Anna Luyten Freelance journaliste

Luc Vandewalle (26) is graficus. In ’93 stichtte hij

Bill, een kollektief van jonge grafici, dat intussen is uitgegroeid tot

een beweging.

ANNA LUYTEN

FOTO : LIEVE BLANCQUAERT

Ik zat in mijn laatste jaar Toegepaste Grafiek op het Sint-Lukas Instituut in Brussel, toen ik op het idee kwam een boekje uit te geven met tekeningen van mensen die met mij afstudeerden. Ik vind het zonde dat zoveel werk van jonge mensen gedoemd is in de map te verdwijnen. Heel misschien, hangt je moeder een tekening van je op, of misschien je vriendin. Ik wilde dat ook mensen die niet tot onze kennissenkring behoorden, ons werk zagen.

Dat eerste boekje groeide uit tot een tijdschrift voor beeldverhaal. Er kwamen mensen bij die niet van Sint-Lukas waren. Later hebben we het tijdschrift voorgesteld aan stripwinkels. We ontmoetten mensen die met gelijkaardige initiatieven bezig waren, we kregen internationale kontakten, alles ging zo’n beetje vanzelf. Het tijdschrift kreeg de naam Bill.

En Bill, zo noemen we ons nog. Je kan er de B van Belgisch in zien, de ill van illustratie. Bill is ook een fiktief personage, een jongen in de grootstad, een mens zoals wij. Bill is intussen uitgegroeid tot een beweging van jonge grafici. We willen de illustratie-wereld duidelijk maken dat er een nieuwe generatie jonge krachten op komst is. Door je te groeperen, krijg je meer impact. Er wordt zo klassiek gedacht door mensen die verantwoordelijk zijn voor illustraties. Kranten, tijdschriften of uitgeverijen zitten in hun denken over illustraties nog met heel traditionele verwachtingspatronen. We willen dat daar wat beweging in komt.

Ik hoop dat we altijd een forum voor jonge grafici kunnen blijven. Ik ben gewoon de jongen die ermee begonnen is. Ik organizeer. We hebben intussen een tiental tentoonstellingen gehad. Ook in het buitenland. Ieder jaar maken we een kalender. In zesennegentig zal dat een kalender zijn met voor iedere dag een illustratie. Het is een enorm groot werk, een uitdaging. Zo’n kalender maken we in samenwerking met het bedrijfsleven. We kiezen bedrijven die ons kunnen helpen op gebied van fotogravure of drukken. Nu werken we onder meer samen met een Nederlands bedrijf dat een nieuwe digi-print-installatie op de markt brengt. Zij beschouwen zo’n kalender als een soort showroom-objekt en wij zien onze illustraties mooi gedrukt.

Ons derde Bill-tijdschrift is net klaar. Het zijn allemaal instrumenten waarmee we ons kenbaar kunnen maken. Het is belangrijk dat we dingen maken die dicht bij de mensen staan : kalenders, of werk voor kranten. Sommige mensen van Bill zoals Steve Michiels of Sander Vermeulen werken af en toe voor dagbladen, anderen maken covers van jeugdboeken. We willen tekeningen en illustraties alledaags maken.

Ons nieuwste tijdschrift bevat werk van achttien grafici, waarvan er acht voor de eerste keer meedoen. Er komen steeds nieuwe mensen bij, mensen die zelf kontakt met ons zoeken en die ik selekteer op basis van de tekeningen die ze me opsturen.

Bij Bill vind ik jonge grafici die op dezelfde golflengte zitten. Er moet in onze tekeningen iets vernieuwends zitten. Ook in technisch opzicht. Het is de manier van tekenen die ons bindt. Iemand die tekent, is vergelijkbaar met iemand die een taal leert. Iedereen kan dat, maar een dichter, die doet iets meer met taal. Wij proberen dat met tekeningen te doen. Ik wil spelen met de vraag wat tekeningen eigenlijk zijn. Ik wil in mijn werk ook een bepaalde boodschap leggen. Misschien zit er wel wat engagement in. Mijn voedingsbodem vind ik in wat nu leeft, in mijn bestaan in de grootstad. Het inspireert me. Ik zou niet kunnen werken op het platteland. Het atelier van Bill ligt bij het Brusselse Noordstation. Bjorn Vandenbussche, ook een Bill-graficus, en ik, delen samen een huis. Achteraan hebben we een atelier. Iedereen van Bill kan er komen werken. Zo stimuleer je elkaar. We hebben er een oude zeefdrukmachine, een drukpers, een computer.

We willen vooral kreatief blijven. Het mooie wint het bij ons nog altijd op het winstgevende. Door onszelf te promoten krijgen we opdrachten waarmee we wat verdienen. Meestal zijn het organizaties die ons gewoon vragen : ‘Maak eens iets moois’. Onlangs zijn twee van onze mensen geselekteerd om de etiketten op de flesjes van Maes Pils voor de Olympische spelen te maken. Ik heb een kunstmap voor de Leuvense universiteitsbiblioteek gemaakt. Men heeft ons gevraagd om de affiche te ontwerpen van de Memorial Van Damme.

Ik moet niet kunnen leven van Bill. Ik doe veel tijdelijke jobs. Nu werk ik bij Belgacom via een interimbureau. Zo kom ik in verschillende bedrijven terecht. Dat is leerzaam. En door beperkt te zijn in tijd, gebruik ik ieder uur dat ik over heb zo goed mogelijk.

’s Morgens werk ik aan mijn tekeningen, om twee uur ga ik naar mijn werk. Tot tien uur ’s avonds. Gisternacht heb ik nog tot twee uur in het atelier gewerkt. Ik ren van het ene projekt naar het andere. Het werk blijft komen. Hoewel niets echt ‘moet’. Het is een soort bezetenheid die ik niet kwijtraak.

Bill, Vooruitgangstraat 363, 1210 Brussel.

Kranten en tijdschriften zitten in hun denken over illustraties nog met heel traditionele verwachtingspatronen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content