SMELTKROES MALEISIË

Zonsondergang op Redang, een eiland aan de westkust. © TEKST EN FOTO'S JO FRANSEN

SHOPPEN IN METROPOOL KUALA LUMPUR, GOKKEN IN DE KOELE HOOGLANDEN, GRASDUINEN TUSSEN RELIGIES EN ETNIEËN, OF ONDERDUIKEN IN DE MALEISISCHE LANDSCHAPPEN.

Op weg van de gloednieuwe luchthaven naar het hotel houden we vroeg in de ochtend halt in Putrajaya, een modelwijk van brede lanen, statige regeringsgebouwen en een gloednieuwe moskee, goed voor vijftienduizend gelovigen. “Om het hectische Kuala Lumpur te ontlasten worden in een mum van tijd nieuwe satellietsteden en een Maleisische Silicon Valley gebouwd”, weet de gids. Net als de Petronas Towers, voorlopig slechts schimmen aan de horizon, of zusterstad Cyberjaya, het epicentrum van de Multimedia Super Corridor, staat de nieuwe administratieve hoofdstad symbool voor het vooruitgangsgeloof van Maleisië.

Misschien ligt hier de reden waarom de lokale toeristische dienst de delegatie buitenlandse reporters ontvangt in het Genting Highland Resort, het levenswerk van een gewiekste ondernemer die eerst een weg en vervolgens een lokale versie van Las Vegas bouwde in de heuvels, op een goed uur rijden van de hoofdstad, koel en verheven boven de broeierige vlakte. Hier draait alles rond het casino, het enige van het land. Gokken is voor moslims weliswaar verboden, maar ruim een kwart van de bevolking heeft Chinese roots en het gokken in het bloed.

Vijf luxehotels bieden er tienduizend bedden, maar Europese toeristen zie ik tijdens mijn verblijf niet. Onder Aziatische tijgers is het belang van het Avondland relatief, zo bewijst de veeleer bescheiden Europese persaanwezigheid, kleiner dan de delegaties Zuid-Afrikanen, Chinezen, Indiërs of Jemenieten, die bovendien de eerste prijs voor Best Traditional Dress wegkapen op het folklorefestival, later op de week. Maar eerst vergapen we ons aan de überkitsch van de First World Plaza, een kruising tussen een shopping mall en een pretpark, met de onvermijdelijke replica’s van de Eiffel-toren, het Vrijheidsbeeld of de Moulin Rouge. Bordkartonnen Venetiaanse gondeliers draaien rondjes op het waterkanaal langs fastfoodrestaurants, juweliers en een bonte keuze boetiekjes. In de discotheek Safari maken we op het ritme van elektronische karaokebassen een tijdreis naar de seventies en smullen we van sushi en saté.

Place to be voor de Aziatische gokkers zijn de eindeloze rijen roulettetafels, kaarthoeken en glimmende eenarmige bandieten. Hier ligt het immer rinkelende hart van het gokparadijs, midden in het nevelwoud. Aan alles wordt gedacht. In de eclectische Chin Swee-tempel, een mix van confucianisme, taoïsme en boeddhisme, kun je na een zware nacht voor vergeving van je zonden bidden.

BETONPUIST IN HET WOUD

Niet geplaagd door de gokduivel profiteer ik van het mooie panorama vanaf een negen verdiepingen hoge pagodetoren, een arendsnest op de bergkam, halverwege de kabelbaan tussen het casino en het basisstation. Allemaal het werk van Lim Goh Tong, een Chinese immigrant die begon als schroothandelaar en eindigde als vastgoedmagnaat, reder en icoon. Het Genting Resort mag dan een kapitalistische uitspatting van betonwoede zijn, ver van elk ecotoeristisch ideaal, de natuurlijke rijkdom ligt op de drempel van het complex. De ruggengraat van het schiereiland, het Titiwangsagebergte waarop het Genting Resort slechts een puist is, blijft grotendeels ongerept. Vroeg in de ochtend halen vogelaars hun hart op aan het gekwetter en getjilp in het regenwoud, condenseren dauwdruppels op een orchidee en slingeren enkele apen weg, diep in het ondoordringbare gebladerte, zodra ze mijn voetstappen horen. “Dit woud is al 135 miljoen jaren oud”, vertelt natuurgids Peter Hon. “Maleisië kende immers nooit een ijstijd. We tellen hier wel tweehonderd planten en bomen per vierkante kilometer.”

In het kalksteengebergte aan de rand van Kuala Lumpur liggen de Batugrotten, een heiligdom voor de lokale Indiase gemeenschap, ongeveer een tiende van de bevolking. Tussen de kramen vol traditionele offergaven zoals bloemenkransen, bundels wierookstokjes of kokosnoten in een rood lint, klimt een steile trap naar het heiligdom, driehonderd treden hoger. Tijdens het jaarlijkse boetefeest, Thaipusam, overrompelen pelgrims de tempel, maar op een weekdag kunnen de toeristen rustig poseren voor een van de altaren, desgewenst met een cobra fotogeniek gedrapeerd rond de nek. Het gefladder van vleermuizen en de steelse lichtstralen uit kloven en spleten geven de kathedraalgrot, versierd met enorme stalactieten, een raadselachtige sfeer die mystieke Zuid-Indiase rituelen oproept.

Chinatown en het vlakbij gelegen, maar kleinere Little India zijn al sinds het ontstaan van Kuala Lumpur bruisende volkswijken. Mis hier de centrale markt niet, een Malaysian Heritage Site door de Britten gebouwd in 1888. De groenteboeren en beenhouwers hebben plaatsgemaakt voor souvenirwinkels en boetieks, met een overweldigend aanbod boeddha’s, batik en beeldhouwwerk, sjaals, stoffen en snuisterijen. Verpozing vind je in een van de vele theehuizen of in een massagesalon, waar de menu’s al even gevarieerd zijn als in de restaurants van de Chinese, Indiase of Maleisische keukens op de eerste verdieping.

TWIN TOWERS

Wie Wijnegem Shopping of Maasmechelen Village het einde vindt, waant zich in Kuala Lumpur in het paradijs. Tientallen shoppingcentra liggen verspreid over de stad, van het luxueuze The Pavilion (met westerse merken tegen bijna-westerse prijzen) tot Sungei Wang Plaza (het meest Maleisische winkelcentrum, met smalle gangen en stapels goedkope kleren). Internationale topmerken vinden een onderkomen in Suria KLCC, de prestigieuze winkelgalerij aan de voet van de Petronas Torens. Het hoogste gebouw ter wereld is dit al lang niet meer, maar met zijn 452 meter blijven het wel de hoogste twin towers. Wie de loopbrug tussen de twee torens (op de 41e verdieping) wil bewandelen moet vroeg uit de veren, want dagelijks worden slechts een goede duizend bezoekers toegelaten.

Een honderd meter hoge vlaggenmast, volgens mijn gids wél de hoogste ter wereld, gedenkt op Merdeka Square de onafhankelijkheid van het land. Aan het eind van de negentiende eeuw was dit grasperk, tussen de neogotische kathedraal, het stadhuis en de rechtbank, het epicentrum van de koloniale macht. Britse militairen marcheerden op de Parade Ground of genoten een kopje thee in de Royal Selangor Club, de gentleman’s club met een stiff upper lip. Nog steeds blijft de club gereserveerd voor leden, maar op deze paradedag verzamelt de internationale pers op het statige terras. Het festival Colours of Malaysia viert met een indrukwekkende parade de rijke culturele mix van het land. Maleisiërs, Chinezen, Indiërs en de Orang Kita (de oorspronkelijke inwoners van het land), allen op hun paasbest in traditionele kledij, trekken in een muzikale stoet voorbij de eretribunes en door de straten van de stad. Duizenden dansers beelden de toeristische troeven van het land uit : fruit en voeding, stranden en eilanden, ecotoerisme en homestay, shopping paradijs en mega sales. Een uit volle borst meegezongen Tarian Cuti Cuti 1Malaysia, een loflied op de eenheid in verscheidenheid, vormt de vrolijke finale van de avond, waarna een volksfeest losbarst.

TEKST EN FOTO’S JO FRANSEN

WIE DE LOOPBRUG TUSSEN DE 2 TORENS WIL BEWANDELEN, MOET VROEG UIT DE VEREN, DAGELIJKS WORDEN SLECHTS 1000 BEZOEKERS TOEGELATEN.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content