PARADIJSVOGELS
Het is toch altijd iets. Julie had het als Belgische immigrante zover geschopt dat ze in een grote mooie villa woonde met uitzicht over de Golf van Mexico. “Het beste adres van Sarasota”, zegt ze me zonder gêne tijdens een zondagse cocktailparty in de villa van een andere landgenoot in dit welvarende, keurige stadje in Zuid-Florida. Wit poederzand, wuivende palmbomen, bolle kokosnoten, dartelende dolfijnen, duikende pelikanen, vlammende zonsondergangen. Enfin, alle ingrediënten van de stereotiepe reisbrochure, maar dan in het echt.
Maar dan begon Julies paradijs te stinken. De red tide, het ‘rode getij’, bestaande uit algen die plots een wildgroei ontwikkelen en duizenden vissen verstikken, spoelde steeds vaker aan op het witte strand. “De stank van die dikke laag rottende algen en vis was niet om uit te houden”, vertelt Julie, “zelfs met de ramen potdicht bleef je het ruiken. Ik werd er allergisch aan. Uiteindelijk zijn we daar weggegaan, op dringend advies van mijn dokter.”
“Dat is ook proper voor de toeristen”, zeg ik. “De toeristische dienst rept er met geen woord over,” zegt Julie, “toerisme is de voornaamste bron van inkomsten voor de stad.” Julie en haar man zijn verhuisd naar een andere grote mooie villa nadat ze de oude voor (opnieuw haar eigen woorden) “een belachelijk hoog bedrag” hadden verkocht. Eind goed, al goed?
Niet echt. Julie, ziet u, heeft haar zeepanorama verwisseld voor een uitzicht op een romantische vijver. Waggelde er gisteren toch wel een drie meter lange alligator uit die vijver, recht haar tuin binnen. “Dat zou er nog moeten bijkomen”, zegt ze, “dat mij een been wordt afgebeten door een krok. Ik heb de politie gevraagd hem te vangen.” Alligators, ooit bijna uitgeroeid in Florida, zijn al een paar jaren terug dankzij strenge beschermingsmaatregelen.
“Ze zitten hier overal”, zegt een andere Belgische, “ik heb ermee leren te leven.” Haar naam is Monique. Ze is een vrolijke, mollige, blonde, flink opgemaakte Brusselse die een beetje aan Bianca Castafiori doet denken. Ze woont al 49 jaar in Amerika waarvan twintig in Longboat Key, net buiten de stadsgrens van Sarasota. “Ik heb heel Florida afgereisd voor ik beslist heb om hier een huis te kopen,” zegt ze, “je kunt niet beter wonen. Er is een grote keuze aan muziek, dans en theater in Sarasota. Het is hier veilig. In de winkels is men vriendelijk. Alleen in de zomer is het wat te heet, maar dat los ik op door op reis te gaan.” En de muggen? “Ach, er zitten er meer in New York. Hier worden ze doodgespoten”, antwoordt ze laconiek.
Montere Monique houdt zo’n beetje de Belgische gemeenschap van Sarasota bij elkaar. Ik krijg een lijst met de namen van haar 55 leden. “Er zijn hier nog meer Belgen,” zegt ze, “maar je hebt er altijd die liever niet naar Belgische activiteiten komen.” Zoals ik in New York, slik ik op tijd in. Het gesprek belandt terug bij de alligators. “Natuurlijk zijn er meer en meer confrontaties,” zegt Monique, “hoe kan het anders als je ziet hoe snel Florida wordt volgebouwd.” “Ik weet wat je bedoelt,” zeg ik, “we zijn drie keren voorbij Yve’s gebouw gereden voor we het herkenden tussen al die nieuwbouw.” Yve is de Belgische in wier flat we logeren terwijl zij in België is. Toen we hier in 1998 waren, stond haar gebouw nog afgelegen in het groen, nu is het half-verscholen achter nieuwe flatgebouwen en een Ritz Carlton Hotel.
Dat leidt de conversatie naar Amerika’s geliefkoosde gespreksonderwerp: de waarde van onroerend goed. “De prijzen zijn niet zo fel gestegen als in New York”, zegt iemand, “maar ook hier zitten ze serieus in de lift.” Oh, dat verre New York waar, dat weet blijkbaar iedereen in het gezelschap, de grondbelasting een stuk lager is dan in Sarasota. Geen van de gasten lijkt mijn stad een bijzonder warm hart toe te dragen. Ze zijn content waar ze zijn, nog contenter dan de vele Belgen uit mijn kennissenkring voor wie uitwijken onvoorstelbaar is.
Is Sarasota nu echt zo’n paradijs? Het hangt ervan af voor wie. Het gros van de duizenden arbeiders die de villa’s, golfterreinen, hotels en dergelijke onderhouden, moet pendelen vanuit het veel goedkopere binnenland. Thuis is voor hen vaak een stacaravan op een terrein dat ze met lotgenoten delen. Het openbaar vervoer in en om de stad is een catastrofe. Zoals in Los Angeles kun je niet zonder auto, als je wilt werken. De gratis public schools, waar de armsten hun kinderen naartoe sturen, zijn in Florida berucht ondergesubsidieerd. Het is een keuze die in grote mate wordt bepaald door de disproportioneel grote groep rijke, vaak gepensioneerde kiezers die hun belastinggeld liever aan andere projecten besteed zien. Zoals het tegengaan van de erosie van de stranden en het beschermen van villa’s die ze uitdagend dicht bij het water lieten bouwen.
Verleden week, toen orkaan Isidoor passeerde, stonden er verscheidene van die dwaze droomwoningen met hun voeten in het water. Sommige bewoners eisten nog meer overheidsinvesteringen in zeemuren en zand. Een ervan had zelfs het lef om te klagen over het grijze zand dat vorig jaar werd aangevoerd. Hij vond het minder mooi dan het witte poederzand dat was weggespoeld. Het is toch altijd iets.
Jacqueline Goossens, vanuit New York
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier