OZARK HENRY & HOOVERPHONIC Knokken op de elektro-sien

Elektro-groepen zijn de Assepoester in het Belgische muziekhuishouden. Ozark Henry en Hooverphonic worden in eigen land zo stiefmoederlijk behandeld dat ze wel naar het buitenland moéten lonken. Met succes overigens.

Ons land heeft een rijke elektro-traditie. Maar het is al een even grote traditie dat die pioniers van eigen bodem over de grens meer gerespecteerd worden dan thuis. Telex, Front 242, Insect, Praga Khan, noem maar op, ze moesten eerst elders potten breken alvorens hier de oren werden gespitst. Ozark Henry en Hooverphonic mogen gerust aan dat rijtje toegevoegd worden.

Deze twee acts hebben, naast het geen-sant-in-eigen-land syndroom, meer gemeen dan je op het eerste gezicht zou denken. Eén: de David Bowie-link. Hooverphonic werkte op het tweede album samen met Mark Plati, de programmeur achter Bowie’s drum ‘n’ bass-uitstapje Earthling. Ozark Henry van zijn kant kreeg van de Britse rockster een hartverwarmend compliment in een interview met een Nederlands blad.

Twee: Ozark Henry én Hooverphonic werden in het prille begin vaak op één lijn gezet met Tricky en Portishead, maar probeerden op hun tweede cd van dat triphop-etiket af te geraken.

Drie: allebei gingen ze van de weeromstuit op zoek naar een warmer geluid en sleepten ze met dat doel voor ogen violen de studio binnen.

Vier: de bandleiders van Ozark Henry en Hooverphonic, respectievelijk Piet Goddaer en Alex Callier, dromen al lang luidop van het licht op groen te krijgen voor het componeren van een soundtrack. Voor de tweede is die wens heel recent uitgekomen. Alex legt op dit eigenste ogenblik de laatste hand aan de score van Shades, de in Antwerpen gedraaide film met Mickey Rourke.

OZARK HENRY

Piet Goddaer liet halverwege de jaren ’90 voor het eerst van zich horen met Word. Dit met hiphop stoeiend gezelschap was echter geen lang leven beschoren. Na de split werd Goddaer een overtuigde doe-het-zelver. Pas in het laatste stadium een wapenbroeder in zijn slaapkamer annex studio toelatend: Filip Tanghe. Het Ozark Henry-debuut I’m Seeking Something That Has Already Found Me liet in ’96 een nieuw geluid op de mensheid los dat duidelijk op z’n tijd vooruit was. Tweede cd This Last Warm Solitude is een nog grotere stap voorwaarts. Waren de West-Vlamingen op de eerste plaats vooral in de weer met sferen, op de nieuwe draait het om songs. Goeie songs.

Het valt op “This Last Warm Solitude” ook minder op dat de plaat aan de hand van sequencers en computerprogramma’s is gemaakt.

Piet Goddaer: Voor mij betekent elektronica enkel een makkelijke manier van werken. Ik ben niet zo’n computerfreak. Maar het is handig om de arrangementen in je eentje uit te werken. Ik heb niet het geld om muzikanten in te huren, als ik bijvoorbeeld blazers nodig heb. In mijn werkkamer is trouwens geen plaats om een drumstel neer te poten. Die technologie is dus gewoon heel praktisch. Ik vind het echter een uitdaging om de muziek toch organisch te doen klinken. De plaat heeft een live-gevoel. Er zit beweeglijkheid in.

Zie je jezelf ooit nog functioneren binnen een groep?

Goddaer: Oh ja. Als zanger is het geestig om in een band te zitten, want dan moet je je niks aantrekken. Het enige waarop je je moet concentreren, is je stem. Ik zou dat graag doen, ja. Het zou een goed tegengewicht vormen. Een keer niet de grote verantwoordelijkheid dragen. Over Ozark Henry heb ik totale controle. Ik maak de songs zoals ik ze in mijn hoofd heb.

Het openingsnummer “Radio” heb je geschreven voor Wouter Mestdagh, een vriend van je die intussen aan een slepende ziekte is gestorven. Heeft hij de song nog kunnen horen?

Goddaer: Ja, hij is in de studio geweest. De plaat was eind juli af. Even later is hij gestorven. Hij wist al langer dat hij ten dode opgeschreven was. Hij had botkanker en wist van vorige zomer al dat hij in een straatje zonder eind was gesukkeld. Toch was hij niet verbitterd. Wouwie had een enorme wilskracht. Hij had al eens gevraagd: “Wil je geen nummer aan mij opdragen op je tweede cd? Want ik vrees dat iedereen me anders gaat vergeten wanneer ik dood ga”.

Het positivisme dat hij ondanks alle ellende wist te behouden, staat lijnrecht tegenover de pathetiek van de would-be zelfmoordenaar op de track “Hurray Goodbye”.

Goddaer: Ik haat mensen die drijven op zelfbeklag en gemis aan aandacht. Mensen die de dingen niet kunnen accepteren zoals ze zijn. De titel Hurray Goodbye is natuurlijk dubbel. Als zo iemand voor de zoveelste keer komt zeggen dat hij het niet meer ziet zitten en zich van kant wil maken, heb ik bijna zoiets van: hoera, dat is goed nieuws! Ik vind die klaagzangen vaak misplaatst. We hebben hier niets tekort, toch? En als iets je niet zint, doe er dan iets aan! Iedereen is natuurlijk wel eens geneigd tot zelfmedelijden. Uiteraard wil je soms dat de zaken anders zouden lopen. Toen ons debuut in eerste instantie weinig aandacht kreeg, had ik ook kunnen gaan mekkeren. Ook al waren er maar tien mensen die die plaat kochten, ik vond het cool dat zij ervoor naar de winkel stapten.

Hoe kwam het dat “I’m Seeking Something That Has Already Found Me” pas na een jaar serieus in de belangstelling kwam?

Goddaer: Misschien kwam de plaat gewoon te vroeg. Ongeveer 15 maanden na de Belgische release kwam ze ook in Frankrijk uit en daar werd ze onthaald als een heel frisse cd. Het muziekblad Les Inrockuptibles smeet met superlatieven. Overdreven in feite. We waren nog volop aan het groeien. Omdat Les Inrockuptibles een gerespecteerd tijdschrift is, was er een sneeuwbaleffect naar Duitsland, Nederland en Engeland toe. Ineens ging iedereen dieper op onze muziek in. Zelfs in Scandinavië is er nu interesse. Hier in België kreeg die Franse hype niet direct gevolg. Ik weet niet hoe dat komt. Hier heerst toch meer een soort dorpscultuur. Als je niet iedereen in het café kent, mag je niet aan de toog gaan staan.

Er is kritiek geleverd op je Engels.

Goddaer: Het is zeker niet zo dat ik nonchalant met die taal omga. De teksten zijn nagelezen en goedgekeurd. Ik besef immers maar al te goed dat mijn plaat eerder voor de internationale markt dan voor België bestemd is. Dat is geen pretentie. Voor elektro zit je nergens beter dan in Scandinavië, Duitsland, Frankrijk en Amerika. Ik weet echter wat tegen de borst stuit: af en toe vertaal ik uitdrukkingen die ons eigen zijn letterlijk in het Engels. “Ik heb mijn handen vol”, wordt dan: “I’ve got my hands full”. De Britten appreciëren dat. Zij zeggen: “Da’s een rare manier om iets te zeggen, maar het klinkt cool”. Zij vinden m’n teksten echt interessant. Ik vind dat songs trouwens in een spreektaal moeten geschreven worden. De taal van de straat.

Hoe verklaar je dat de Belgen altijd al zo straf zijn geweest in elektronische muziek?

Goddaer: De grootste muziekcultuur, buiten het commerciële genre, blijft hier de rock. De elektro-sien is veel kleiner dan die van de gitaarbroertjes. Als je op ons terrein iets wil bereiken, moet je veel harder vechten en veel meer geloven in wat je doet. De deuren om ergens te geraken zijn ook veel kleiner. Rockgroepen mogen langs de grote poort binnen, wij moeten ons door een kattenklapdeurtje wringen. Mensen die met elektronische muziek bezig zijn, hebben daardoor een enorme gedrevenheid. Als het meer moeite kost om door te breken, sta je achteraf ook sterker. Het is erop of eronder. We moeten altijd op dezelfde nagel kloppen. Tot hij erin gaat.

Je komt uit Kortrijk, niet bepaald het zenuwcentrum van de muziekbizz.

Goddaer: Antwerpen heeft een echte rocksien. Als er zich in Kortrijk iets op muzikaal gebied ontwikkelt, waait dat niet over naar de andere steden. Wat ik heel bizar vind, want België is al zo klein! De mentaliteit is hier zo bekrompen. Het competitiegevoel tussen de bands is nog zoiets idioots. Kijk naar de manier waarop K’s Choice en dEUS tegen elkaar uit werden gespeeld en hoe die groepen zich daar nog in lieten meeslepen ook. We hebben ooit het voorprogramma moeten doen van gasten die hoog in De Afrekening van Studio Brussel stonden. We mochten maar een deel van het geluid en van het licht gebruiken. Dat vond ik zo kleinzielig! Dan was openen voor Front 242 een totaal andere ervaring. Van die mannen kregen we alle faciliteiten. Zo hoort het, toch? Laat ons allemaal aan hetzelfde zeel trekken in plaats van elkaar stokken in de wielen te steken. Waarom zou K’s Choice dEUS niet mee op tournee kunnen nemen in Amerika? We moeten elkaar toch een beetje kunnen steunen. Elkaar het licht in de ogen gunnen. Als een groep van eigen bodem internationaal succes heeft, moeten we daar gewoon blij om zijn.

HOOVERPHONIC

Als het ware uit het niets kwam Hooverphonic (toen nog kortweg Hoover) met het nummer 2 Wicky op de soundtrack van de Bertolucci-film Stealing Beauty terecht. Een krachttoer die hen zelfs voor de TerZake-camera bracht. Toenmalige zangeres Lies Sardonius verdween uit eigen beweging na de debuut-cd A New Stereophonic Sound Spectacular uit beeld. De 19-jarige Geike Arnaert kwam in de plaats. Met haar maakte de groep Blue Wonder Power Milk, een cd die internationaal lijkt aan te tikken. In oktober reisden ze een maand doorheen Europa, onmiddellijk gevolgd door een Amerikaanse tournee van bijna anderhalve maand. Zonder Hooverphonic-brein Alex Callier evenwel. Officieel heette het dat hij thuis bleef om de soundtrack van Shades af te werken.

“Er zijn ook nog andere redenen”, verklapt Geike Arnaert. “Alex kijkt een beetje tegen het toerleven op. Hij heeft het er persoonlijk heel moeilijk mee. Kampt ook met maagproblemen. Het onregelmatige en slechte eten on the road verteert hij niet zo goed. Zodoende besloot hij voortaan niet meer mee de hort op te gaan. Maar hij blijft wél volwaardig lid van de groep. Stef, de jongen die hem live als bassist vervangt, is misschien niet zo extravert als Alex, maar dat verwachten we ook niet van hem. Alex is een figuur, hé. Ik hoop dat de fans hem niet te veel missen. Het lijkt er toch op dat Stef het vertrouwen van de mensen krijgt. Voor mij is het positief dat ik me op het podium meer kan ontplooien. Ik kan me niet meer achter Alex verstoppen. Ik heb meer vrijheid en bewegingsruimte. Pas op, ik heb als performer héél veel van Alex geleerd, maar ik vind dat deze ontwikkeling al bij al nog niet zo slecht is.”

De opofferingen worden jou nooit te veel?

Arnaert: Je moet er inderdaad wel wat voor over hebben. Tijdens de Amerikaanse tournee hebben we maar zes vrije dagen gehad. Het is een aparte levensstijl waar je moet tegenkunnen. Maar ik klaag niet. Want ik kan zingen én tegelijk een beetje van de wereld zien. Er wordt trouwens aardig wat afgelachen in het busje. Je kan niet zonder humor als je zo lang weg bent van thuis. Je zit constant met twaalf man, crew incluis, in dat busje op elkaars gezicht te kijken. Je moet elkaars mankementjes door de vingers kunnen zien. Je maakt op zo’n tournee vrienden voor het leven. Ik kan me voorstellen dat je, het andere uiterste, ook een enorme hekel aan iemand kan krijgen. Maar dat hebben we gelukkig nog niet meegemaakt.

Onlangs vertelden die van Portishead dat ze met een drankprobleem van hun tournee terugkeerden.

Arnaert: Er wordt meer gerookt en gedronken dan thuis, dat is een feit. Je moet een sterk karakter hebben en met beide benen op de grond blijven staan. Bij Hooverphonic is het zo dat we elkaar een beetje in het oog houden. We zijn echt een familie. We steunen en sturen elkaar.

Welke stad heeft de meeste indruk op je gemaakt?

Arnaert: Dat is moeilijk te zeggen. Je moet weten dat ik vóór Hooverphonic nooit verder ben geweest dan Frankrijk en Oostenrijk. (lacht) Maar New York heeft me waarschijnlijk het diepst geïmponeerd. Heel Amerika heeft me trouwens verbaasd. Vorige keer was ik verliefd geworden op dat land. Deze keer heb ik ook de slechte, zieke kantjes gezien. Wij doen al lelijk omdat hier The Jerry Springer Show uitgezonden wordt, maar ginds wordt je gewoon plat geslagen met dat soort programma’s. Het soort volk dat je bij Springer ziet, loopt daar ook echt op straat.

Deze keer hebben we ook meer van Los Angeles kunnen zien. We zijn wat door de stad gaan cruisen met de Mustang Convertible van onze tourmanager, die daar sinds kort woont. Heel plezant was dat. Mooie dingen gezien. Decadent ook. De villa’s van ettelijke miljoenen dollars die in Beverly Hills staan te pronken. Texas heeft me aangenaam verrast. Ik had niet verwacht dat we in Dallas, Austin en Houston het alternatiefste publiek van heel de States zouden treffen. Heel vriendelijke en open mensen waren dat. Niet zo straight forward als je wel zou denken. Misschien dat die jonge mensen daar rebelleren tegen het conservatisme van hun ouders.

Marcel Vanthilt zegt dat hij, na anderhalf jaar in de V.S. te hebben gewoond, moet concluderen dat het cliché van e oppervlakkige Amerikanen klopt.

Arnaert: Inderdaad, maar toch moet ik zeggen dat ik dat hier in België een beetje mis: mensen die makkelijk contact maken. Van die peptalk kikker je daadwerkelijk op. Als de mensen hier wat meer lachten, zou dat deugd doen. Het spijtige is dat de Amerikanen op het hypocriete af zijn. Ze durven je niet in het gezicht zeggen wat ze denken. De Engelsen zijn net het tegenovergestelde. Als je daar komt optreden, hebben ze zo’n houding van: “wij hebben de popmuziek uitgevonden, je moet ons niets komen vertellen”.

Internationaal beweegt er wat voor jullie, maar hier werd de tweede cd eerder lauw ontvangen.

Arnaert: Het optreden in Gent was het dieptepunt van onze Europese tournee. Er werd verschrikkelijk koel gereageerd. Op onze muziek kan je niet stagediven, hé. We gebruiken wel elektronica, maar maken geen dance. Je moet naar ons écht luisteren. Een thuismatch zijnde, was dat concert heel ontgoochelend. Dat we hier zo weinig steun ondervinden, is toch wel jammer.

Hooverphonic, “Blue Wonder Power Milk”, Columbia.

Ozark Henry, “This Last Warm Solitude”, Double T.

Ozark Henry speelt op 22 januari op De Nachten in deSingel in Antwerpen. Andere topacts op de eerste avond van deze happening met muziek en literatuur zijn: Nick Cave, Dead Man Ray (die een nieuwe score verzonnen bij de Bobbejaan Schoepen-film “Café Zonder Bier”!) en Gerrit Komrij. Op 23 januari zijn de blikvangers: Mercury Rev, John Parish en New Wet Kojak (zijproject van Girls Against Boys). Info: Tel. (03) 248.28.28.

(onderschriften)

Raymond Geerts, Alex Callier en Geike Arnaert: “Bij Hooverphonic is het zo dat we elkaar een beetje in het oog houden.”

Piet Goddaer, zijnde Ozark Henry: “Totale controle.”

(streamer)

Rockgroepen mogen langs de grote poort binnen, wij moeten ons door een kattenklapdeurtje wringen.

Peter Van Dyck / Foto’s Guy Kokken

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content