TWEEDESTADSYNDROOM

Lene Kemps
Lene Kemps Lene Kemps is de hoofdredactrice van Knack Weekend.

Het is een mooi woord voor bij scrabble (y kwijt !), en een mooi begrip. We vonden het bij het zoeken naar een invalshoek voor onze zomerse citytrip-reeks. Verleden week ontdekte u Manchester, deze week Rotterdam (p. 50). Twee steden die niet de hoofdstad van hun land zijn, maar een soort van ‘reserve’. Wij noemden ze zustersteden. Ze zijn het ‘kleine’ zusje van de hoofdstad, de eeuwige tweede. Wat veel voordelen biedt (gezelliger, lagere huisprijzen, betere kwaliteit van leven…), maar ze voelen zich soms een beetje minder. Er is een naam voor dat soort steden: de second city. En dat ze vaak lijden aan het calimerocomplex en zich almaar willen verdedigen tegenover de grote boze hoofdstad door die te bekritiseren of te bagatelliseren, is men gaan omschrijven als second city syndrome. Tweedestadsyndroom. Een minderwaardigheidscomplex op urbaan niveau. Manchester heeft het tegenover Londen. Rotterdam tegenover Amsterdam. Melbourne ten opzichte van Sydney.

Het begrip second city werd in 1952 gelanceerd door een Amerikaanse journalist : Abbott Joseph Liebling, in The New Yorker, bij het schrijven van een artikel over Chicago, waar hij een jaar had gewoond. Hij hield duidelijk niet van de stad en beschreef die nogal gemeen als ‘niet echt een metropolis, eerder een theaterdecor waarop een stad geschilderd staat’. Hij zette Chicago tegenover zijn geliefde New York, en natuurlijk kwam the windy city er beroerd vanaf. Hij kon zien wat Chicago wel had : een bloemrijke taal, een terechte trots op haar geschiedenis, een zin voor politiek en ondernemen. Maar hij draafde maar door over wat er niet was : culturele verfijning, goede restaurants, visionair leiderschap… Ik denk niet dat Liebling wist dat zijn etiket van second city voorgoed zou blijven plakken op Chicago, zelfs al is het eerder Los Angeles dat tegenwoordig de naam verdient. Hij besefte evenmin dat het woord een eigen leven zou gaan leiden.

Eeva Liukku (hoofdredacteur van het Rotterdamse onlinemagazine Vers Beton) omschrijft de stedelijke rivaliteit als kat-en-hond-syndroom. Amsterdam is een hondje dat meteen kwispelend op je afkomt. Amsterdam wil aardig gevonden worden. “Speel met mij, speel met mij.” Rotterdam is een kat. Kijkt je aan en zegt: “En wie denk jij wel dat je bent ?” Haar goedkeuring moet je verdienen. Liukku houdt van Rotterdam, de katstad, en stelt zich vragen bij het groeiende succes van haar thuishaven. “Rotterdam, dat was toch voor kenners? Voor het ons kent ons? Wij waren toch cult? Ik wil helemaal niet populair worden. Laat ons maar lekker moeilijk blijven.”

lene.kemps@knack.be

LENE KEMPS

Ze zijn het ‘kleine’ zusje van de hoofdstad, de eeuwige tweede

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content