TIJDGENOTEN

Anna Luyten Freelance journaliste

Paul Mennes (28) werd vorig jaar gelauwerd als veelbelovend debutant met zijn boek “Tox”. Deze week verschijnt “Soap”, zijn tweede roman.

ANNA LUYTEN

Foto : LIEVE BLANCQUAERT

Mijn broer en ik sliepen vroeger in dezelfde kamer. ’s Zomers zaten er veel muggen, die we tegen de muur doodsloegen met altijd hetzelfde boek : Het Gevaar van Jos Vandeloo. Een erg nuttig boek. Het zag er na een tijd ook wel uit. Ze mogen later gerust muggen doodslaan met mijn boeken.

Op school schreef ik ooit in een opstel dat ik later verkoper in een grootwarenhuis wilde worden. Ik wilde iets heel gewoon zijn. Ik ben schoonmaker geweest in een fabriek, studeerde een jaar kommunikatiewetenschap, ben ermee gestopt, werkte in een vleesverwerkingsbedrijf. In de Fnac heb ik video’s verkocht, en nu werk ik er achter de schermen. Ik heb eigenlijk geen ambitie.

Ik begon te schrijven uit verveling. Mijn vriend was naar de openingsceremonie van Antwerpen ’93. Ik keek televisie tot er echt niets meer was. Daarna heb ik me maar aan mijn pc gezet en de eerste pagina’s van Tox geschreven. Het leukste wat mij na het verschijnen van Tox is overkomen, is dat ik met Jeroen Brouwers heb gepraat.

Muziek maak ik al tien jaar lang. De groep heet nu de Lesbian Voodoo Teenagers. Die naam staat al in Tox. We passen de muziek aan per projekt. Het is zowel techno als no tech. Straatmuzikanten spelen mijn teksten op de Meir, begeleid door een bombardon en een akoestische gitaar. We hebben iets gemaakt voor de dansgroep van de travestiet Muriël.

Eigenlijk doe ik met woorden hetzelfde als met geluid : ik registreer dingen. Ik hoor ze op straat, ik zie ze op televisie. Ze komen random op me af. Soms geef ik er een betekenis aan. Bij het schrijven wil ik zeer bewust de snelheid van televisie kombineren met zo banaal mogelijke verhaaltjes. Ik geloof niet in het vertellen van grote verhalen. Alles is al geschreven. Ik kan daar als 28-jarige in 1995 niets meer aan toevoegen. Ik kan mij niets voorstellen dat nog niet banaal is. Alles wat ik voel, heeft men al duizenden keren voor mij gevoeld. Daarom ben ik bang dat de toekomst heel saai zal zijn. Ik kan me nog levendig de teleurstelling herinneren die ik voelde toen ik voor het eerst de zee zag. Je hoort dat een onwaarschijnlijke ervaring te vinden. Maar ik had de zee al tienduizend keer op televisie gezien, vanuit perfekte camerastandpunten en met een schitterende belichting. Dan is de realiteit uiteraard pover. En dat geldt voor alles.

Zo kom ik vanzelf uit bij verveling. Niet de verveling van de mens die roept : “Ik weet niet wat doeeen”, maar die, die je als een soort teleurstelling op voorhand hebt ingebouwd. Het zeldzaamste wat een mens tegenwoordig kan overkomen, is een stoot adrenaline.

In het tijdschrift Zoetermeer werd ik gedefinieerd als iemand met een gezonde belangstelling voor dood, verderf en verval. Dat zal wel kloppen, maar ik denk dat ik meer bezig ben met het onvermogen tot kommunikatie en met het begrip afhankelijkheid. Ik ben gefascineerd door de vraag : “Hoe komt iemand ertoe om zich zo in iets te storten dat het levensbepalend wordt ? ” Het raakt mij dat wat een mens eigenlijk wil niet noodzakelijk iets is wat goed voor hem is.

Onlangs had ik een gesprek met iemand over de vraag : “Tot wanneer ben je nu een oudere jongere ? ” Konklusie : vijfentwintig jaar is echt wel de limiet, op je dertigste ben je klinisch dood. Ik zou voor geen geld opnieuw zeventien willen zijn. Ik heb nu een aantal dingen kunnen schrappen. Je wordt opgevoed met het idee dat er “later” van alles gaat gebeuren. Op tv wordt je gekonfronteerd met beelden van mensen die allerlei boeiende dingen meemaken. Terwijl het meest boeiende wat een Vlaming anno ’95 doet is : op een zondag naar Walibi gaan. Ze lepelen het je al van kindsbeen in dat je echt een allesverterende, grote liefde moet hebben. Heel je leven lang. Dat kan alleen maar tot teleurstellingen leiden. Als je al die verwachtingen van je afschuift, word je iets rustiger. Soms komt dan het gevoel in de plaats beduveld te zijn.

Wat ik nu behoorlijk irritant vind, is dat geklepper over de jaren zestig. Als je die mensen bezighoort, begint die periode te lijken op de Tweede Wereldoorlog waar hun ouders over vertelden. Zo vervelend. Ik word verondersteld het levensgevoel van een generatie te vertolken, maar ik zou niet weten waar dat over gaat. Ik denk dat het zoiets is als dat ene knopje op cassettedecks : FFWD, fast forward. Er zijn zelfs geen klinkers meer. Alles is een geweldig groot feest van zinloosheid. Ik heb vaak het gevoel dat ik rondloop in een grote cartoon van Kamagurka.

Paul Mennes (rechts) : “Ik ben geïntrigeerd door travestie. Ik kan mij niet vereenzelvigen met het beeld van wat een man zou zijn, en ben gefascineerd door wat een man niet zou zijn. “

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content