Valencia, tussen de sinaasappels
Tussen oud en nieuw is Valencia een stad van wedergeboorte. Van de graal, paella en horchata tot de bruggen zonder water en de ‘Ciutat de les Arts i de les Ciències’ is de stad op weg naar zee. Of de metamorfose van Valencia, dat niet vergeet dat het ook een levendige grootstad is.
Het moest er van ko men : niet Real Madrid of FC Barcelona maken het mooi weer. Met landstitels en Europese beker is Valencia CF een nieuwe ster aan het Spaanse voetbalfirmament. Als Spanjes derde stad is de hoofdstad van de Levante ook toeristisch aan een opmars begonnen. In een monotoon landschap van haven, autosnelwegen, rijst- en sinaasappelvelden van La Huerta smukt Valencia zich met een vitaal aanbod : niet alleen in het voetbal wordt gescoord. Het is donderdag en voor het portaal van de basiliek is een mensenzee getuige van een eeuwenoude traditie : tijdens het Tribunal de las Aguas, het watertribunaal, worden problemen in de Huerta bijgelegd. “Water is erg kostbaar. Conflicten tussen de boeren worden openbaar gevonnist”, zegt een rechter. “Dit voorjaar heeft het veel geregend, er is voldoende water. Vandaag is een korte zitting zonder klachten.”
De omstanders gaan vrolijk uiteen, de vleermuis in het stadswapen lacht. Ik kies me een terras en kijk naar de parade van dagelijks leven, naar de naakte meisjes die met waterkruiken een naakte man omringen, vader Turia die de rivier symboliseert. Twee kerkgevels, door een boog verbonden, worden gekliefd door de duiven die rond de fontein op zoek zijn naar verkoeling. De Plaza de la Virgen is de trotse symboliek van het katholieke Spanje : de Basílica de losDesamparados voor de Maagd van de Hulpbehoevenden, de patrones van de stad, prijkt naast La Seu, de kathedraal die op de plaats van een moskee is gebouwd. Zestig meter hoog reikt de octogonale toren, in het Valenciaans de Micalet en in het Spaans de Miguelete.
Binnen is gotiek verrijkt met barok. Achter het altaar ontvangt de Maagd van het Koor zwangere vrouwen : ze brengen bloemen, maken negen rondjes en krijgen bescherming. Daar ligt ook de linkerarm van martelaar San Vicente, maar de bezoeker komt voor de relikwie in de Capilla del Santo Cáliz : na een lange omzwerving zou de Graal in de kapel zijn ultieme bestemming hebben gevonden. Met meer authenticiteit hangen in een kapel twee doeken van Goya. Langs de achterkant verlaat ik de kerk en sta te midden van de barokke overdaad van de Plaza de la Reina, geborduurd met galeries en antiekwinkels. Dan moet ik kiezen uit twee horchaterías, El Siglo of Santa Catalina, waar ze horchata schenken, een melkachtig drankje van aardamandel- of tijgernoten, koel, dorstlessend en goed voor mijn cholesterol.
De tuin van Romeinen en Arabieren
Het oude hart bruist, klopt, hunkert naar leven : de Ciutat Vella is een kosmos van winkels en restaurants, stegen, pleintjes en veel mensen op straat. Drukker nog is het in de Calle Colón, de winkelstraat die de oude stad en de Eixample scheidt. Zijn Valenciaans en Catalaans verwant, dan dragen beide wijken in Valencia en Barcelona ook dezelfde naam : Eixample staat voor het rastervormige patroon waarmee beide steden eind negentiende begin twintigste eeuw de modernistische tijd zijn binnengestapt, met een boulevard, een diagonaal en rechte straten. Het is de wijk van het dagelijkse leven met kantoren die onderdak vinden in statige herenhuizen.
Een geniale vondst is dat elk kruispunt is omgetoverd tot achthoekig plein, wat ruimte geeft aan bars, restaurants en terrassen. Op de toog van een café staat clóchinas temporada : in Valencia heten mosselen niet mejillónes maar clóchinas, ik profiteer met een ijskoude pint van het tijdelijke aanbod. In de Eixample is Valencia een samenvatting van Spanje : Madrileense grandeur, palmen van Sevilla, het stratenplan van Barcelona en de eigen charme. Tussen voorname gevels fonkelen de frontons van de Mercado de Colón, gestut door baksteen en gekruld ijzerwerk. De markt is veranderd in een ontmoetingsplaats met bloemenwinkels en restaurants. Op de gevel stralen oogverblindende mozaïeken met taferelen uit La Huerta, de tuin van Romeinen en Arabieren die irrigatiekanalen bouwden : druivenpluk, oogst, vrouwen in traditionele klederdracht tussen de sinaasappelbomen. Zo ligt het rijke Valencia bezaaid met fraaie gebouwen, van het Estación del Norte tot de praal op de Plaza del Ayuntamiento. Of van het Palacio del Marqués de Dos Aguas, rococo die in Spanje zijn gelijke niet heeft en het ceramiekmuseum herbergt, tot de Mercado Central met op de torenspits een groene papegaai. Met duizend kramen is dat een van Spanjes grootste markten. Ik vind er alle producten uit de streek, geen bakjes maar bergen fruit en groenten, hammen, vis uit de Middellandse Zee en de anguila vive, levende paling uit de plassen van La Albufera. Overduidelijk is Valencia ook de hoofdstad van de paella, want nergens anders zijn zulke reusachtige pannen te koop.
Zo ben ik terug in de oude stad, een labyrint van stegen en gezellige eethuizen zoals El Kiosco met grote ramen, veel licht, ceramiektegels en spiegels, geroezemoes dat aan kabaal grenst en personeel dat voor geen geld een dagmenu serveert. Verscholen ligt de Plaza Redonda, een overdekt plein of el clot, het gat in het Valenciaans dat ooit de stek van visverkopers en slagers was, maar nu uitpakt met kantwerk en ceramiek. Rond een tafeltje klossen en lachen de vrouwen. Dan is het etenstijd. “Alles draait rond eten”, lacht Geneviève. “Nauwelijks aan het werk is het rond elven tijd voor een hapje. Afspraken maken we in functie van een maaltijd. ’s Middags en ’s avonds eten we laat en uitgebreid. Of de tweede zondag van mei als Maria van de Hulpbehoevenden wordt rondgedragen : nauwelijks heeft ze de basiliek verlaten of ze wordt alweer opgeborgen in de kathedraal, want er moet gegeten worden. Daarna gaat de processie gewoon verder.”
In La Riuá vind ik voor het middagmaal nog een tafel. Om halfvijf, na formidabele pulpitos met worteltjes, jeneverbes en looktenen, gevolgd door paella valenciana – knapperige rijst met kip, konijn, witte en groene bonen -, verlaat ik met andere, maar zeker niet de laatste gasten het restaurant. Zo gek zijn zelfs de Italianen niet.
Het water achterna
Nabij een stadspoort koestert Valencia een van de grote musea voor moderne kunst in Spanje, het Institut Valencia d’Art Modern. Ik kijk naar beeldhouwwerk van Julio González, loop door de Jardín del Turia en steek de Puente de Serranos over. Valencia is een stad van bruggen. Na de overstroming van 1957 is de Turia even wel door een kanaal omgeleid, waardoor de bedding droog staat en een groen lint rond de stad kronkelt. Zo’n tuin is goed, maar een tuin met water is beter. Dat mis ik : Valencia heeft zich niet alleen afgekeerd van de zee, maar ook van de rivier. De bruggen lijken overbodig. Geef ze water, zoals Gent water behoeft.
Waar de Calle Justicia over de bedding trekt, staat de brug van Santiago Calatrava : als ik er overheen loop, krijg ik het gevoel dat ik er zal afvallen. Dat is zinsbegoocheling, want omdat overspanning en pijlers in een schuine hoek zijn geconstrueerd, is de brug alleen optisch een scheve constructie. En dan de oudste, de Puente de la Trinidad die als een invitatie naar het Museo de Bellas Artes leidt. Ik beken dat ik minder voor de Valenciaanse Primitieven kom dan voor de Doornenkroning van Jeroen Bosch en voor een paar doeken van Spaanse meesters, Velázquez, Ribera en Goya. Vlak naast het museum bieden de Jardines del Real tussen de palmen, vormen en lijnen uit een verre zestiende eeuw rust, koelte en verpozing. Want Valencia is niet klein, zeker niet voor de wandelaar.
Het is een stad met de jaarringen van een boom : middeleeuwse gotiek, moderne Eixample en nu het futurisme van de 21ste eeuw. Aan het eind van de bedding heeft Valencia op 350.000 vierkante meter de Ciutat de les Arts i de les Ciències uit de grond gestampt, het derde millennium in een mix van ontspanning en wetenschap, een concept van Calatrava die zijn thuisstad heeft verrijkt met een stad in de stad. Het complex is een symbolische brug tussen het oude hart en de zee, met ronde vormen en skeletstructuren die eindelijk weerspiegelen in het water. Architecturale hoogstandjes : een tempel voor de muziek staat nog in de stellingen, maar oogt als een gehelmde duikboot, een krijger uit Star Trek of een vis met de staart van een schorpioen boven z’n kop. L’Hemisferic lijkt een knipoog waarin een planetarium en Imax-filmzaal zijn ondergebracht. Het museum van de wetenschap is als een kathedraal van glasmuren, ribben en bogen, met interactieve confrontaties met de wetenschap. L’Umbracle is een serre zonder glas, een wandelpromenade met palmen onder metalen bogen. Calatrava grijpt terug naar het verleden om de toekomst vorm te geven : her en der zie ik Gaudí, in kegelvormige piramiden en met gebroken tegels bezette zitbanken, in de steunbalken die alles hebben van de Sagrada Família, maar toch is alles hedendaags.
Ten slotte is L’Oceanografic een ontmoeting met de fauna uit zee en oceaan. Het fascinerendst vind ik de wandeling van de Canarische Eilanden naar de Bermuda’s, de Atlantische Oceaan in een tunnel onder water, met rondom en boven me scholen onbekende vissen, manta’s, maanvissen en haaien met vervaarlijke muilen vol tanden. “Valencia heeft altijd met de rug naar zee geleefd”, is het eerste wat Ana Grau me zegt : “Tien jaar geleden was hier niets. Nu groeit tussen rivierbedding en strand het nieuwe Valencia.” Die metamorfose valt op : het is alsof de stad tussen modernisme en vandaag geslapen heeft – de siësta van de eeuw – en zich nu met fantasie een weg naar zee zoekt.
Die Middellandse Zee ligt onbegrijpelijk veraf : zoals Antwerpen zich van de Schelde heeft beroofd, zo heeft Valencia zich van het water afgekeerd. Ik moet lang stappen, tot daar diepblauw water en gele schepen drijven : El Grao, de haven met vissers langs de kade, een zilte geur van olie, zee en meeuwen. Kabbelende tijd, gemoedelijk Spanje. Aan de PaseoMaritímo is de playa een droombestemming voor een grootstad : parasols, zonnende dagjesmensen en een dijk vol restaurants, een plek met de charme van het dagelijkse leven waarin architectuur, geschiedenis en musea aangenaam verdwijnen. Het is een weldoende gewaarwording. n
Tekst en foto’s Mark Gielen l Illustratie Tina Vandormael
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier