Niemandskinderen
Alsof ze niet echt mogen bestaan. Of toch niet helemaal. Zo voelen ze zich, zolang hun vader hen niet officieel wil erkennen. Tot dan blijven ze ‘buitenechtelijk’ en ‘onwettig’ : niemandskinderen. En leveren ze een stil gevecht om uit die blinde vlek te treden.
Dat ik hem diep gehaat heb. Verwenst, vervloekt. Dat ik vaak gedacht heb dat ik hem voor niets nodig had. En dat er momenten waren dat ik hem liever nooit had gekend. Meer dan eens zelfs. Maar, dat ik hem graag zag. Altijd graag had gezien. Dat ik wou dat hij trots op me was, en dat ik hem vergaf. Dat hij mijn vader was.” Simon zucht, loopt even rond, zoekt een zakdoek. Verbaast zich oprecht over zijn plotse tranen. “Dat heb ik hem dus allemaal verteld. Daar naast zijn ziekenhuisbed, enkele dagen voor hij stierf. In de vroege ochtend. Nog voor de bezoekuren, om de confrontatie met zijn familie, de officiële, te vermijden. Ik weet niet of hij het nog gehoord heeft. Ik hoop het. Ik hoop er hem op de een of andere manier rust mee te hebben gebracht. Ongetwijfeld moet hij liggen tobben hebben, die laatste dagen, zat hij met schuldgevoelens tegenover mij en mijn moeder. Enfin, dat denk ik. Hij heeft het me nooit gezegd. Zo was mijn vader : vooral niets onder woorden brengen, al zéker geen gevoelens. Toch triest : daar aan zijn sterfbed heb ik mijn meest openhartige woorden ooit tegen hem gesproken.”
Simon is vijfendertig, nagenoeg op het hoogtepunt van een glansrijke carrière achter de modeschermen, en thuis in een stevige relatie. Oprecht gelukkig, zegt hij zelf. Al gaat één wonde bij de minste prik weer bloeden : zijn vader die hem nooit officieel erkende. “Hij was wel aanwezig, mijn vader. Ik heb hem nooit echt moeten missen. Mijn moeder en ik woonden in dezelfde stad als zijn officiële gezin en hij kwam elke dag langs. Parkeerde in een zijstraat en kwam dan met de zonnebril op naar ons gewandeld. Hilarisch eigenlijk. Alsof die zonnebril hem incognito maakte. Hij : een struise man, altijd in pak, en een bekende in de stad. Mijn vader kwam echt thuis bij ons, zo heb ik het altijd aangevoeld. Hij noemde mijn moeder ook ‘mama’. Ze verzorgde hem : waste hem, knipte zijn nagels, maakte de laatste jaren van zijn leven zijn pillendoosjes klaar. Alleen voor de buitenwereld was zijn thuis elders.”
“Mijn moeder en vader hebben elkaar leren kennen in het uitgaansleven. Hij was getrouwd en had twee kinderen, mijn moeder was net gescheiden. Ze was verpleegster, maar werkte in de horeca. Mijn vader had voor mijn geboorte de beste kamer gereserveerd in het ziekenhuis. En er zijn foto’s : mijn moeder in het ziekenhuisbed, ik in de armen van mijn – heel trotse – vader, vrienden, champagne… Mijn moeder ziet en zag me altijd doodgraag. Mijn vader ook. Dat weet ik. Ook al is hij altijd bij zijn gezin gebleven. Mijn kindertijd en jeugd waren best gelukkig. We gingen ook vaak mee op zakenreis. Alleen jammer dat hij veel dronk, toen. In zatte buien en in ruzies met mijn moeder heeft hij het ons vaak ingepeperd : ‘Jullie zijn niets zonder mij.’ Mens, wat haatte ik hem toen. Met ouder worden begon vooral dat almaar harder te wringen. Het idee, inderdaad, dat we niets waren zonder hem. Niet écht bestonden. ‘Als mijn moeder gestorven is’, zei hij altijd. ‘Dan zal ik je officieel erkennen.’ Helaas. Toen het zo ver was, zag hij dat niet meer zitten. Ook al wist zijn gezin ongetwijfeld wel van mijn bestaan af. Te laf, hij was er gewoon te laf voor.”
Collateral damage
“Rond mijn vierentwintigste heb ik een hele tijd gebroken met thuis. Met mijn vader, ook met mijn moeder. Ik was het zo beu. Beu om me collateral damage te voelen. Niemand die me ooit gevraagd had hoe Ãk me bij de hele situatie voelde. Het draaide altijd om hen, hun geheime relatie. Ik heb er verdomme nooit om gevraagd, hé, om geboren te worden. Dat ik er kwam, dat was niet mÃjn verantwoordelijkheid. Wel de hunne. Plots besefte ik dat, haarscherp. En dat het absurd was hoe ik altijd meer bezig geweest was met hun gevoelens, en met de discretie om mijn vader te beschermen. Vaak had ik zelfs schuldgevoelens. Alleen al omdat ik bestónd. Als je je moeder ziet huilen, dan is dat nu eenmaal de redenering die je maakt als kind. En ja, ik heb geprobeerd om definitief met mijn vader te breken, hem uit mijn leven te schrappen. Maar hoezeer ik hem ook probeerde te vergeten, ik snakte naar zijn goedkeuring bij alles wat ik deed. Ik snakte naar zijn trots, hoe diep ik hem soms ook haatte. Een van de pijnlijkste en meest frustrerende gevoelens die ik ooit heb moeten verwerken.”
“Uiteindelijk heb ik met mijn vader afgesproken voor een lunch en hem van man tot man gevraagd naar een officiële erkenning. Mijn moeder en hijzelf hadden me nu eenmaal grootgebracht met waarden die botsen met het feit dat je je kind niet erkent. En ik kon daar op de duur echt niet meer mee om. Hij weigerde, werd boos, lachte mijn tranen weg. Maar ik had me voorbereid : er kon ook gewoon gerechtelijk vastgesteld worden dat hij mijn natuurlijke vader was via een DNA-test, dat wist ik intussen. Of hij dat dan wel zag zitten ? Al was het maar om ons na zijn dood te kunnen verdedigen, zei ik hem. Om toch iéts te hebben. Die test heeft hij dan uiteindelijk wel gedaan. Uit liefde en bezorgdheid voor mijn moeder, vooral. Meer dan de test is er niet gebeurd.”
“En dan, begin dit jaar, kwam dat telefoontje van mijn moeder. Dat mijn vader opgenomen was in het ziekenhuis. Ze was in paniek, wist dat het ernstig was. Ze maakte zich zorgen dat ze hem nooit meer zou zien, geen afscheid zou kunnen nemen. Zelf durfde ze niet naar het ziekenhuis te gaan, voor de roddels, de confrontaties. En dus ging ik. Hij was blij me te zien, maar vroeg ook meteen en keer op keer naar mijn moeder. ‘Mama’, murmelde hij aldoor. Die laatste dagen gingen snel. Het was dankzij enkele begripvolle verpleegsters dat ik hem überhaupt nog te zien kreeg, want normaal is alleen familie toegelaten op de afdeling intensieve zorgen. Via via hebben we nadien vernomen dat hij gestorven was. Via via ook waar en wanneer de begrafenis was. Ik ben er met enkele goede vrienden naartoe gegaan, en heb achteraan in de kerk de dienst gevolgd. Ik wou niet opvallen, maar heb zo veel gehuild dat ik dat wel deed, vrees ik. Na de communie ben ik weggegaan, ik wou de familie geen extra pijn bezorgen. Die was al groot genoeg. Dát, vooral, deed en doet pijn : dat mijn moeder en ik verplicht waren om ‘niemand’ te zijn eens hij dood was. Mijn moeder is niet eens naar de begrafenis durven gaan. Ach, weet je. Als ik al iets geleerd heb, dan om niet te veroordelen. Zelfs niet te beoordelen. Niet te oordelen tout court.”
Besta ik ?
Niet alleen in blauwbloedkringen vind je ze dus, kinderen van verboden liefdes. Al is het vooral uit bevoorrechte hoek dat hun verhalen ons komen toegewaaid. Dat van Mazarine bijvoorbeeld, de buitenechtelijke dochter van de voormalige Franse president François Mitterrand, die haar verhaal bovendien, helaas nogal strammetjes, neerpende. Of van Alexandre Eric Stéphane, de zoon die Albert II van Monaco kreeg met de Togolese stewardess Nicole Tossoukpe en die hij 22 maanden na de geboorte grootmoedig erkende. Het goede voorbeeld, dat onze Albert dan weer hardnekkig weigert te volgen. Want er is natuurlijk Delphine Boël, de levende herinnering aan een periode waaraan onze koning liever niet meer herinnerd wordt. Helaas heeft Boël haar lotgenoten niet meteen een vertederend en deerniswekkend gezicht gegeven, lijkt het. Hysterisch, excentriek, onredelijk : dat is zowat het aura dat ze het buitenechtelijke kind dat zijn recht opeist heeft bezorgd. Op zich al boeiend dat haar vraag ‘geef toe dat je mijn vader bent, dat ik besta’ in de algemene opinie onredelijk werd bevonden. En in veel mindere mate de houding van vaderlief, die de verantwoordelijkheid liever niet opneemt voor een leven dat hijzelf verwekt heeft. Een taboe, dat is het nog steeds. Niet het minst omdat het hand in hand loopt met dat ander heikele gegeven : overspel. Zaken die we op zich al liever niet erkennen, en bij voorkeur in groot stilzwijgen uitzweten.
En zoals wel vaker met taboeonderwerpen : overspel en buitenechtelijke kinderen werden doodgeknuffeld in de wereld van de fictie, maar in de echte blijven ze stiefmoederlijk behandeld. Geen officiële studies, behalve enkele schokkende resultaten van laboratoria die vaderschapstests doen. Daaruit blijkt dat tot een op de zeven kinderen niet verwekt is door de man van wie ze dachten dat hij hun vader was. Maar over buitenechtelijke kinderen geen wetenschappelijke boeken. Geen zielendokters ook die zich in het wel en wee van buitenechtelijke kinderen verdiepen. Zelfs amper een psycholoog of psychiater te vinden die zich erover wil of kan uitspreken. “In mijn praktijk heb ik er in elk geval weinig mee te maken”, zegt kinderpsychiater Lieve Swinnen. “Ofwel wordt het mij niet verteld. Ofwel blijkt het zelden tot stoornissen te leiden. Maar uiteraard wil een kind niets liever dan erkend te worden. Het snakt ernaar dat zijn ouders trots op hem zijn. Niet erkend worden is daar het tegenovergestelde van. De boodschap krijgen dat je ‘niet bestaat’, maakt het moeilijk je volwaardig te ontplooien. Nog eens : dat hoeft niet problematisch te worden, maar het is wel een wonde die je een leven lang meedraagt.”
Uit de schaduw
Advocaat Jan Calewaert, gespecialiseerd in familiezaken, krijgt wel vaak met het fenomeen te maken en beaamt dat het niet louter een bevoorrechte kramp in de adellijke kuiten is. “Nee, het komt veel vaker voor dan je vermoedt. Maar zelf vind ik de wet wel goed aangepast. Sinds enige tijd kunnen vaders hun buitenechtelijke kind officieel erkennen, iets wat vroeger onmogelijk was. De enige voorwaarde is : de wettige echtgenote moet voor de rechtbank gedaagd worden. Om zeker te zijn dat zij van het kind op de hoogte is. Ook maar logisch. Als de vader het zelf niet wil erkennen, dan kan het kind een rechtszaak aanspannen en alsnog gerechtelijk laten vaststellen dat de man zijn natuurlijke vader is. Dan moet het kind ofwel ‘bewijs van staat’ leveren : foto’s, getuigenissen, brieven waaruit blijkt dat de man zich als vader gedroeg en ook als vader bekend was in de omgeving. Ofwel bewijs leveren via een DNA-test.” Ziet Calewaert het probleem niet afnemen nu instituten als het huwelijk en het gezin op lossere schroeven komen te staan, God amper nog banbliksems uitwerpt, en de buren elkaar minder bloeddorstig in het oog houden ? “Wellicht wel. Ik voel dat vaders steeds minder angst hebben tegenover hun wettige echtgenote en de goegemeente om hun verantwoordelijkheid voor hun buitenechtelijke kind op te nemen.”
Maar laten we het probleem alsjeblieft niet wegrelativeren, smeekt Simon. “Het is er nog altijd, en het zal er altijd blijven. Voor de meesten is het een loodzwaar kruis om te dragen, vooral omdat het in gedwongen stilte moet gebeuren. Waarom dwingt de wet vaders er niet toe om hun verantwoordelijkheid op te nemen ? Akkoord, we hebben het niet graag over overspel en doen liever alsof het niet bestaat. Maar het bestaat verdorie wél. Laten we daar toch niet hypocriet over doen. En al zeker niet als dat overspel tot nieuw leven leidt. De maatschappij laat die kinderen aan hun lot over. Ik ken een meisje van 21, ook een buitenechtelijk kind, dat in een rechtszaak verwikkeld is met haar natuurlijke vader, en dat terwijl ze volop in haar studies zit. Ik wil lotgenoten een hart onder de riem steken. Waarom zouden we geen platform oprichten om elkaar te steunen, te helpen ? Het wordt tijd dat we zelf de stilte doorbreken. We hebben er alle recht toe.”
Reageren kan via guinevere.claeys@knack.be.
Guinevere Claeys
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier