Erik Dhont is een van de meest vernieuwende landschapsarchitecten van ons land. Zijn werk kan met recht worden omschreven als hedendaagse tuinkunst.

Ik herinner me nog”, vertelt theaterman Hugo De Greef, “dat Erik voor zijn eerste tentoonstelling vijftien jaar geleden een kamer in mijn huis met rozen gevuld had. Het waren er zoveel dat je er niet eens meer in kon. Al die boeketten bestonden uit verschillende soorten rozen : oude rozen, Engelse rozen, moschata-hybrides die hij zelf had gekweekt en allemaal een plekje had gegeven in mijn leeskamer. In de tuin stonden zijn eerste bronzen beelden.”

Enkele weken geleden, op 28 april van dit jaar, vulde Erik Dhont opnieuw een ruimte met bloemen ter gelegenheid van een grote tentoonstelling. Ditmaal was het de concertzaal van het Brusselse conservatorium die werd bedolven onder duizenden tulpen en voorjaarsbolplanten, zo uit het veld. Bij afloop gingen de aanwezige bezoekers met de armen vol bloemen weer naar huis.

“Ik werk momenteel aan verschillende projecten waarvoor bolbloemen in aanmerking komen”, onthult Erik Dhont. “Vooral tulpen. Die heb ik dus laten planten bij een van mijn vrienden. Zo kon ik buiten in het echt zien welke vorm ze krijgen, met welke kleuren ze zich tooien, waar ze me aan doen denken… Vijftien jaar geleden heb ik een studie over rozen gemaakt. Daarvoor heb ik toen ook de tuin van mijn ouders getekend. Ik wil weten hoe de planten die ik gebruik zich gedragen. Als dat niet kan, ga ik te rade bij een specialist. Zo heeft Jan Spruyt, een kweker die alles van vaste planten weet, mij twee jaar geleden geholpen bij de eindselectie van planten voor een project waar ik toen mee bezig was. Hij had zijn twijfels over drie soorten die ik had aangestipt. Ik heb toen naar hem geluisterd en mijn bestelling aangepast.”

Erik Dhondt noemt zo uit het hoofd een paar kwekers op die hem laten delen in hun kennis, zoals Rudy en Ann Velle voor de rozen, Dirk De Swaef en Chris Meersman voor de vaste planten, Freddy Sparenberg (Ecoflora) voor zaadjes en ‘wilde’ planten, en Béatrice en Paul Roskam (La Fougeraie) voor de varens.

In Erik Dhonts eerste boek Tuinen, onzichtbare landschappen (Ludion, 2001) kwam de grafische vorming van de landschapsarchitect nog tot uiting in de uitwerking van zijn plannen. Vijf jaar later geven de nieuwste projecten een heel ander beeld van deze man, die toch kan worden beschouwd als een van de meest avant-gardistische en vernieuwende landschapsarchitecten in ons land op dit moment. Hij wordt zelfs tot de internationale top gerekend en heeft een van zijn intensiefste projecten lopen in Malibu, Californië. “De tuinen die ik ontwerp, beantwoorden aan specifieke eisen, of die nu komen van de opdrachtgever, van de tuin zelf of van het landschap. Ik wil ook oplossingen bieden in de vorm van een evoluerende omgeving waarin men kan wandelen.”

Bijzonder tegelpad

Dat die ruimte om te wandelen hem heilig is, bleek van meet af aan in meerdere tuinen, waaronder die van een huis in het Pajottenland, ontworpen door Christine Conix. Het rechthoekige terrein sluit aan op een weiland aan de rand van een prachtig bos. “De eigenaars hebben vijf kinderen. Die moesten natuurlijk overal kunnen spelen. Daarom hebben we doorgangetjes aangebracht in de vorm van paadjes tussen de steile bulten die we hebben aangelegd. Deze verhogingen zijn zo beplant dat er in elk seizoen wel iets bloeit. Daarvoor heb ik vooral gebruikgemaakt van inheemse planten, zoals de blauwe vergeet-mij-nietjes, die in het begin van de lente bloeien. Het feit alleen al dat ze op een verhoging staan trekt de aandacht.” Vlak bij het huis ligt een terras, een van Dhonts favoriete onderdelen bij de aanleg van een tuin. De afgetekende contouren ‘spelen’ met het gazon, als om de natuur dichter naar het huis te brengen.

Bij andere klanten lag de uitdaging in de betegeling. “De opdrachtgevers waren twee sterke karakters voor wie een gulden middenweg moest worden gevonden. Zij hield van de wilde natuur, hij verkoos een meer beheerste tuin. Ik heb toen voorgesteld om bij het huis een tegelpad aan te leggen dat uitzicht biedt op de rest van de tuin, die dan bestaat uit een minutieus onderhouden gazon.” De tegels zijn geplaatst in een vrolijke wanorde, met voldoende ruimte tussenin om planten te kunnen laten groeien. Je vindt er een kantwerk van varens, maar ook bodembedekkers, bolgewassen en wat steviger planten die het gevecht aangaan met de stenen.

Bekijk je dit ontwerp van naderbij, dan ontdek je ook een ander facet van Erik Dhont, namelijk zijn haast mathematische ritmegevoel. De grote tegels zijn uitgehakt volgens vijf trapeziumvormige patronen die elkaar in een welbepaalde volgorde afwisselen. Op de tekeningen staat precies hoe de stenen moeten worden gelegd om dit ’tweedimensionale’ landschap te creëren. De ene keer verschillen de onderlinge hoeken tussen de stenen, een andere keer wordt een tegel zelfs omgedraaid om hem een ander aanzien te geven.

Jacques Barlet, voormalig docent architectuur in Luik en bovendien een Waalse autoriteit op het gebied van monumenten, zegt hierover : “Ik ben altijd gefascineerd door de tekeningen van Erik Dhont. Eerst vertelt hij een verhaal met wat schetsen, meestal prachtig ingekleurd. Daarna krijg je ongelooflijk nauwkeurige plannen, op papier gezet door bijzonder gemotiveerde medewerkers. Elke steen lijkt apart en met de grootste zorg te zijn getekend, en dat is ook zo.”

Tussen orde en vrijheid

Dit verbluffende oog voor detail komt ook naar voren in twee andere projecten uit diezelfde periode. Het gaat essentieel om de afstand tussen twee tegels, gemaakt uit beton. De tegels in het eerste project vormen rechthoeken waaruit hier en daar een stuk werd weggehaald. Samen vormen ze wandelpaden die boven het voormalige weiland lijken te zweven.

De tegels van het tweede ontwerp zijn veel groter. Ze zijn twee jaar eerder ontworpen voor het project in Californië. “Maar ze hebben wel één ding gemeen”, legt Erik Dhondt uit. “Namelijk de breedte van de voeg ertussen. Ik heb ontdekt dat je met 12 centimeter geen last hebt bij het lopen en dat je er dan ook nog overheen kunt met de auto. Bovendien zorgt die voeg ook voor de afvoer van het regenwater. In dit deel van Californië kan het soms enorm hard regenen. Al dat water op een ondoordringbare betegeling zou onvermijdelijk leiden tot overstromingen. En wat daarginds opgaat, geldt ook bij ons.”

Deze combinatie tussen techniek en poëzie, tussen orde en vrijheid, is kenmerkend voor veel van Dhonts projecten. Neem nu de houten pergola die een grote rechthoekige moestuin overbrugt. De constructie ziet er indrukwekkend uit. Vooral de hoogte van 4,80 meter imponeert. Je kunt je perfect het ritmische spel voorstellen van licht en schaduw door het latwerk op een zonnige dag. “Het belangrijkste is dat het licht erdoor dringt. Het was mij opgevallen dat pergola’s meestal alleen bovenop begroeid zijn. Als je eronder loopt, zie je dus niets van al die mooie bloemen. Daarom heb ik voor deze hoogte gekozen. Zo kunnen de klimplanten zich nog 1,20 meter laten zakken. Dat verandert meteen de verhoudingen. Wie aan de lange tafel eronder zit, kan nu meegenieten.”

Rond de moestuin heeft Erik Dhont zijn eerste grote border ontworpen, een dubbele strook bloemen van ruim honderd meter lang. De plannen van de beplanting getuigen opnieuw van een grote precisie. De tekeningen geven een duidelijke structuur aan. “Een border beleeft opeenvolgende hoogtepunten in de loop van de maanden. Zo bloeit ridderspoor eerder dan aster. Deze planten lijken helemaal niet op elkaar en worden dan ook niet op dezelfde plaats gepoot. Bij het hoog opschietende ridderspoor denk ik eerder aan andere ranke planten, zoals de Helenium helena ‘Helena’ en de Eremurus robustus.

Het mooie van een moestuin

Erik Dhont werkt momenteel aan verschillende moestuinprojecten. Ook hier streeft hij naar een esthetisch effect, zoekt naar de eigen schoonheid van een groentetuin en vindt daarvoor inspiratie zowel in boeken als in boerenwijsheid. “In een moestuin moet je de gewassen om de zoveel tijd wisselen. Sommige moet je juist combineren om ziektes en parasieten te voorkomen. Ook moet je rekening houden met de verschillende zaaitijden. Al die kennis brengen wij bij elkaar. Zo ga ik bijvoorbeeld te rade bij een vriend die uit een kwekersgezin komt en dat soort weetjes met de paplepel ingegoten heeft gekregen.”

In de volkstuintjes werden de paden vroeger afgezet met wat toevallig voorhanden was, zoals flessen. Erik Dhont ging in zijn voorbereiding zelfs zo ver dat hij op een braakliggend stuk grond een stukje pad met zo’n afbakening liet aanleggen om na te gaan of zoiets wel doenbaar is. “Daarvoor hebben we oude bordeauxflessen gebruikt. Ik had natuurlijk ook nieuwe flessen kunnen bestellen bij een glasblazer, maar die zouden allemaal dezelfde kleur hebben gehad. Bij het oude glas vind je allerlei tinten groen door elkaar.”

Bij dit experiment ontdekte Erik Dhondt nog een ander bijzonder effect. In ons regenachtige klimaat vormen zich op de omgekeerde flessen vaak kleine poeltjes waarin het licht vrij spel heeft. “Betoverend om te zien.”

De poëzie van beton

Dezelfde magie die uitgaat van een samenspel met water vind je ook in de tuin van een door Christian Kiekens ontworpen huis aan de rand van een groot meer. De architectuur heeft grotendeels de indeling van het terrein bepaald. De tuin speelt daarop in, maar het zwaartepunt ligt elders, en heeft te maken met de nabijheid van dat rustige water. Om over het meer te kunnen uitkijken heeft Erik Dhont een eerste terras wat verder naar de rand van het terrein aangelegd. De rest ontvouwt zich parallel aan het huis en de oevers. Door deze ingreep (of eigenlijk kunstgreep) lijkt de ruimte te vergroten.

Er zijn twee opvallende elementen. Allereerst een terras aan de rand van het water, met acht stoelen die op gepolijst beton staan. En verder de zwemvijver, een rechte geul afgeboord met betontegels waarin donkergekleurde keitjes zijn verwerkt. “Een interessante en ook functionele oplossing, aangezien de tegels ruw genoeg zijn om te voorkomen dat de zwemmers uitglijden.”

Het gepolijste beton van het terras met zijn diepe, donkere kleur is ook functioneel, maar heeft vooral een poëtisch effect. Zeker als je het vanuit het huis bekijkt, bij het aanbreken van de dag bijvoorbeeld. Dan lijkt het beton net een spiegel. Dat is ook het geval als het regent. En bij het vallen van de avond lijkt het door de lantaarns (een ontwerp van Konstantin Grcic) net of je in een hyperrealistisch schilderij staat.”

Nieuwe taal

Erik Dhont, die zijn werk vaak omschrijft als oplossingen voor specifieke plekken of wensen, heeft zijn hang naar abstractie ook mogen botvieren op een stadstuin van een ander huis van Christian Kiekens, waarvan François Marcq de binneninrichting heeft verzorgd. “Achter het huis wilde de eigenaar een zentuin om op uit te kijken door de grote glaspui. Ik heb dus een lichtjes in de grond verzonken vierhoek getekend met een rand van grijsblauwe platte ronde keien. Het binnenste bestaat uit een zuiver grafisch ontwerp met geometrische vormen waarvan de contouren worden bepaald door het hoogteverschil van de blokken natuursteen. In de praktijk vormen de laagste gedeelten losse poeltjes. Het water en het licht doen de rest en zorgen voor extra contrast. Helemaal achterin heb ik gekozen voor buxus, Osmanthus, haagbeuk, rode esdoorn en varens. Samen vormen ze een strakke achtergrond die even hoog als de muur zal worden. Je krijgt dan het gevoel in een groene kamer te staan, midden in de stad, en dat is bewust zo gedaan want die stad kan je niet wegdenken.”

De meeste tuinen van Erik Dhont zijn recentelijk aangelegd. Er zijn er dan ook weinig die je in volle wasdom kunt bewonderen. Niettemin getuigen zijn jongste projecten van een onuitputtelijke creativiteit en van een nieuwe benadering van tuinontwerp. De elementen van zijn stijl worden uiteraard grotendeels bepaald door de natuur en de tuinbouw. Maar de grafische uitvoering en dromerige sfeer ervan zijn in tal van opzichten avant-gardistisch.

Info: www.erikdhont.com

Tekst en foto’s Jean-Pierre Gabriel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content