Nostalgie aan de Oostzee
De Berlijnse Muur is bijna twee decennia geleden gevallen en toch blijft het voormalige Oostblok voor velen onbekend terrein. Onterecht. De natuur is betoverend en de jugendstilarchitectuur van de keizerlijke badplaatsen aan de Oostzee is uniek.
Buiten een transitje Moskou was ik nooit eerder in het Oostblok. Althans niet toen het Oostblok nog het Oostblok was. Ik had zoiets van : dit blijft wel duren, het komt er ooit wel van. Fout ingeschat dus ! En de tijd gaat snel : binnenkort vieren onze oosterburen de twintigste verjaardag van hun herwonnen vrijheid. Ik was dan ook meer dan nieuwsgierig toen het voorstel kwam om op verkenning te gaan naar de Ostsee, de noordoostelijke kust van Duitsland aan de grens met Polen.
Landen op de Berlijnse Tempelhof brengt je meteen in de juiste sfeer. De oude luchthaven is een indrukwekkend voorbeeld van vooroorlogse en nazi-architectuur, authentiek en onaangetast, maar wordt al jaren bedreigd met afbraak. Onze nationale luchtvaartmaatschappij is zowat de enige die nog passagiersvluchten uitvoert naar het historisch beladen tarmac. Toegegeven, het zijn geen gebouwen om vrolijk van te worden. Het gigantische complex, dat tot de grootste gebouwen van Europa behoort, oogt vanbuiten streng maar de binnenruimte is een schoolvoorbeeld van uitzonderlijk goed bewaarde, modernistische en functionele architectuur. Nog een parking vol Trabantjes en het plaatje is compleet.
Kunstenaarskolonie
Te laat, Trabantjes worden niet meer gemaakt. Via de havenstad Rostock zet ik met een recente bolide koers naar Ahrenshoop, een kustdorpje dat sinds jaar en dag bekendstaat als toevluchtsoord voor kunstenaars en creatievelingen. Eind negentiende eeuw streek op het idyllische schiereiland Fischland, gesandwicht tussen de Ostsee en het Saalermeer, met gouden duinruggen, langgerekte stranden en schilderachtige kliffen, de schilder Paul Müller-Kaempff neer. Hij stichtte er een kunstenaarskolonie en zijn school werd een mijlpaal in de Duitse schilderkunst. Aardig weetje is dat Müllers kunstenaarshuis annex atelier vooral bedoeld was voor vrouwelijk talent. In die tijd vielen vrouwelijke artistieke uitspattingen die verder reikten dan een lapje needlepoint of een waterig zeegezichtje niet echt in de smaak van de gegoede burgerij. De toegang tot de kunstacademies was hen trouwens verboden. Müllers initiatief kende enorme bijval en stilaan groeide Ahrenshoop uit als een vrijstaatje voor kunstenaars die het heldere licht en de ongerepte natuur van de Baltische kust met pen en penseel vereeuwigden.
Honderd jaar, waarvan een derde onder DDR-regime, heeft het kunstenaarsdorp nauwelijks aangetast. Uiterlijk althans. De peperkoekenhuisjes met rieten daken, geschilderd in felle kleuren en begroeid met weelderige klimrozen, ademen nog steeds de romantische bohemiensfeer van weleer. Hoewel de hoofdstraat wat aan authenticiteit heeft ingeboet met terrasjes en obligate worstenkraampjes om de dagjestoeristen te behagen, lijkt het alsof de tijd er bleef stilstaan. Een doolhof van aardewegjes leidt langs verrukkelijke landschappen, bezaaid met idyllische optrekjes uit de tijd van toen. Dat Ahrenshoop grotendeels gespaard is gebleven van de nazigreep en de troosteloze DDR-architectuur, heeft vooral te maken met het feit dat het kunstenaarsdorp sinds het ontstaan van het toerisme een favoriete badplaats was van de welgestelde burgerij en later de DDR-elite. Zijn mondaine status vrijwaarde de schattige huisjes met typische strodaken en jugendstilvilla’s van de betonmolen en leverde de bijnaam op van Millions Hill.
Naakt op het strand
Na een pittig zeiltochtje op de Saaler Bodden met een oude vissersboot uit 1934, trakteer ik mezelf op een hartige maaltijd van heerlijke, ter plaatste gerookte vis, aan het stalletje van het Raucherhaus. Vis roken is aan de Oostzee een specialiteit en een eeuwenoude traditie. Hoewel de visboer me toevertrouwt dat de paling tegenwoordig uit Holland komt en de zalm uit Noorwegen en dat er alleen nog wijting in de Oostzee gevangen wordt, smaken de palingreepjes en de kipper verrukkelijk. Een snede donker zuurdesembrood en een flinke pint bruin bier helpen om de overvloedige maar weldoende omega 3-vetten door te spoelen.
De dag loopt ten einde en de lage zon tekent langgerekte schaduwen over het eindeloze strand. Na een bezoekje aan het Neues Kunsthaus fiets ik naar de kliffen, een favoriete activiteit in Ahrenshoop, en een geliefd onderwerp van de romantische schilders van de voormalige kunstenaarskolonie, die vaak wordt vergeleken met de school van Barbizon, Tervuren of Sint-Martens-Latem.
Er staat een fikse bries en de zomerse temperatuur laat het afweten. Toch is het strand bezaaid met mensen, niet in wollen jassen maar merendeels gewoon naakt ! Een traditie en uiting van vrijheid die naar verluidt al bestaat van in de DDR-tijd.
Badplaats voor keizers en arbeiders
In vergelijking met het kleine, idyllische Ahrenshoop gonst het van de bedrijvigheid op Rügen. Dit grote eiland was een belangrijke bad- en zomerverblijfplaats voor rijke families die er ten tijde van het Duitse Keizerrijk monumentale zomervilla’s bouwden in typische kuuroordstijl. Door de oorlog en het DDR-regime werd er jarenlang niet naar deze pareltjes van de negentiende en vroegtwintigste eeuw omgezien. Tot de ossi’s zich na de val van de Muur, na jarenlange frustratie, massaal ontpopten tot ondernemers en hun bouwwoede botvierden. De sierlijke boulevards met prachtige jugendstilhuizen in de keizerlijke badplaatsen Sellin, Binz en Gohren werden in een mum van tijd gerestaureerd en uitgebouwd tot populaire trekpleisters met een mikmak van snelbouw, eettentjes en toeristische attracties. ’s Zomers is het er wurmen tussen de ijslikkende dagjestoeristen.
Meer naar het noorden wordt het beduidend rustiger. De natuur lijkt er eindeloos. Een smalle asfaltweg slingert zich door het groene landschap. Kleine dorpjes nestelen zich in rustige baaitjes. In het Nationaal Park van Jasmund biedt de Königsstuhl, een krijtrots van 119 meter hoog, een verbluffend zicht op de klifkust. Ook de havenplaats Sassnitz met zijn kleurrijke vissersboten wist de couleur locale van een Baltische vissershaven te behouden. Een groepje mannen sorteert netten voor de volgende vaart. De geur van gerookte vis prikkelt de neus. Beslist aantrekkelijker dan de friet-en-hamburgerkramen die de populaire badplaatsen hebben ingepalmd. Maar nu pas ik.
Voor Oostbloknostalgie en een onvervalst staaltje nazi-architectuur, maak ik een ommetje langs de Prora. Een troosteloos betonnen bouwsel van maar liefst één kilometer lang dat als ‘gezonde vakantiestek’ werd gebouwd voor zo’n 20.000 arbeiders ! Het einde van de oorlog stak een stokje voor de megalomane plannen en het bouwsel werd door militairen ingepalmd. Deze bevreemdende plek, die ondertussen werd opgevrolijkt met graffiti en die bewoond wordt door kunstenaars, groeide uit tot een toeristische attractie.
Ossi’s zijn dol op picknicken en zonnebaden. Bij elke zonnestraal trekken ze massaal het strand op en nestelen zich in hun Strandkorben. Honderden kleurrijke korven staan als minuscule strandhuisjes over kilometers strand opgesteld. Niet alleen zijn de overmaatse strandstoelen handig als bescherming tegen de wind, ze doen ook dienst als kapstok, picknicktafel en kleedhok. Als ’s avonds de strandgangers zijn verdwenen en de korven in hun vrolijke uniforme kleurtjes achterblijven, stralen ze een weemoedige sfeer uit. Een beeld dat mij doet denken aan een beroemde scène uit Visconti’s meesterlijke film Dood in Venetië.
Optrekjes voor minnaressen
Meer romantische nostalgie in het uiterst westelijke eilandje Usedom, waar zo’n eeuw geleden Keizer Willem II en zijn gevolg zich te goed deden aan gezonde zeelucht en andere geneugten. Nergens anders aan de Oostzeekust zijn de oude villa’s – sommige opgetrokken in loepzuivere jugendstil – zo goed bewaard gebleven als in Seebad Bansin, Seebad Heringsdorf en Seebad Ahlbeck. Persoonlijke eigendom en geld voor renovatie waren er tijdens de DDR immers niet. Honderden riante zomerverblijven van Russische prinsen en prinsessen, en rijke, vaak joodse bankiers en industriëlen, bleven onaangetast achter in hun oorspronkelijke architectuur. De meeste ‘optrekjes’ waren trouwens cadeaus voor fortuinlijke minnaressen, wier namen vaak terug te vinden zijn in sierlijke letters in de nok van het dak, zoals Villa Camelia, Villa Charlotte, Villa Marie-Louise.
Dat Ahlbeck en Heringsdorf zich opnieuw als het ‘Monaco van de Oostkust’ kunnen bestempelen, is deels te danken aan de Nederlands-Duitse familie Steinhoff die er slechts twee jaar na de val van de Muur het eerste luxehotel opende in een oude gerestaureerde villa, en er ondertussen een lokaal hotelimperium opbouwde. Het Albecker Hof, een grand hôtel waar de Oostenrijkse keizer Frans Jozef met zijn familie in 1905 zijn vakantie doorbracht, is hun onbetwist paradepaardje en ademt de mondaine glamour van vervlogen tijden. Bedienden in fluwelen slipjas en hoge hoed buigen als een knipmes. Een piccolo in rode Robbedoes-outfit beladen met mijn koffers en pakken, gidst mij naar mijn suite : een halve balzaal, ingericht in een mix van historische stijlen en een overdaad aan glanzend koper en kristal, en met een weids uitzicht over de esplanade en de houten zeebrug. Ik zijg neer op de barokke, tafzijden sprei en laat me, overmand door de zoute zeelucht en de wind, meedrijven in het dromenland van prinsen en prinsessen.
Tekst en foto’s Kat De Baerdemaeker
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier