opgedolven druivigheid
Zoals bij ons vragen rijzen over de excellentie en de prijs-kwaliteitverhouding van de Franse wijnen in het algemeen, en van de bordeaux en bourgogne in het bijzonder, zo groeit er bij de Italiaanse wijnhandel wat wrevel tegenover Piëmont en Toscane. Vooral hun goede wijnen dreigen (naar Frans voorbeeld) onmogelijk duur te worden.
De wijnprijzen van bepaalde streken wekken afgunst in de minder begenadigde gebieden. Dat kan tot twee reacties leiden. Men begint de eigen wijn technisch te verbeteren, zodat een streekgebonden karakter ontstaat. Of men kiest voor de na-aperij: succesvolle “vreemde” druivensoorten worden in de minder modieuze gebieden aangeplant en onder de druivensoortnaam op de markt gebracht. Zo staat op den duur de hele wereld vol met cabernet sauvignon en chardonnay.
De interessantste reactie is natuurlijk de eerste, waarbij een eigenheid wordt nagestreefd.
In Zuid-Italië is de eigen wijnbouw nog getekend door zijn historische origine: wijn moest kracht geven om de moeizame handenarbeid te kunnen vervullen. Hij werd vooral aan tafel gedronken, vaak omdat zuiver water veel kostbaarder was. Met wijn werd indertijd niet naar verfijning of fruitigheid gestreefd.
Nu beseft men wel dat fruit, frisheid, smakelijkheid en proper hout absoluut noodzakelijk zijn om te overleven op de internationale markt. De moderne wijnmakersinstallaties die daarvoor nodig zijn kan men nu overal kopen. Zo komen aroma’s boven die eeuwenlang in de tafelwijn zijn begraven gebleven, uit druiven die destijds werden gekozen om hun tafelwijnkwaliteiten en niet om hun eigen fruitigheid.
Met andere woorden: die “nieuwe” druivigheden kunnen wel eens tegenvallen. Onlangs hield Toni Etneo, die aan een klim naar het beter geprijsde segment begonnen is, op de hoofdzetel van de Selezione di Vini Italiani in Zonhoven, een educatieve blinde proeverij van die herboren, meestal Zuid-Italiaanse wijnen. Een ervan is een schitterende trouvaille, bij de andere moet de bitterheid nog wat getemd worden.
Ronco dei Quattro Cirò Rosso Classico DOC 1997 (van Fattoria San Francesco, Cirò, Calabrië. 590 fr.) De wijn is getekend door dunne bitterheid, maar ook door stevig, modern vers hout. Hij is gemaakt van gaglioppo-druiven, een typisch Calabrische soort. De wijn mist nog wat vulling.
Nepente di Oliena Cannonau di Sardegna 1997 DOC (van Azienda Agricola Socile Coop-Oliena, Sardinië. 350 fr.) Onaantrekkelijke geuren en smaken van gedroogde zwarte pruimen en van pruimenjenever. Gemaakt voor 90 procent van cannonau-druiven.
Pregio del Conte Rosso 1995 IGT (van Azienda Agricola Saladini Pilastri, Spinetoli, Marche. 340 fr.) Smaakt licht bitter en heeft een traditionele toets van oud hout. Hier is de indringer bij de montepulciano en de sangiovese een druivensoort die zuidelijker thuishoort: de aglianico van Basilicata, die doorgaat voor de nobelste soort van heel Zuid-Italië. Het structuurbitter zal verzachten met de tijd.
Il Falcone Riserva Castel del Monte 1996 DOC (van Azienda Agricola Rivera, Castel del Monte, Bari, Puglia. 435 fr.) De nero di troia is verantwoordelijk voor een neutrale, bittere en vrij korte smaak met zoete, zuiderse nuance en veel alcohol.
Sciri-Cerasuolo di Vittoria 1997 DOC (van Azienda Agricola COS, Vittoria di Ragusa, Sicilië. 720 fr.) De eigenaars Cilia, Occhipinti en Strano, die hun initialen leverden voor de naam van het wijndomein, werken voor deze wijn uitsluitend met nero d’avola-druiven. Moderne, zuivere, soepele en mooi doortimmerde wijn van universele kwaliteit. Een aanrader. De prijs is echter al wat aangepast.
Herwig Van Hove
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier