SHEILA OCH. Niets verlamt meer dan angst
“Ik wou iemand creëren die niet bang was”, zegt de in 1971 uit Praag
gevluchte schrijfster Sheila Och. In haar anarchistische
jeugdboek “Het zout der aarde en het domme schaap”, leert opa Vanek
het meisje Jana hoe leuk het is om non-conformist te zijn.
PIET DE MOOR
FOTO : LIEVE BLANCQUAERT
In de jaren ’60 liep ik in Praag Filmhogeschool. We kregen les van Milan Kundera. Tot dan toe was het literaire onderricht een puur encyclopedisch, gortdroog gedoe geweest. Door de lessen van Kundera kregen we plots echt greep op de grote wereld van de literatuur. Kundera zei : vergeet alles wat jullie geleerd hebben, nu doen we Flaubert. Hij leerde ons uit welke bouwstenen een literair werk wordt opgetrokken, welke refreinen erin voorkomen. In mijn boek Het zout der aarde en het domme schaap zijn het de duiven die steeds terugkeren, die struktuur geven aan het verhaal”, vertelt de in Duitsland wonende Tsjechische schrijfster Sheila Och (55). “Ik ken geen man die mijn leven zo beïnvloed heeft als Kundera, ook al was hij zich daarvan waarschijnlijk niet bewust. Je hebt eigenlijk geen idee wat een goede leraar voor het intellektuele leven van een jong mens kan betekenen. Begin jaren ’70 werd ik zelf assistente aan de Praagse Filmhogeschool. Ik was bang dat ik er niet zou kunnen blijven werken en vertelde dat aan een van de leraars die in het schoolbestuur zat. Die antwoordde : “Je hoeft geen schrik te hebben. We hebben zopas Milan Kundera buitengegooid. Er is plaats en geld genoeg. ” Op dat ogenblik wist ik dat het tijd was om zelf weg te gaan uit Tsjechoslowakije. Als je je gaat nestelen in de jobs van diegenen die gedwongen worden te gaan, dan bestaat het gevaar dat je je op glad ijs begeeft en verzeild geraakt in situaties die je niet wou. Met een toeristenvisum ben ik in 1971 naar Bonn gegaan. Voordat de trein de grens overstak, heb ik mijn dochter een slaappil gegeven. Zo was ik af van de zorg dat ze tegen de Tsjechische grenswachters zou praten over onze familieleden die in Duitsland woonden. “
Uw ouders waren al eens eerder uit Tsjechoslowakije geëmigreerd ?
Och : Ja. Mijn vader was een Tsjech en mijn moeder een Slowaakse. Mijn ouders waren in de jaren ’30 vanuit het Slowaakse Pressburg het huidige Bratislava naar Praag getrokken. Maar ze zagen snel welke bedreiging Duitsland begon te vormen. In 1938 weken ze uit naar Engeland. Daar werd ik geboren. Ik kreeg twee namen : Sheila, een echte Britse naam, en als tweede Miroslava, Tsjechischer kan het niet. Toen we na de oorlog in 1945 naar Praag terugkeerden en ik mijn eerste paspoort kreeg, moest ik kiezen. De bureaukratie stond niet toe dat iemand twee voornamen had. Uit protest koos ik voor het Engelse Sheila. Mijn vader stierf in 1946 en kort daarna is mijn moeder hertrouwd. Na de mislukte revolutie van 1968 zijn mijn ouders naar Duitsland gevlucht. Het lag dan ook voor de hand dat ik me in Duitsland zou vestigen.
Daar begon u te schrijven ?
Och : Ja. Maar ik had in Praag al in dezelfde sfeer gewerkt. In Tsjechoslowakije had ik draaiboeken voor kinderfilms geschreven. In Duitsland was het natuurlijk anders. 1971 was een zeer mooie zomer. Maar ik kende geen Duits en ik was zeer eenzaam in Bonn. Dat maakte dat ik veel tijd had om na te denken. Ik vroeg me af wat me in Tsjechoslowakije het meest had beklemd. Ik kwam tot de konklusie dat het angst was. Angst voor de bureaukratie, angst voor overheden, angst voor autoriteiten. Voor iemand die zijn persoonlijkheid wilde bewaren en toch carrière wilde maken, was het leven zeer moeilijk in Tsjechoslowakije. Ik wou iemand creëren die geen angst kende. Dat werd de non-konformistische grootvader uit mijn verhaal Het zout der aarde en het domme schaap. Precies omdat hij geen angst wil kennen, moet die grootvader vrijwillig afzien van heel wat zaken die tot het normale leven van de anderen behoren. Hoe ongewoon zijn denkbeelden ook zijn, toch is die grootvader in wezen een moralist die een uitzichtloze strijd voert tegen alle vormen van bekrompenheid. Naast hem staat Jana, het meisje op wie grootvader zijn denkbeelden en levensidealen tracht over te dragen. Grootvader wil niet dat anderen opdraaien voor de vrijheid die hij gekozen heeft. Jana doorziet hem helemaal, maar ze laat hem toch doen. Dat is mooi, want Jana is een puber, dat wil zeggen dat ze op een leeftijd is gekomen waarop kinderen zeer kritisch staan tegenover de volwassen mensen uit hun omgeving. Ouders zijn in de ogen van pubers meestal niets meer dan van hun sokkel gevallen monumenten.
Er steekt veel ironie in “Het zout der aarde en het domme schaap”. In het boek wordt ook openlijk over seksualiteit gesproken. Snappen jonge lezers dat wel ?
Och : Als lezer neem je eruit wat je bevalt. Ik denk dat jonge lezers veel vlugger met ironie kunnen omgaan dan je zou vermoeden, al hangt veel af van de omgeving en de opvoeding. Een dochtertje van vrienden las het boek in het ziekenhuis na een operatie. Ze moest zo lachen dat de dokters haar verboden verder te lezen, uit schrik dat de hechtingen zouden openspringen. Dat vind ik prachtig. Ik wou een leuk boek schrijven en ik vind het heerlijk als lezers me zeggen dat ze ervan genoten hebben. Het leven is te kort om de hele tijd droevig te zijn.
Tsjechen hebben een heel ontspannen relatie tot seksualiteit. Ze gaan ervan uit dat seks gewoon tot het leven behoort. Het is wel waar dat de kommunisten een heel preuts model trachtten op te leggen, al waren ze de eersten om in het geniep seksorgieën te organizeren. Het Tsjechisch heeft maar weinig echt obscene woorden. We hebben wel duizenden lieve, haast kinderachtige woordjes waarmee we kunnen uitdrukken dat we iemand graag zien. Ik kan dat niet wetenschappelijk aantonen, maar ik heb het gevoel dat Duitsers het veel moeilijker hebben om op een ontspannen en rustige manier met liefde en seks om te gaan.
Wat is er gebeurd met het manuskript toen u het boek had voltooid ?
Och : Het belandde in een la. Via vrienden uit Amerika die bij mij thuis op bezoek waren en het manuskript gelezen hadden, geraakte het in de handen van Josef Skvorecky, een Tsjechische schrijver die in Toronto professor in de literatuur was en die samen met zijn vrouw in Amerika de emigranten- en dissidentenuitgeverij Skvorecky had opgericht. Bij hem werd mijn boek in 1975 gepubliceerd. Skvorecky heeft zeer veel voor het voortbestaan van de levende Tsjechische literatuur gedaan. Hij slaagde erin zijn uitgeverij te handhaven omdat hij er zelf heel veel tijd en geld in stopte. De Tsjechische auteurs en illustrators die bij hem publiceerden, zagen af van honoraria. Daardoor kregen ook minder bekende emigranten de kans om bij hem te publiceren. Na de revolutie van 1989 kon Skvorecky eindelijk vrij spreken. Zo kwamen we te weten dat zijn uitgeverij veel te danken had aan de steun van Tsjechische sportsterren. Vooral uitgeweken toptennissers zoals Ivan Lendel en Martina Navratilova hebben honderden eksemplaren gekocht van de nieuwe boeken die in het Tsjechisch bij Skvorecky verschenen. Die eksemplaren verdeelden ze onder hun vrienden. Ze zorgden ervoor dat ze Tsjechoslowakije werden binnengesmokkeld, wat geen ongevaarlijke onderneming was. Ik heb het zelf tijdens een recente signeersessie in Praag meegemaakt dat mensen een beduimeld eksemplaar van die eerste editie van mijn boek bij zich hadden. Skvorecky gaf dichtbundels, romans en wetenschappelijke werken uit. Hij zorgde ervoor dat de patriottische en nationalistische literatuur uit zijn fonds werd geweerd. Kort voor de fluwelen revolutie hebben we in 1988 het 25-jarig bestaan van de uitgeverij gevierd.
U blijft schrijven in het Tsjechisch ?
Och : Ik wil eindelijk in het Duits gaan schrijven. Zodra ik in Duitsland aankwam wou ik de taal leren. Op mijn 32ste kon ik in een Duitse biblioteek medewerkster voor Oosteuropese literatuur worden, wat in het verlengde lag van mijn belangstelling. Na mijn werk studeerde ik aan de universiteit film- en tv-wetenschap. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om goed Russisch te leren, wat me in Praag niet was gelukt. Ik schreef een dissertatie over Lenin in de Sovjetfilm. Dat was, ondanks alle politieke ernst, tegelijk een heel komisch onderwerp. Ik ken niet minder dan 64 films waarin Lenin als hoofdpersoon optreedt, nu eens als kind, dan weer als grijsaard. En ik schreef die dissertatie in het Duits omdat ik me van de angst wilde bevrijden niet in die taal te kunnen schrijven.
Zopas heb ik een punt gezet achter het schrijven van jeugdboeken. Je kan daar niet eindeloos mee doorgaan zonder in schema’s en routine te vervallen.
Waarover gaat uw laatste jeugdboek ?
Och : “Mijn verdienstelijke vakantie” gaat over twee Tsjechische jongetjes van een jaar of 12 die in het postkommunistische Praag voor het eerst met het kapitalisme gekonfronteerd worden. Ze willen het geld, waarvan men zegt dat het op straat voor het rapen ligt, snel in hun eigen zakken hebben. Ze worden daarin een beetje geholpen door grootvader. Hij is de enige in de familie die zich de vooroorlogse kapitalistische tijden nog herinnert. Maar het loopt niet zo goed af. Als de vakantie gedaan is, worden de jongetjes door hun ouders gedwongen om hun centjes op een spaarboekje te plaatsen. Maar geld waar je niet bij kan, is voor de jongetjes, die zo vindingrijk kapitaal hebben geakkumuleerd, toch niets waard ? “Mijn verdienstelijke vakantie” is nog in het Tsjechisch geschreven, vooral omdat ik er een Tsjechische problematiek in behandel. Maar zoals gezegd wil ik voortaan in het Duits schrijven en beschouw ik het schrijven van jeugdboeken als behorend tot het verleden.
Hoe is de literaire situatie op dit ogenblik in Tsjechië ?
Och : Helemaal anders dan in het verleden. Onder de kommunisten vond je in elk stadje wel drie of vier boekhandels die eigendom waren van de staat. In de plaats van die boekhandels, die na de val van het kommunisme de huur niet meer konden betalen, zijn nu andere en lukratievere zaken gekomen. Literatuur wordt in grote mate in standjes op straat verkocht. Tsjechen houden ervan om snel even op straat een boek open te slaan. Ik heb me laten vertellen dat er op dit ogenblik meer uitgevers dan boekhandels zijn. Dat moet te maken hebben met het zendingsbewustzijn van de Tsjechen. Er zijn eenmansuitgeverijen die ondergebracht zijn in garages. Er is dus wel belangstelling voor literatuur, maar persoonlijk betreur ik het uiteenvallen van Tsjechoslowakije. Door de afscheiding van Slowakije is een markt van 4 miljoen mensen verloren gegaan, waaronder veel lezers van Tsjechische literatuur. Een Slowaak die nu een nieuw Tsjechisch boek wil lezen, moet dat aan de bron in Praag bestellen. De distributie van Tsjechische boeken in Slowakije is immers helemaal stilgevallen. Slowaakse boekhandelaars zijn bang om Tsjechische boeken in voorraad te hebben en te verkopen.
Omdat de Slowaakse overheid zou twijfelen aan hun loyauteit ?
Och : Ja, Slowakije heeft een grote behoefte om zich van de Tsjechische republiek af te zetten. De Slowaakse overheid gedraagt zich als een puber die zich van zijn ouders afkeert. Veel Slowaakse intellektuelen zijn na de afscheiding in Tsjechië blijven wonen en hebben de Tsjechische nationaliteit aangenomen omdat ze zich met het Slowaakse beleid niet konden verzoenen en vreesden voor represailles. Blijkbaar was de Slowaakse scheiding van Tsjechië onvermijdelijk, maar ik vind het een verlies voor de kultuur.
“Het zout der aarde en het domme schaap”, Sheila Och, uit het Tsjechisch vertaald door Dagmar Bartonikova en Henja Schneider, Uitgeverij Houtekiet/Fontein, 116 p., 595 fr.
Ik schreef een dissertatie over Lenin in de sovjetfilm. Een heel komisch onderwerp.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier