeer het zoveel mogelijk te doen. Dat kweekt goodwill bij de mensen, het wordt geapprecieerd. Het scheelt ook een stuk als je positief ingesteld bent. Ik heb contacten opgebouwd, met de buren, met het dorp. Ik heb een organisatietje opgericht : Malubimpa, samen met mijn vriend Renaat Gijzermans. Het betekent : alles gaat goed. Wij helpen vooral vreemdelingen die hier in de streek komen wonen. Nee, er zijn niet veel vreemde gezinnen in Malle. Vijf of zes, denk ik, allemaal lid van Malubimpa. Zelfs de burgemeester is opgetogen over ons, want als er in Malle iets te doen is, staan wij altijd klaar om te helpen.

Toch zal ik pas helemaal geïntegreerd zijn als ik in plaats van politiek vluchteling écht Belg ben en een Belgisch paspoort heb. Als politiek vluchteling ben ik noch Burundees, noch Belgisch. Ik heb mijn naturalisatie al eens aangevraagd, maar er was een foutje in de documenten geslopen en ik moest herbeginnen. Ik hoop dus over één jaar Belg te zijn.

Mist u uw geboorteland dan niet ?

Zeker wel. Ik heb er ook zoveel moeten achterlaten. Mijn familie, vrienden,… Ik ben nu vijf jaar in België, en dit is het eerste jaar dat ik me veilig voel. Zo lang heeft het geduurd. Ik heb vier jaar in angst geleefd. Ik voelde me achtervolgd, alsof er elk moment iets kon gebeuren. Pas nu ben ik op mijn gemak. Nu ben ik heel tevreden, na een aantal zeer ongelukkige jaren.

Tot lang na mijn aankomst was ik, ook letterlijk, het noorden kwijt. In Bujumbura raak je nooit gedesoriënteerd. Je ziét het altijd : dààr ligt het Tanganyikameer en dààr de bergen. Hier is alles plat. En erger nog : grijs. Terwijl het in Burundi altijd mooi weer is, en altijd warm. Maar daar ben ik ondertussen aan gewend. Behalve de zon en het klimaat mis ik vooral al de ambiance, het plezier. Hier doen de mensen alsof ze zich amuseren, maar ze lachen niet. Neem alleen al de kerk. In rooms-katholieke diensten zitten bijna uitsluitend zeventigplussers, doodernstig en muisstil. In C.E.P in Brussel, waar Flora minstens één keer per week in het koor zingt, is de dienst tenminste levendig en vreugdevol.

DOOR GRIET SCHRAUWEN FOTO’S FILIP VAN ROE

?Eén week na mijn aankomst in Malle zat ik al Nederlands te leren in een school in Turnhout”

?Uiteindelijk is onze vlucht naar België een grote stap vooruit voor ons gezin”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content