Mauritius Paradijs met room service Het tweede verblijf

Mark Twain logeerde er honderd jaar geleden en suggereerde dat de Allerhoogste eerst Mauritius schiep en dan pas het Paradijs, als een soort doorslagje dus. Best mogelijk dat de lokale rum niet vreemd was aan die uitbundige lof, maar in The Residence, Mauritius’ nieuwste exclusieve luxehotel, liggen hemel en aarde wel heel dicht bij elkaar.

Er scharrelt een beige krabbetje over het opalen poederstrand van Belle Mare. Ik volg het vanuit één ooghoek en bedenk loom dat het beest van geluk mag spreken dat het niet grijs of godbetert pimpelpaars is, want dan zou er zo’n fragiele jongeman met witte kniekousen onder tropenshorts en een dito helm komen aanrennen en het meedogenloos wegharken. Wit, ivoor en beige, dat is het lumineuze kleurenpalet van The Residence en daarin is geen plaats voor storende elementen.

“Een driesterreneiland met vijfsterrenhotels”, zo had iemand mij Mauritius beschreven. Het zou minder groen zijn dan de Seychellen en minder spectaculair dan Réunion. Nu ben ik niet zo’n habituee wat tropische eilanden betreft, maar qua Bounty-gehalte lijkt de zaak me hier dik in orde. Palmen wuiven, watervallen ruisen en een koraalrif plooit een feestelijke witte kraag in het Pruisisch blauw van de oceaan. De vulkanen zijn ingedut en er zijn geen slangen of vervelende steekbeesten. Maar wel roze duiven en waterlelies met bladeren als babybadjes. Dodo’s hebben ze hier ook, maar dan uitsluitend in pluchen of plaasteren uitvoering, want de nogal onnozel uitziende waggelvogels die niet eens konden vliegen, werden in de zeventiende eeuw al vakkundig uitgeroeid. Door de Hollandse kolonisten, beweren ze hier met grote stelligheid.

En wat de horeca betreft: nergens zijn hoteliers drukker in de weer met het upgraden, uitbreiden en renoveren van hotels die toch al tot de beste ter wereld behoren. We gaan er niet flauw over doen: dit is geen eiland voor frigoboxtoeristen, er landen zelfs geen charters. Normaal gezien word ik een beetje ongemakkelijk van overdadige luxe, vooral als buiten de enclave van zo’n weelderige vijfsterrentent de plaatselijke bevolking er scheel van de honger bijloopt. Maar op Mauritius heeft zo goed als iedereen werk. Het eiland heeft de best draaiende economie van Afrika en het levenspeil is er behoorlijk, ook al liggen de huurprijzen er hoog in verhouding tot het gemiddelde salaris. Bij de toeristische dienst lopen ze nogal hoog op met het zogenaamde Mauritiaans mirakel: de vreedzame manier waarop de multi-etnische bevolking coëxisteert. In de praktijk blijkt het erop neer te komen dat creolen, Indiërs, Chinezen en blanken grotendeels naast elkaar leven, gemengde huwelijken komen bijna niet voor. Na de verdachte dood van de populaire reggaezanger Kaya braken er onlangs zelfs etnische rellen uit. De echte oorzaak van de onrust zou de economische ongelijkheid zijn: de creoolse minderheid werkt grotendeels in de suikerrietindustrie, terwijl vooral de Hindoes van de lucratieve toeristische industrie zouden profiteren.

Bestaat het paradijs dan niet? Toch wel, het heet The Residence en toen het af was, voegde God er room service, wollige witte badjassen en shampoo en bodylotion in royale luxeflacons aan toe.

Take refuge from the norm (ontsnap aan de norm) is het officiële motto van het gloednieuwe vijfsterrenluxehotel, eigendom van Bonvests Holdings Limited met zetel in Singapore. De architectuur is van het Franse duo Jean-Paul Ruaudel en Christian Denizot, die onder andere naam maakten met hun ontwerp voor het Parijse Le Scribe. Voor het interieur tekenden Hirsch & Bedner, zowat de meest bekende hoteldesigners ter wereld, met op hun palmares de inrichting van The Four Seasons in Singapore, The Beverly Hills in Los Angeles, The Landmark in Londen en The Grand Hyatt op Bali. Uit de aankleding van The Residence spreekt een nostalgie voor het koloniale verleden van Mauritius, maar met zijn zuilen en lounge met dramatisch gewelfd dak heeft het ook iets van een Raffles-by-the-Sea. Singapore Sling, anyone? Maar eerst zijn er verfrissingsdoekjes en glaasjes koele thee. Een aantrekkelijk jongmens in een crèmekleurige linnen laagjesoutfit vouwt bij wijze van groet zijn handen onder zijn kin. Het is de butler die zich over mijn bagage ontfermt en die de boel desgewenst ook zal uitpakken en strijken, zo vermeldt de hotelbrochure. Or run you a bath. Ik vraag me af of zoiets echt bestaat: lui die te beroerd zijn om hun eigen badkraan open te draaien. De 350-koppige staf werd gekozen uit 4800 kandidaten, niet op grond van hun ervaring, maar vooral van hun attitude, zal de directeur mij later toevertrouwen. Ze zien er in elk geval stuk voor stuk uit of ze zo van de catwalk bij Dries Van Noten komen, van de strandkelners met tropenhelm tot en met de dames in olijfkleurige zijden sari’s en elegante strohoeden die met delicate handgebaren de verwelkte bloemen uit de tuin verwijderen.

En dan zijn er de kamers: ruim en van een zen-achtige soberheid, een nirvana van Balinees hout en luxebedlinnen in vanilletinten. Hier geen plastiekachtige anthuriums of andere tropische froufrou, maar witte orchideeën in een rechthoekige glazen bak en genereuze etnische lampen her en der verspreid tussen smaakvolle salonmeubelen in smetteloos beige. En dan die details: zakjes potpourri die een discreet aroma van kaneel en ylang-ylang verspreiden en notitieblokjes van handgeschept papier met een potlood in de vorm van een knoestig takje. Zulke dingen intrigeren mij: wie houdt er zich in ’s hemelsnaam bezig met het in een takje wurmen van zo’n potlood? Ook de marmeren badkamer is een en al raffinement: er is een aparte douchekamer, een gigantische badkuip en een walk-in garderobe, de droom van iedere vrouw die ook maar een greintje frivoliteit in zich heeft. Aan alles is gedacht: hier geen lelijke plastic prullenbak, maar een exemplaar uit gevlochten palmblaren; de oorstokjes zitten in een leren koker. Zelfs de deurstoppers zijn verdorie design. Op de achtergrond croont Bing Crosby over true love.

The Residence opende in januari ’98 zijn deuren, maar volgens general manager Jean-Luc Naret, een jonge, elegante Fransman die eerder ervaring opdeed in het nabijgelegen luxehotel Le Saint Géran, bestaat al een derde van de gasten uit repeaters. Eerlijk gezegd verbaast me dat niets: de serene luxe van dit oord lijkt me redelijk verslavend. Zo verslavend zelfs dat veel mensen niet eens de moeite nemen om de rest van het eiland te verkennen. Wat jammer is, want hoewel de excursiemogelijkheden niet echt overdonderend zijn – het eiland is tenslotte maar een voorschoot groot -, valt er toch genoeg te beleven.

Een absolute must zijn de Sir Seewoosagur Ramgoolan Botanic Gardens, genoemd naar de eerste premier, maar populairder onder de naam Les Jardins Pamplemousses. Baudelaire ontmoette er zijn belle Créole en nergens vind je zoveel verschillende palmsoorten en tropische bloemen, om van de reuzenschildpadden nog te zwijgen, maar veel leven zit daar niet in. Port Louis is heet en druk en niet echt een aantrekkelijke stad, maar de kruidenmarkt is wel een bezoek waard. Een jonge creool wil weten waar ik vandaan kom. ” Ah, La Belgique: Pascal Duquennes, le zentil Zozo du Huitième Jour!” Het is weer eens wat anders dan met een perverse kindermoordenaar geassocieerd te worden. ” Les Belges, ils sont sympas, mais ils n’ont pas beaucoup d’argent”, voegt hij er medelevend aan toe. Wat hem niet tegenhoudt mij een levenslange voorraad saffraan aan te smeren, voor een vriendenprijsje uiteraard.

Toeristen, je moet dat met een beetje humor aanpakken, zo redeneert ook de pareoverkoper op het strand. Hij is gitzwart en aan de corpulente kant. ” Hello, I’m Tom Cruise”, grijnst hij breed. Jaja, en ik ben Mata Hari. Maar de pareo’s zijn niet eens kitscherig en 150 frank is toch echt geen geld. De hemel is strakblauw, maar uit de oceaan nadert een dreigend donkergrijs regengordijn. Tien minuten later jaagt een loodrechte tropische stortvlaag de zonnebaders op een kluitje onder de grote calicot zonneschermen. Weer tien minuten later straalt opnieuw de zon. De damp slaat van het warme zand, de tropenhelmboys voorzien iedereen van droge beige strandlakens, terwijl kelners met gekoeld water en schalen tropisch fruit rondgaan. Ik zet mijn tanden in een schijf watermeloen en loer lichtjes afgunstig naar de vrouw op het dichtstbijzijnde ligbed. Ze heeft mijn leeftijd, maar haar slanke ledematen vertonen een tonus die alleen maar het resultaat kan zijn van vele uren in de gymzaal. In de folder van The Sanctuary, het fitness- en meditatiecentrum van The Residence, lees ik dat mijn body mijn home is, dat ze in een palace kunnen veranderen. Dat lijkt mij niet weinig ambitieus, maar een aromatisch bad en massage, gevolgd door een sessie creatieve visualisatie en een serenity walk helpen mij allicht een eind op weg. Al moet ik eerlijk toegeven dat het menu van The Plantation, het specialiteitenrestaurant met spectaculair uitzicht over de oceaan, een nog veel grotere aantrekkingskracht op mij uitoefent. Wat zal het worden: rougaille of shrimp of creole crab soup? Lobster with garlic butter of rack of lamb in herb crust? Tengere meisjes in wijde bloemenrokken dansen de sega, waarbij ze wulps met heupen en blote buik draaien. Het zou vagelijk obsceen zijn als ze er niet zo ontwapenend bij glimlachten. In dit paradijs met room service heeft zelfs een voormalige slavendans niets tragisch.

Linda Asselbergs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content