Vico Magistretti – Schoonheid komt achteraf
“Ik teken slecht, en dat is een zegen.” Aan het woord is Vico Magistretti, nochtans een van de dinosaurussen van het Italiaanse design. Een kort gesprek naar aanleiding van een nieuw boek over zijn werk.
:: Vico Magistretti, samengesteld door Beppe Finessi, uitgegeven door Corraini, ISBN 88-87942-62-5, 19 euro.
Milaan, april 2003. Vico Magistretti leidt ons door de showroom van de legendarische meubelfabrikant è De Padova. De eerste verdieping is volgestouwd met zijn eigen ontwerpen, maar de 83-jarige designer heeft er geen oog voor : hij is op zoek naar een plek die enigszins afgeschermd is van het rumoer van klanten en verkopers. Uiteindelijk nestelen we ons in door Magistretti ontworpen stoelen, aan een door Magistretti ontworpen tafel. De aanleiding voor de ontmoeting is een pas verschenen boek over zijn werk. Geen naslagwerk van twintig kilo met harde kaft en in gulden letters gegraveerde titel, maar een handzaam kleinood : de man is te intelligent, te oud misschien, voor grootheidswaanzin. Hij heeft, zo blijkt, weinig zin om terug te kijken op zijn leven en werk. Dat is begrijpelijk, en dus niet erg. Op een bepaald moment in een lang leven heeft men alles al verteld, honderd keer of daaromtrent. Hij is ook hardhorig, wat hem goed uitkomt : hij hoort alleen wat hij wil horen.
Zijn carrière overbrugt vijf decennia. Hij heeft in die periode zo’n 350 projecten ontwikkeld, waarvan een aanzienlijk gedeelte nog voorradig is : een soort garantie voor de kwaliteit van zijn werk. Twaalf geesteskinderen van Magistretti zijn opgenomen in de permanente collectie van het Museum of Modern Art van New York, een ander keurmerk. Zijn trofeeënkast zakt door onder het gewicht van de medailles, grand prix en andere Compassi d’Oro. Hij beschouwt zichzelf voor alles als architect : hij studeerde bouwkunde aan de beroemde Polytechnische School van Milaan en begon zijn loopbaan anno 1945 in het architectenkantoor van zijn vader, gespecialiseerd in stadsplanning en interieurontwerp. Aan design waagde hij zich vanaf de jaren zestig (zijn allereerste meubelontwerp, het prototype voor een plooistoel uit 1946, was eerder dit jaar te zien tijdens een tentoonstelling in Genua). Hij spreekt liever niet van design. “Dat is toch zo’n dom woord”, vindt hij. “Een asbak of een wolkenkrabber, dat is voor mij hetzelfde.”
Aanvankelijk vulde de designer de gebouwen van de architect. De armstoel Carimate, uit 1960, zeker een van zijn sierlijkste ontwerpen, diende oorspronkelijk voor het restaurant van een golfclub in Carimate. Die roodgelakte stoel, een variatie op een bekend thema, namelijk de traditionele stoel met strooien zit, werd destijds in productie gebracht door Cassina, è De Padova nam later de licentie over. Met dat bedrijf heeft Magistretti een bevoorrechte relatie : zowel oud als nieuw werk krijgt er onderdak, al werd de voor dit najaar aangekondigde heruitgave van de Sindbad, een door een vliegend tapijt geïnspireerde armstoel en sofa uit 1981, onverwacht geschrapt.
Een groot aantal van Magistretti’s grootste hits dateert van de jaren zestig, toen de nog piepjonge Italiaanse designindustrie zijn eerste, vroege hoogtepunt bereikte. In 1960 ontwierp hij ’s werelds eerste plastic stoel, de Selene. Die werd aanvankelijk ontwikkeld voor Artemide, dat zeven jaar wachtte met de lancering. De productie werd later overgenomen door het Amerikaanse Heller. De Selene is opgevat als een soort spel met weerstand. Die wordt gecreëerd door een vel van drie millimeter dikte te plooien. Rug en zit zijn concaaf, voor extra comfort, en de uiteindes zijn ter versteviging gebogen. Het plastic tafeltje Demetrio (Artemide 1964) was het eerste meubel in reglar, een met vezelglas versterkt plastic, geïnspireerd door containers in een Duits fotolaboratorium. “Ik nam een van die containers,” zegt Magistretti in zijn nieuwe boek, “draaide het ding om en sneed de zijkanten grotendeels weg. Zo verkreeg ik kleine tafels die op elkaar konden worden gestapeld.” Nog in de sixties bedacht Magistretti een aantal beroemd geworden lampen, zoals de Eclisse (Artemide, 1965), een tijdloze klassieker gebaseerd op een simpel idee : de intensiteit van het licht wordt aangepast door de stalen kap voor de lamp te schuiven. ” Gismondi Artemide wou een nachtlamp, aangezien iedereen nu eenmaal een bed had.” De Chimera (Artemide, 1966) heeft iets van een rechtopstaand gordijn, noem het de modernistische interpretatie van een decorstuk uit een antiek Grieks drama. In werkelijkheid is het een gegolfde plaat van translucide wit methacrylaat.
Beweeglijk
Twee hoogtepunten uit de jaren zeventig : de lamp Atollo (gelanceerd door O Luce, 1977) en het zetelsysteem Maralunga ( Cassina, 1973). De Atollo is een bolle lampenkap op een ronde sokkel, die eindigt in een scherpe punt. De truc, uitgelegd door magiër Magistretti : “Gewoonlijk werpt een lampenkap het licht naar beneden. In dit geval wordt het licht tegen de binnenkant van de kap geprojecteerd. Waarop het naar beneden valt en gereflecteerd wordt door de sokkel. En zo spreidt het licht zich op horizontale wijze.” Het resultaat is, hoezee, een perfecte leeslamp. De Maralunga heeft het statuut van bestseller al decennia geleden verworven. Bijzonder is de rug van de fauteuil en bank. Die kan gedeeltelijk naar binnen worden geplooid. Zo ontstaat een andere manier van zitten, een ander meubel eigenlijk ( Patricia Urquiola ontwierp dit jaar een gelijkaardige bank voor Moroso, zie trendrapport pagina 28 e.v.). “Ik heb altijd van voorwerpen gehouden waarvan je de functie kunt veranderen”, aldus Magistretti. “De Maralunga was een groot commercieel succes omdat die sofa er extreem zacht uitziet en bovendien de magie van de beweging uitstraalt. Mensen bewegen graag dingen.” In zijn boek beschrijft Magistretti de reactie van fabrikant Cesare Cassina toen die de Maralunga voor het eerst te zien kreeg : “We zullen er hopen van verkopen.” En zo geschiedde.
Van de jaren tachtig blijft de eerder vermelde Sindbad hangen, een deken gegooid over een stalen structuur (Cassina, 1981). In het nieuwe boek staat een onuitgevoerd ontwerp afgedrukt van een vooruitziende Poltrona / Tapetto, een hybride van fauteuil en tapijt waarbij een in een deken gehuld kussen in allerlei posities kan worden gesteld. De poten van zijn industrieel uitziende tafel Edison (Cassina, 1985) waren geïnspireerd door de stalen buizen van gasverlichtingssystemen. Ons favoriete Magistretti-ontwerp uit de jaren negentig is de Kenia (Campeggi, 1995), een gemakkelijk te vervoeren vouwstoel die elementen van de paraplu en het stuur van een fiets integreert.
Is er een periode die hij interessanter vindt dat andere ? “Ik kan moeilijk een onderscheid maken”, zegt hij over de geschiedenis. “Alles is begonnen in de jaren zestig, en het blijft maar duren, ook nu nog. Ik kom nooit graag terug op werk dat voltooid is, nooit. Een beetje zoals een misdadiger niet graag terugkomt op de plek van zijn misdaad. Als ik terugdenk aan mijn werk, dan zie ik gewoonlijk alleen de fouten die ik gemaakt heb. Dat vind ik niet zo erg. Ik begrijp dat er iets overblijft van mijn ontwerpen, ondanks de fouten. Het probleem is dat werken vermoeiender wordt. Ik heb misschien minder energie dan vroeger. Je moet voortdurend nadenken, oplossingen trachten te vinden. Je moet een duidelijk concept neerzetten, een ontwerp moet betekenisvol zijn.” Magistretti zucht nog eens dat hij “verschrikkelijk moe” is.
Briljante eenvoud
Het nieuwe boek is interessant, vindt hij. “Er staan schetsen in van meubels en producten die nooit gerealiseerd zijn, tekeningen waarvan ik het bestaan vergeten was. Schetsen zijn voor mij belangrijker dan technische tekeningen. Ze drukken het concept uit van mijn werk, de complexiteit ook.” Nochtans tekent hij helemaal niet zo graag. Een ontwerp is voor hem immers pas succesvol als hij het niet hoeft uit te leggen met een tekening. “Ik moet het over de telefoon kunnen vertellen. Dat moet volstaan.” Waarmee hij wellicht bedoelt dat design voor alles eenvoudig moet zijn. “Ik probeer de dingen zo simpel mogelijk te ontwerpen, door alles wat overdreven is te schrappen. Ik ben het eens met Ludwig Mies Van der Rohe, die vond dat minder meer is. Ik denk dat dat de juiste manier is om ons werk te begrijpen.”
“Magistretti’s projecten hoeven hun stem niet te verheffen”, schrijft designcriticus Beppe Finessi in het nieuwe boek. “Ze moeten hun spieren niet tonen. Ze zijn erg vernieuwend omdat ze, voor alles, geruggensteund worden door concepten, intuïtie en ideeën. Die Magistretti, met zijn spreekwoordelijk understatement, uitlegt als elementair en vanzelfsprekend. Voor alles, ideeen. En dan, als een logisch gevolg, technologie, detail, afwerking en de rest. Briljant, scherp, eenvoudig, snel, efficiënt.”
Magistretti benadrukt ook het belang van gewicht, of het ontbreken ervan. “Neem een stoel. Die kan nog zo mooi zijn : als hij te zwaar is, dan is dat ridicuul. Zes kilo, dat is ridicuul. Drie kilo is goed. Vijf, neen. Een designer die zegt : mijn stoel is een beetje zwaar, maar is hij niet mooi ? Zo’n designer is ridicuul. ’t Is mooi, maar ridicuul. Neen. Als designer moet je dingen veranderen. Je moet alle argumenten bekijken. Ik denk dat architectuur altijd geconditioneerd moet zijn door de werkelijkheid.”
En hij besluit : “Ik teken slecht, en dat is een zegen. Ik ben ook nooit verleid geweest door de schoonheid van een tekening. Stel, je moet een cirkel tekenen. Dat is gemakkelijk : een cirkel, dat is een cirkel.” Is schoonheid belangrijk ? Wellicht wel. “Maar schoonheid heeft niets te maken met functionaliteit. Schoonheid komt achteraf, als het voorwerp af is, niet eerder. Alles welbeschouwd is het een resultaat. Dat mogelijk is, maar niet zeker.” n
Tekst Jesse Brouns
Magistretti : “Alles is begonnen in de jaren zestig. En het blijft maar duren, ook nu nog.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier