TIJDEGENOTEN
Denis Blais (34) opende met zijn vaste kompaan en vennoot André Plisnier (45) een tweede Belgo restaurant in Londen. En scoort opnieuw.
PIETER VAN DOVEREN
FOTO : TONY LE DUC
“Vergeleken met de opening van Belgo I was de realizatie van Belgo Centraal een oorlog, kompleet met verschrikkelijke ruzies die buiten op straat werden uitgevochten. Wij hebben elkaar enkele keren bijna vermoord, maar nu is het weer oké tussen ons. André is inmiddels getrouwd en dat heeft hem een stuk redelijker gemaakt. Hij heeft een Belgische moeder en een Engelse vader die uitblonk als Spitfire-piloot. André woonde in de jaren ’70 in Brussel, waar hij een punkwinkel had in de buurt van de Grote Markt en waar hij in de band The Medusa Suckers speelde. André gaat regelmatig naar zijn moeder, die in Elsene woont, en maakt van de gelegenheid gebruik om Chez Léon-herinneringen op te halen. Hij kwam er voor het eerst toen hij vier jaar oud was.
André houdt net zoals ik van België, maar wil er niet leven : hij heeft een hekel aan de bekrompenheid en de weinig relaxte houding tegenover zaken in het algemeen. Belgen zijn een beetjes paranoïde en accepteren alles van iemand die in uniform loopt. Ikzelf ben geboren in Frans-Canada en verhuisde in het begin van de jaren ’80 naar Keulen. Ik trok regelmatig naar Brussel om mosselen te eten en Frans te spreken. Ook nu nog bezoek ik Brussel en dan ga ik altijd naar Marie-Jeanne van Le Brabançon, een restaurant dat ik als de etalage van het Belgische leven beschouw.
Ik hou van de laaghangende wolken, het donkere klimaat en de typische humor, maar ik ben bang om er te wonen : ik zou alkoholist worden en 300 kg gaan wegen. André Plisnier heb ik in Londen ontmoet, waar hij een brasserie had. Ik werd zijn manager die al het vuile werk moest opknappen. We werden goede vrienden en openden samen een suksesvolle tapas-bar en een Braziliaanse bar. In ’86 versloeg België de VS in een wedstrijd voor de Wereldbeker voetbal en wij werden beiden crazy. Op dat moment realizeerden wij ons dat er in Londen nergens een plaats was om de overwinning te vieren. Het was ongelofelijk, er was Ethiopisch eten, Australisch eten maar geen Belgisch restaurant. Ons gemeenschappelijk heimwee naar België bracht ons op het idee om mossels met frieten en veel bier te gaan verkopen. De naam zou Le Roi des Belges zijn en er moest een groot portret komen van Andrés vader, die vroeg gestorven was. André wachtte al lang op de gelegenheid om met de Belgische vlag te zwaaien : voor hem zou dit een buitengewoon emotioneel koncept worden.
De pers houdt van ons omdat wij altijd ongewone dingen doen. Toen wij met iets Belgisch begonnen, kwamen zij niet meer bij van het lachen. Iedereen dacht : “This is the biggest recipe for disaster, this will never, never work. “
In Belgo Centraal kom je binnen over een stalen loopbrug die de keuken overspant. Het is een open eet- en drinkfabriek, ondergebracht in een 100 jaar oude kelder van een brouwerij. Personeel vermomd als franciskaanse monniken rollen vaten over de stenen vloeren en torsen dienbladen vol eten boven hun schouders. In deze bierkelder met 400 plaatsen, worden acht ton mosselen per week verkocht en komen tot 1500 mensen per dag eten en drinken. Zoals in een stationsrestaurant of in de transit hall van een luchthaven gaat dat heel snel, want Belgo Centraal is een doorgangsplaats. Het interieur refereert aan het stereotype beeld dat Engelsen over België hebben : saai, lelijk en knorrig, een land waar niets interessants te beleven valt en waar je zo snel mogelijk doorheen rijdt. Wij maakten als Belgofielen van al die vooroordelen iets leuks. Ons logo is als een tekening uit een strip en op ons antwoordapparaat staat Ça plane pour moi. De Engelsen begrijpen er niets van : strips zijn dom en van Plastic Bertrand hebben ze nog nooit gehoord. Voor André en mij is België een land waar oude tradities op een eigen manier met modern zijn doorweven, een land met eigen kleuren. Die tinten kom je tegen in de mode en in de dekoratie van ons restaurant. Wanneer ik in België ben, neem ik foto’s van trappehuizen, lijsten en nog veel meer. Het is fantastisch wanneer je eenmaal die typisch Belgische stijl herkent. In Belgo Centraal staat veel met zorg geselekteerde rotzooi, waarin facetten te herkennen zijn uit de opwindende jaren ’50, het tijdperk van de Wereldtentoonstelling en de eerste man op de maan. Er heerste toen een grote opgewondenheid. Met al die elementen werd gespeeld. Daarom komen de mensen niet alleen voor de mosselen, maar ook voor de ongewone atmosfeer. Er is zelfs geen muziek : het geluid van de keuken is de muziek. “
Belgo Centraal, 50 Earlham Street, Convent Garden, Londen WC 2H 9HP. tel. (00-44) 171/813.22.33.
André Plisnier (met bril) en Denis Blais : acht ton mosselen per week.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier