Op wereldreis
Om te begrijpen hoe twee succesvolle zakenmensen het in hun hoofd haalden hun bloeiende bedrijf op te doeken, het kindermeisje de laan uit te sturen, hun hebben en houden te verkopen om met hun kroost de wereld om te zeilen, moet u terug naar 1996. Een flashback naar een avond rond de keukentafel.
Nieuwpoort, jachtclub VVW, derde ponton R, gele boot met de hoogste mast”, luidt de wegbeschrijving die Hilde mij heeft doorgestuurd. Zo verzeil ik op de Marara, waar ze net ‘schooltje’ spelen. Vader Amaury (44) onderwijst de tweeling Githa en Zeno (6) in het Frans, zijn moedertaal. Moeder Hilde (42) geeft les aan zoon Loic (10), in het Nederlands.
“Zo zullen we de volgende jaren elke ochtend klasje spelen”, legt hij uit.
“Heel wat anders dan ons drukke, gejaagde leven van vroeger”, grinnikt zij. “We beleefden gouden tijden in de multimediasector, waar we precies op het juiste moment en in de juiste branche terechtkwamen.”
Amaury : “We zijn klein begonnen, met ons tweetjes, en al snel hadden we zeventien mensen in dienst. Maar hoe meer personeel, hoe meer problemen, en voor je het weet, ben je de hele dag bezig met managen en organiseren. Wij werkten keihard, vaak zes dagen op zeven, en hadden steeds minder tijd om onze vrienden te zien of een beetje van het leven te genieten.”
Hilde : “We hadden ook een nanny die voor Loic zorgde. ’s Avonds probeerden we om acht uur thuis te zijn om hem zelf in bed te stoppen. Soms begonnen we daarna nog opnieuw te werken, tot laat in de nacht.”
“Op een avond, in oktober 1996 om precies te zijn, bespraken we het overnamebod van een investeerder. Ik zie ons daar nog zitten, aan de keukentafel, afgepeigerd na een dag hard werken op een gespecialiseerde beurs. En plots was er die ene vraag : ‘Hoelang houden we dit nog vol ?’ “
“Begrijp me goed, hard werken vonden we niet erg, alleen zagen we er plots de zin niet meer van in. We streefden allebei naar een hoog gehalte aan genot en kwaliteit, maar we beseften dat we op dat terrein de minimumnorm niet meer haalden.”
Amaury : “Ik dacht die avond ook aan Loic, hoe hij van ’s ochtends tot ’s avonds bij zijn nanny was, hoe zijn kinderjaren ongemerkt aan ons voorbij zouden gaan. Als een donderslag bij heldere hemel beslisten we : ‘We stoppen ermee ! We verkopen alles, en varen om de wereld’.”
Was dat een oude jongensdroom ?
Amaury : “O ja, na mijn studies en legerdienst heb ik twintig maanden lang gevaren, tot in Australië. Ik deed aan boat hiking. Eenvoudig, hoor : als crew member word je, bij aankomst in een haven, heel gemakkelijk door een ander schip opgepikt. Ik vond dat zo’n geweldige ervaring, dat ik besloot dat ik het later opnieuw zou doen, met vrouw en kinderen.”
“Toen ik weer thuiskwam, besloot ik eerst een huis te kopen. Maar om een eigendom te verwerven, moet je werken. Niet zomaar eventjes, maar heel wat jaren. En dan vind je een vrouw en krijg je kinderen en blijf je werken. ‘Nog wat meer verdienen’, denk je. ‘Dan kunnen we een grotere boot kopen, én nog verder reizen, én nog wat meer van dit, én nog wat meer van dat.’ De kunst is om op een dag te zeggen : ‘Nu doén we het’. “
Betekent dit dat jullie voor de rest van jullie leven binnen zijn ?
Hilde : “O neen, wij zijn maar heel gewone mensen. Oké, wij hebben hard gewerkt en geld verdiend. Maar om deze droom te realiseren, hebben wij alles wat wij hadden – op ons huis na – verkocht. Wij zijn ook geen big spenders, hebben nooit een breedbeeld-tv gehad, geen chique villa of een luxeauto met de laatste snufjes. Ik hoef geen fancy kleren, en de kinderen hebben nooit een PlayStation gekregen. Niet dat we gierig zijn, maar we hebben ons geld gewoon gespaard. Schulden of afbetalingen hebben we niet. En als we over enkele jaren weer thuiskomen, zullen we opnieuw werk moeten zoeken.”
Sinds die bewuste avond aan de keukentafel zijn er acht jaren verlopen. Waarom was het water tussen droom en daad zo diep ?
Amaury : “De praktische consequenties van een dergelijke onderneming zijn enorm. Driekwart van alle ‘bootmensen’ zegt : ‘Ooit willen wij de wereld rond’, maar slechts weinigen doen het. Want plots moet je over àlles beginnen na te denken : werk, school, huis, boot, familie, vrienden. Bovendien zijn Githa en Zeno nog geboren – einde 1997 – en heeft de overname van ons bedrijf nog veel tijd, stress en werk gekost.”
Hilde : “Om een lang verhaal kort te maken : we zijn pas in september 2002 gestopt met werken en hebben we eindelijk onze boot gekocht.”
Amaury : “In Bretagne hebben we onze Marara gevonden : een eenvoudige, maar degelijke constructie met twee motoren, een brandstoftank, zeilen en een gps-systeem. Verder was de boot leeg. Het enige comfort op onze reis naar Nieuwpoort was een kampeertafel en een gaskomfoortje. Pas in januari 2003 kon ik aan de inrichting van de boot beginnen.”
Hilde : “Aanvankelijk waren we van plan om in augustus 2003 te vertrekken, maar dat tijdschema bleek veel te strak. In het begin woonde Amaury in Nieuwpoort, ik bleef met de kinderen in Huldenberg wonen. Mijn taak was : inpakken, inpakken, inpakken.”
“We woonden in een groot huurhuis, met drie verdiepingen en een hangar, helemaal volgepropt, ook met spullen van vrienden en familie die dankbaar van die opslagruimte gebruikmaakten.”
“Ik begon meteen lijstjes te maken, ingedeeld in zes categorieën : afvalcontainer, kringloopwinkel, verkopen, weggeven, opslaan en meenemen. Op die manier ben ik erin geslaagd het huis leeg te krijgen. Daarna begon ik aan de administratie : bank, school, sociale zekerheid, domicilie. Als je alle banden begint door te knippen, besef je pas hoe grondig je in het systeem verankerd bent.”
Amaury : “Wellicht hebben we het allemaal wat onderschat : boot inrichten, spullen verkopen, administratie regelen. Daardoor zijn we ook een paar keer moeten verhuizen.”
Hilde : ( lacht) “Een paar keer ? Vijf of zes keer, bedoel je. Eerst huurden we een vakantiehuisje in een bungalowpark, daarna een studio op de zeedijk. Maar de werken aan de boot vorderden trager dan gepland en het toeristische seizoen joeg intussen de huurprijzen de hoogte in. Noodgedwongen kwamen we toen in een huis terecht dat afgebroken zou worden, daarna opnieuw in een bungalowpark en ten slotte in een deprimerend huisje in Nieuwpoort Stad. ( fier) Sinds februari wonen we eindelijk op de boot.”
En de kinderen ? Slikten zij die stoelendans zomaar ?
Hilde : “Vreemd genoeg wel. Als ik nu op die periode terugkijk, verbaast het me dat ze nooit protesteerden. Integendeel, in elke nieuwe woonst was het van : ‘O, wat mooi ! Dat is hier echt chic !’ ”
Amaury : “Tot Loic ons op een dag vroeg : “Waar is ’thuis’ eigenlijk ?” We waren toen echt geschokt.”
Jullie zijn al langer dan een jaar afscheid aan het nemen. Zal de opluchting groot zijn als jullie op 30 mei eindelijk het anker lichten ?
Hilde : “O neen, dan zal ik wenen, daar ben ik zeker van. En het zullen geen tranen van opluchting zijn, maar van gemis. Zelfs als ik nu heel even aan mijn moeder denk, heb ik al een krop in de keel. Begrijp me goed, ik kan het gemis wel aan, maar ik weet dat hààr pijn mijn pijn zal worden.”
Amaury : “Onze ouders zijn intussen bejaard – van 70 tot 75 jaar – en op die leeftijd is de kans reëel dat zij gezondheidsproblemen krijgen.”
Hilde : “Weet je, onze ouders zijn heel actieve en open mensen, maar ze bekijken de zee heel anders dan wij : als een grote bedreiging die in de media slechts ter sprake komt bij storm, ontij of rampspoed. Mijn moeder is heel veel boeken beginnen te lezen over zeilen en wereldreizen. ( stil) Ik heb de indruk dat haar onrust wat is weggeëbd.”
Amaury : “Wat ik het moeilijkst aan ons vertrek vind, is het technische luik : de planning, organisatie en financiering, én de sociale druk. Zovele mensen klinken verwijtend : ‘Dat kun je je kinderen toch niet aandoen ?’ ( grinnikt) Alsof ze Mowgli’s zullen worden, die niet kunnen lezen of schrijven. Of nog : ‘Jullie ouders zijn oud. Je kunt ze toch niet in de steek laten !’ ( fel) Maar we hebben deze zaken goed overwogen en zijn tot het besluit gekomen : ‘Uiteindelijk zal er altijd wel een goede reden zijn om een levensdroom niet waar te maken. Als we het nu niet doen, doen we het nooit’. ”
Oké, vertrekken dan maar. Waarheen gaat de reis ?
Amaury : We vertrekken langs Engeland naar Portugal. Via Gibraltar reizen we verder naar Kroatië, Griekenland en misschien een stukje Turkije. Op het einde van de zomer verlaten we de Middellandse Zee, richting Canarische Eilanden en Senegal, waar we medicijnen moeten afleveren. Via Kaapverdië steken we over naar Zuid-Amerika, waar we eerst de Caribische Zee bereiken. Suriname proberen we te vermijden vanwege de slechte reputatie : onveilig gebied met een hoog risico op piraterij. Vanuit Cuba gaat de reis naar Panama. Eerst wilden we ook de Verenigde Staten aandoen, maar daar hebben we niet veel zin meer in. Als Bush de verkiezingen verliest, kraken we wel een fles champagne.”
“Verder gaat het naar de Galápagoseilanden, de Marquesas-eilanden en Frans-Polynesië. Dan verder westwaarts, via Tonga en Fiji. Daarna wordt het moeilijk kiezen. De West Pacific Ocean, Nieuw-Caledonië of Nieuw-Zeeland ? Misschien blijven we wel een tijdje in Nieuw-Zeeland : we nemen onze rugzakken mee. Via Australië gaat de tocht verder doorheen de Indische Oceaan, langs de Seychellen en een paar kleine, geïsoleerde eilanden zoals Christmas. Of we ook Azië aandoen, is nog de vraag : ook in deze regio komt veel piraterij voor. Op het einde van de Indische Oceaan kunnen we kiezen tussen de Rode Zee als route naar de Middellandse Zee, of via Madagaskar naar Zuid-Afrika, rond de Kaap, naar Sint-Helena en de Azoren.”
Hoelang gaat dit reisje duren ?
Amaury : “Je kunt op honderd dagen om de wereld. Op een meer relaxed manier zijn driehonderd dagen ruim voldoende voor dit traject. Zelf mikken we op vijf jaar, dan hoeven we slechts één dag op de vijftien te zeilen. Dat betekent dat we nog veertien dagen overhebben om te trekken, mensen te ontmoeten, bezoek te ontvangen, dingen te zien, te werken of vakantie te nemen.”
Hilde : “Ik denk dat we uiteindelijk omwille van de kinderen zullen terugkomen. Loic is nu tien en ik vermoed dat hij op zijn vijftiende niet langer homeless wil zijn. ( peinzend) Maar stel dat een van de kinderen al na één jaar doodongelukkig is, dan komen we wellicht veel vroeger terug. Dat moét je gewoon doen, uit respect.”
Hoe kijken de kinderen naar deze onderneming ?
Hilde : “De kleintjes vinden alles oké. Alleen Loic heeft zijn bedenkingen, stelt vragen, neemt niet alles klakkeloos aan. Ook hij kijkt uit naar de reis, maar ziet ertegenop zijn vrienden hier achter te laten.”
Welke angsten en spoken overvallen jullie ’s nachts, zo vlak voor het vertrek ?
Hilde : “Mijn altijd weerkerende nachtmerrie is dat Zeno overboord valt. Hij is ook zo’n wild en roekeloos kind. Een andere nachtmerrie is dat ik ’s nachts, tijdens mijn wacht, in slaap val, plots weer wakker schrik en de eindeloos hoge wand van een gigantische tanker voor mij zie. ( glimlacht) Dàt zijn mijn twee ‘favoriete’ angstdromen.”
“Verder ben ik ook bang van het echte yachtie-wereldje : zeiltoeristen die zoveel mogelijk landen willen aandoen maar uitsluitend in de havens blijven rondhangen, angstvallig bezorgd om een kras op hun schip als de lokale mensen met hun bootjes langs varen om fruit te verkopen. Geloof me, in het zeilwereldje vind je veel mensen voor wie de wereld alleen maar kleiner wordt in plaats van groter. Mannen die voortdurend over hun generator en motorproblemen kletsen, en vrouwen die over hun keuken zeuren. Uit schrik voor dit soort intellectuele armoede hebben wij afgesproken om al het werk – lesgeven, huishoudelijke en zeiltechnische taken – eerlijk te verdelen en ontzettend veel boeken mee te nemen.”
Amaury : “Wat mij het meest beangstigt, is dat wat je niet kan controleren. Een schipbreuk. Drijvende voorwerpen op de zee. Obstakels die je niet ziet, maar die je schip kunnen beschadigen. Vormen van brute pech.”
“Storm jaagt mij minder angst aan, hoewel de recente klimatologische veranderingen het weer een stuk minder voorspelbaar maken. Anderzijds zijn er nu tal van technische middelen die de veiligheid fors verhogen.”
“Mijn diepste overtuiging is dat je met de zee uiterst voorzichtig moet blijven én dat je altijd op jezelf en nooit op anderen mag rekenen. Zelfs de grootste Franse zeiler Tabarly zei ooit : ‘Altijd één hand voor jezelf en één hand voor de boot.’ Toch is ook hij overboord gegaan. Pas twee maanden later werd zijn lichaam teruggevonden.”
“Een andere, vagere angst is de vraag : ‘Wat nà het zeilen ?’ Zullen we ons opnieuw aan het ‘normale’ leven kunnen aanpassen ? Wat moet ik antwoorden, als een werkgever mij op mijn vijftigste vraagt : ‘Wat hebt u de laatste vijf jaar gedaan ?’ ‘Ah, om de wereld gezeild, mijnheer’. “
Geen angst voor ongelukken, gezondheidsproblemen… ?
Hilde : “Goede vrienden-dokters hebben ons de juiste medicijnen meegegeven. Zelf heb ik een cursus van het Rode Kruis gevolgd, en samen met Amaury nog een extra opleiding voor langeafstandszeilers. Daar hebben we geleerd varkenspoten te hechten en een tracheotomie uit te voeren. Hopen maar dat we die vaardigheden nooit in de praktijk moeten toepassen.”
… of voor een gebrek aan privacy, met z’n vijven op zo’n beperkte oppervlakte ?
Amaury : “Ach, op reis leg je toch veel vlotter contact dan thuis ? Vooral de kinderen zijn prima ijsbrekers. Aan boord liggen de zaken natuurlijk anders. Daar ben je echt op elkaar aangewezen. Precies daarom hebben we duidelijke afspraken gemaakt. Als iemand van ons even alleen wil zijn, lekker ongestoord, dan moet dat gerespecteerd worden.”
“Natuurlijk is zo’n reis een ontdekking. Je kunt niet weglopen, niet veinzen, niet liegen. Een hele dag koppig zwijgen, de deur achter je dichtslaan en wegwezen ? Neen, dat lukt niet op een boot.”
Wat is ten slotte de grootste verrukking van deze onderneming ?
Hilde : “Met de kinderen weg te zijn. De wereld verkennen. Zoveel te zien, zoveel te leren.”
Amaury : “Het schip zien varen in mooi en warm water.”
Hilde : ( lacht) “Een lieflijke vrouw in turkoois water zien baden, bedoelt hij.”
Amaury : ( onverstoorbaar) “Mijn dochter op Tahiti de tamouré zien dansen.”
Hilde : “Op de ongelooflijkste plekken de kleine dagelijkse dingen doen.”
Amaury : “De verwondering van de kinderen. Die blauwe zee. Het vangen van een vis.” n
Tekst Annemie Struyf
Als je alle banden begint door te knippen, besef je pas hoe grondig je in het systeem verankerd bent.
Tijdens een cursus voor langeafstandszeilers hebben we geleerd varkenspoten te hechten en een luchtpijpsnede uit te voeren. Hopen maar dat we die vaardigheden nooit in de praktijk moeten toepassen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier