“The Hush”, de nieuwe cd van Texas, is schaamteloos sexy. Zangeres Sharleen Spiteri heeft op haar achtentwintigste het nodige zelfvertrouwen om open kaart te spelen: ze is te nemen of te laten.

Zelfvertrouwen maakt iemand mooier. Sharleen Spiteri, frontvrouw van Texas, is er nog een pak bevalliger op geworden sinds onze eerste ontmoeting, precies tien jaar geleden. De Schotse zangeres was 18 in ’89 en had al meteen met de eerste single van Texas, “I Don’t Want A Lover”, de wereld aan haar voeten. Ze was, bij onze afspraak toen, duidelijk overweldigd door de vaart die haar prille carrière nam. Ze was uitgeput en beduusd. Haar vermoeide ogen keken ietwat verveeld. De desinteresse waarmee ze toen haar verhaal deed, kon makkelijk als aanmatigend worden geïnterpreteerd. Typisch voor piepjong talent dat in één klap de hemel in wordt geprezen. Kwam er nog bij dat de hele groep op dat moment gretig rock-‘n-roll wou uitstralen: ingepakt in zwart leder en het haar in de war.

Die pose heeft Sharleen intussen laten varen. Twee jaar geleden kwam de klik. Onrust maakte plaats voor berusting. Ze heeft vrede gevonden met zichzelf, en ze weet vandaag de dag verdomd goed wat ze wil en wie ze is. En ze is te nemen of te laten. Die nieuwe houding vertaalt zich ook muzikaal. Het vorige album “White On Blonde” was al een eerste stap naar meer openheid. De kersverse cd “The Hush” is daar nog een tikkeltje extremer in. Schaamteloos sexy.

Het doet me denken aan het theorietje van Bram Vermeulen. Volgens hem is er een genuanceerd verschil tussen vrolijkheid en vreugde. Vrolijk is verstand op nul; loos gaan en uit het oog verliezen dat er ook mindere tijden zijn. Vreugde is oprecht blij zijn en genieten van elk moment van geluk. Wars van negativisme, maar ook wars van naïviteit. Realistisch optimistisch. “The Hush” is vreugdevol, niet vrolijk.

Sharleen Spiteri: het is een plaat waaruit inderdaad zelfzekerheid spreekt. We beseffen dat we geluksvogels zijn. Als je goed je brood kan verdienen met muziek, moet je dat niet als iets vanzelfsprekends gaan beschouwen. Het succes kan heel snel weer vervliegen. Onze carrière zit vol pieken én dalen.

Maar nu zit je onmiskenbaar in een piek.

Een heel hoge piek, ja. Ik voel me héél goed. Content. Het is ooit anders geweest. Niet dat ik ooit twijfelde aan de overlevingskansen van Texas, maar het is bijwijlen toch heel hard geweest. “The Hush” maken was een zaligheid. Het ging verrassend vlot. Johnny ( McElhone, bassist en componist, nvdr.) en ik hebben echt ons elan als songschrijvers gevonden. We hebben altijd al geweten dat we zo’n mooie plaat in ons hadden, maar pakweg vijf jaar geleden geloofde niemand nog in ons. We hebben moeten vechten om gehoord te worden.

De radicale ommekeer die jullie met de vorige cd, “White On Blonde”, inluidden, was niet zonder risico.

Niet akkoord. Nog eens dezelfde plaat maken, zou een groter gevaar ingehouden hebben. Vernieuwen was noodzaak. De traditionele rockmuziek die we tot dan toe speelden, lag zo slecht in de markt dat het risico om door de platenfirma aan de deur te worden gezet, als een zwaard van Damocles boven ons hoofd hing. En wat nog erger was, we leken op routine te drijven. We voelden zelf heel goed aan dat Texas opnieuw iets fris en opwindends moest worden. Het was best moeilijk om uit te vissen waar we dan wel naartoe wilden, maar het was geen risico.

Het was in ieder geval een vrijgeleide naar de roem. Ik neem aan dat je nu anders tegen succes aankijkt dan toen je op je 18de je eerste hit scoorde met “I Don’t Want A Lover”.

Toen ik 18 was, wist ik niet goed wat me overkwam. Het ging allemaal zo verschrikkelijk snel. Plots was er die hit en reisden we de hele wereld af. We waren onwetend en werden geleefd. Nu houden we controle over de zaken. We doen alles op ons eigen tempo. Ik wil ook nog een beetje van het succes genieten, snap je? Het is niet leuk meer als alles je strot wordt ingeramd. Je moet ook nog tijd hebben om te slikken. We weten intussen hoe vergankelijk die roem wel is. Dus: laat ons elk tof moment koesteren. Dat is een groot verschil met vroeger.

Voelde je tijdens die blitz-start de grond onder je voeten wegzakken?

Nee. We bleven er vrij nuchter onder. Het lastigste was het gevoel in een luchtbel te leven. De wind voerde ons mee met zijn grillen. We werden afgesloten van de realiteit, de echte wereld. Iedereen deed ons geloven in de illusie dat alles wat we deden voortreffelijk was. Deden we interviews, dan putten we ons uit om de best mogelijke indruk te maken. Daar lig ik nu niet langer wakker van. Ik vervul mijn promotieverplichtingen, maar wat de mensen van me denken, laat me koud. Als je zo jong bent, sloof je je uit, zonder te beseffen waar je eigenlijk mee bezig bent.

Als er één centraal thema is op “The Hush”, dan is het wel: de moed hebben je emoties te tonen.

Wanneer je ouder bent, gaat dat zoveel soepeler. Het komt op een heel natuurlijke manier. Je moet eerst in het reine komen met jezelf. Goed in je vel zitten. Zo lang je met twijfels worstelt, heb je er problemen mee om open te zijn. Neem nu zoiets banaals als over seks zingen. Op m’n 18de kon ik dat niet. Wat als mijn ouders dat horen? Dat soort idiote muizenissen, daar was ik mee bezig. Gewoon omdat je onzeker bent over je gevoelens. Seksualiteit blijft, hoe je het ook draait of keert, in de taboesfeer hangen. Iets dat zich achter gesloten deuren voltrekt. Iedereen doet het, maar niemand mag het weten.

Mannen doen er misschien nog langer over om dat stadium van openhartigheid te bereiken. In het nummer “Saint” zeg je: “I know there’s a boy inside a man”.

En er zit ook een man in elke jongen. Het werkt in beide richtingen.

Mannen moet stoer en sterk zijn. Denken ze toch.

Ik vind sterk zijn een heel goede eigenschap. Al mijn vrienden, alle mannen én vrouwen in mijn leven moeten sterk zijn. Maar ze moeten tegelijk hun passie behouden, en een zekere onschuld. Dat is een absolute vereiste opdat ik mij zou aangetrokken voelen tot iemand. Ik kan alleen een goede verstandhouding hebben met ‘gasten’ die man én jongen kunnen zijn. Zoeken naar evenwicht, daar gaat het om. Ze mogen oud en wijs zijn, maar ze moeten ook nog onbevangen in dingen kunnen geloven. Ik haat cynici.

Hoe ver durf je tegenwoordig gaan in autobiografische songs?

Ik schrijf meestal over situaties die zich in mijn directe omgeving hebben voorgedaan. Ik hanteer daarbij slechts één regel: geen namen noemen. Niemand weet over wie het precies gaat. Ik vind het belangrijk mijn privé-leven voldoende af te schermen. Tot hiertoe ben ik daar goed in geslaagd. Zonder dat ik oneerlijk moet zijn in mijn nummers.

Ik veronderstel dat vrienden zichzelf dan ook regelmatig herkennen in je liedjes. Worden ze nooit boos omdat je intieme details gebruikt voor creatieve doeleinden?

Nee. Om de simpele reden dat ik altijd positief blijf. Ik zet niemand in een negatief daglicht.

Het nieuwe album is, net als “White On Blonde” overigens, een pak minder gitaargeoriënteerd dan de vroegere platen. Had gitarist Ally McErlaine, die toch wel de rocker binnen de groep is, daar geen bedenkingen bij?

Reken maar. Toch staan er op “The Hush” véél gitaren, maar de partijen zijn subtieler dan vroeger. De fase van ‘en hier komt de vette gitaarsolo!’ zijn we nu wel voorbij. We opteren voor de Stax-stijl van de jaren ’60. Niet meer zo in your face. Onder het motto: minder is meer. Het vraagt tijd om dat soort werk aan te kunnen. Ally heeft hard moeten zwoegen om op dat punt te komen. Johnny en ik wisten heel goed wat we voor ogen hadden en Ally moest maar volgen. Die ingetogenheid ligt niet meteen in zijn natuur. Toen we hem duidelijk maakten dat we een ritmischer spel van hem verwachtten, had hij zoiets van: kom nu, moet ìk dat doen. Maar hij heeft er uiteindelijk toch z’n tanden in gezet, en dat had zeker zijn effect.

Maken jullie veel ruzie binnen de band?

Johnny en ik héél veel. Wanneer we elkaar beginnen uit te schelden, verlaat de rest de kamer. (lacht) Ze kennen ons intussen.

Ruziën is een kunst.

Dat klopt. Het geeft ook creatieve vonken. Ik weet perfect hoe ik Johnny door het lint moet jagen. Ik duw hem constant over de grens van de tolerantie. Prachtig om te zien hoe hij dan het hoofd verliest. Soms heeft hij die razernij nodig om goed werk af te leveren. Het is dé manier om iemand die gemakzuchtig is wakker te schudden. Wij houden elkaar gewoon alert.

Wat is jouw zwak punt?

Ik kan verschrikkelijk lui zijn. Ik ben snel verveeld en afgeleid. Als ik iets beu ben, stap ik het gewoon af. Johnny is veel plichtsbewuster. Echt waar, als iets me niet aanstaat, is er met mij geen huis te houden. In de omgang met mensen heb ik dat ook. Wanneer ik iemand niet mag, zal ik hem dat heel duidelijk maken door hem totaal te negeren. Alsof hij lucht voor me is. Onbeschoft ben ik zelden of nooit. Ik kan gewoon niet huichelen. Wat heb ik in hemelsnaam te zeggen tegen iemand met wie ik niet de minste affiniteit voel? Moet ik dan onzin zitten uitkramen? Small talk? Nee, dank u. Wanneer ik iemand voor het eerst ontmoet, zal ik heus wel moeite doen om contact te maken. Maar als ik in de gaten krijg dat het tijdverspilling is, breek ik de poging af. Als kind heb ik mij daardoor aardig wat narigheid op de hals gehaald. Mijn moeder werd vaak wit van woede omdat ze vond dat ik onbeleefd was. Ik had tantes en ooms die ik totaal niet kon uitstaan. Kwamen ze binnen: ‘Hi, Sharleen!’, zei ik flauwtjes goeiedag terug, wendde m’n hoofd af en maakte me uit de voeten. ‘Wat bezielt je toch?’, vroeg mijn moeder dan. ‘Ik heb die mensen niet graag’, antwoordde ik dan doodeerlijk. En dan die neefjes waar ik absoluut niets mee gemeen had! We hadden elkaar niets te vertellen. Ik zag dan ook niet in waarom ik met hen zou moeten spelen.

Dat gedrag lijkt me toch wel een handicap wanneer je in het muziekwereldje zit. Er wordt van je verwacht dat je constant met een brede glimlach rondloopt en handjes schudt.

Ik heb er geen bezwaar tegen om pleased to meet you te zeggen. Maar als iemand rottigheid over mij heeft rondgestrooid, moet hij niet verwachten dat ik nog een hand geef. Journalisten die me de grond ingeboord hebben: idem. Ik herinner mij alles haarfijn. Ik weet: die is een klootzak en te mijden. Ik wil geen kostbare tijd verbeuzelen aan mensen die het niet waard zijn. Magazines die me slecht hebben behandeld, mogen de interviews voortaan op hun buik schrijven. “Jamaar Sharleen, we willen je op de cover zetten.” “Werkelijk? Had je twee jaar geleden maar moeten doen, toen je me in de steek hebt gelaten. Dàààg!” Rancuneus? Kan zijn. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. In Amerika heb ik met “White On Blonde” enorme moeilijkheden ondervonden, omdat ik het spel niet wou meespelen. Ik moest niks hebben van Danny Goldberg, de toenmalige directeur van Mercury. Dat gevoel was overigens wederzijds. Ik eiste dat we in de VS van label zouden veranderen. “Anders weiger ik nog een plaat te maken”, zei ik. Nu zitten we goed, bij Universal. Over die Goldberg kan ik niets aardigs zeggen. We vlogen elkaar in de haren toen ik een vergadering met hem had in zijn kantoor in New York. Mercury had het echt laten afweten. Er was niet eens een deftige distributie van de “White On Blonde”-cd. Hij wilde me paaien, me doen geloven dat ze toch het beste met Texas voor hadden. Ik lachte hem uit in zijn gezicht en liep weg. Bij het buitengaan, riep de product manager: “Hoe is de vergadering geweest?” Ik schreef met een pen in het groot op een affiche van Texas: “Sony Records”. Ik stapte de deur uit en stak de straat over, recht naar het gebouw van Sony. Ik had daar namelijk afgesproken met iemand om samen uit eten te gaan. Die werknemers van Mercury dachten natuurlijk dat ik in zee wilde gaan met Sony. Jongens, waren die even in paniek. (lacht) Later, op de Brit Awards in Londen, waren we backstage lol aan het trappen met Method Man van Wu-Tang Clan. We hadden net samen een leuk optreden gegeven. Het publiek werd gek. We amuseerden ons kostelijk. Plots komt een van de grote bonzen van Mercury op ons af. “Hey Sharleen, how are you?” “Fine, thank you.” Dan hij weer: “We love you guys so much.” En ik: “Fuck off.” “Sorry?”, vroeg hij. Ik herhaalde: “Fuck off.” Method Man, die een tijdschrift zat te lezen, keek op en begon me aan te moedigen: “Goed gezegd. Doe voort!” Ik legde die A&R man van Mercury uit dat hij het bij die goeiedag had moeten houden. Dat hij, door te zeggen dat ze van ons hielden, mijn hele avond had verbrod. Ik kon die hypocriete bullshit missen als tandpijn. Je hoorde iedereen fluisteren: “Heb je dat gehoord, ze zei fuck off tegen hem.” Oké, het was een beetje een hysterische reactie, maar ik meende het op dat moment. Dit jaar zag ik die kerel terug op de Brit Awards. “Ik moet je mijn excuses aanbieden”, zei hij. Vond ik raar. Ik dacht dat ík me moest verontschuldigen. Bleek dat hij het jaar daarvoor niet op de hoogte was geweest van wat er met Goldberg was voorgevallen. “Cool”, repliceerde ik, “dan is er geen probleem meer.” Ik wil gerust mijn deel van de job doen, maar ik weiger het ja-knikkende slaafje te zijn van de platenfirma.

Je leerde de hiphoppers van de Wu-Tang Clan kennen toen hun leider RZA je vroeg om een remix te maken van jullie hit “Say What You Want”. Wat was je reactie toen je hem op een dag plots aan de lijn kreeg?

Ik vond het cool. Het resultaat was ook heel goed. De chemie tussen Method Man en mijzelf zit goed. Onze stemmen passen perfect bij elkaar. Hij is het donker, ik ben het licht. Ongelooflijke fun hebben we gehad. En dan die maffe strijkers waar RZA mee af kwam. Ik had zoiets van: wow, waar leidt deze trip ons naartoe?

Het was dus verre van een cultuurclash?

Ik denk dat onze achtergronden niet zo gek veel verschillen. Spiritueel gezien is Glasgow niet ver van New York. Er is iets raars met de Schotten. Onze afkomst is ons in zekere zin vreemd. Ik vind dat ik in Schotland niet echt thuishoor. Dat gevoel hebben die zwarten in New York ook wel, denk ik. Ik kan me heel goed voorstellen hoe het voor hen moet zijn. Er is een band.

Ik dacht nochtans dat Schotten heel trots waren op hun roots.

Tuurlijk zijn we trots. Maar als ze mij naar mijn nationaliteit vragen, zeg ik: “Ik ben Brits.” Ik ben helemaal niet nationalistisch ingesteld. Fundamentalisme is een ramp. Als ik in Timboektoe geboren was, zou ik daar ook fier op zijn. Een boel culturen zijn in mijn bloed gemixt. Mijn vader is Italiaans-Frans, mijn moeder Duits-Iers. Ik kan mezelf geen Schot noemen. Ik ben alles tegelijk. Soms denk ik dat het dàt is wat me zo gek maakt. Ik woon in Londen, maar werk in Glasgow, want daar laat iedereen me met rust.

Je poseert alleen voor de lens van modefotografen.

Omdat dat de beste fotografen zijn. Die kennen hun vak tenminste.

Je vindt het ook niet erg om er glamoureus uit te zien.

Uiteraard niet. Ik ben een vrouw, toch? Moet ik er dan belabberd uitzien op mijn hoezen? Ik krijg daar vaak vragen over. Wat ik totaal niet begrijp. “The Hush” is een sensuele plaat, dus moeten de foto’s dat ook zijn.

Sorry, we zijn het niet meer gewend glamoureuze vrouwen te zien. Sinds de grunge, dossen vrouwelijke rockmuzikanten zich om ter slonzigst uit.

Zo gaat het nu altijd met mij. Als iedereen die richting uitgaat, verkies ik de andere. Dat is mijn enige wet: ga altijd de andere kant op. Ik wil anders zijn. Een leider, geen meeloper.

Was dat op school ook al zo?

Ja, ik zette alles op stelten. Oh, wat haatte ik de school. Er zaten dwazen in mijn klas en ik kon het niet hebben dat zij door de leraars op dezelfde manier werden behandeld als ik. Weet je, ik heb altijd een hekel gehad aan alles wat georganiseerd is. Daarom zit ik in een groep. Ik zou het niet kunnen: leven volgens een vast stramien.

“The Hush” is uit bij Universal. Texas speelt op 3 juli in Werchter op T/W ’99.

Peter Van Dijck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content