Marianne Fredriksson
In Duitsland en ook bij ons heeft de Zweedse Marianne Fredriksson in minder dan geen tijd het lezerspubliek veroverd. Haar eerste roman die in het Nederlands verscheen, “Anna, Hanna en Johanna”, was goed voor 65.000 exemplaren en werd in Nederland gekozen tot Boek van het Jaar 1998. Ondertussen is ook “Simon” aan zijn opmars in de boekentoptien begonnen. Een exclusief interview.
M arianne Fredriksson nam zich nooit voor schrijfster te worden. “Net zomin als ik de andere dingen in mijn leven heb besloten”, zegt ze. “Niet om journaliste te worden, niet om te trouwen en niet om moeder te worden. Het gebeurde gewoon.”
Fredriksson (71) begon te schrijven rond haar 42ste, na een zware persoonlijke crisis. Twee jaar lang ging ze in psychoanalyse. Het verhaal dat ze daarna schreef, vond haar dochter zo goed dat ze doorging met schrijven en een uitgever zocht. Ondertussen heeft ze al tien romans op haar naam staan en is ze in Zweden de lieveling van het publiek.
Anna, Hanna en Johanna draait om de doorslaggevende rol van moeders. Niet voor niets zijn de hoofdpersonen drie opeenvolgende generaties vrouwen, die volgens Fredriksson “oeroude patronen” aan hun dochters doorgeven en dus in zekere zin de emancipatie in de weg staan. Thema’s als de relatie tussen de seksen en de vrouwenemancipatie liggen de schrijfster na aan het hart. Als journaliste bij een conservatieve Zweedse krant stelde ze decennia geleden haar dagelijkse pagina al open voor controversen rond die onderwerpen.
Simon, de roman die nu bij ons in de rekken ligt, is Fredrikssons autobiografie. Nog meer dan in Anna, Hanna en Johanna, dringt de schrijfster in Simon door tot de onbewuste lagen, de angsten, dromen en drijfveren van haar personages. De hoofdpersoon is een dromerig jongetje dat tijdens de Tweede Wereldoorlog opgroeit in een gewoon arbeidersgezin. Gaandeweg realiseert hij zich dat hij anders is. Hij ziet er niet Zweeds uit maar joods, wat zijn vriendjes en buren hem wat graag onder de neus wrijven. Centraal in zijn leven staan zijn verdrietige moeder Karin en zijn angstig joods vriendje Isak.
Marianne Fredriksson: Als kind had ik net als Simon sterk het gevoel dat ik niet thuishoorde bij mijn ouders. Ik geloofde stellig dat ik bij mijn geboorte was verwisseld, een fantasie die bij veel kinderen voorkomt. Simon gaat over mijn eigen kindertijd. Op een bepaald moment moet ieder mens terug naar zijn vroege jeugd om te achterhalen welke schade hij toen heeft opgelopen. Zeker een schrijver moet dat doen. Zijn taak is uit te zoeken hoe het komt dat hij geworden is wie hij is. Een half jaar lang werkte ik tevergeefs aan dit boek. Het wilde maar niet lukken om van mijn personage een levend mens te maken. Ik heb daar lange gesprekken over gevoerd met mijn uitgeefster. Op een bepaald moment bracht ze de oplossing: “Waarom maak je van de hoofdpersoon niet gewoon een jongen in plaats van een meisje?” Het was als een mirakel. In minder dan één week tijd werd Simon geboren. Het vlotte allemaal stukken beter. Misschien komt dat omdat jongens veel directer en stoutmoediger zijn.
Wat herinnert u zich van de oorlogsjaren?
Heel veel! Ik zag met eigen ogen Duitse vliegtuigen in brand schieten en kan me nog de vele transporten van Duitse soldaten met de trein herinneren. Duitsers die naar de oorlog in Noorwegen trokken, Duitse soldaten die naar Finland gingen, Duitsers die terugkeerden naar Duitsland: het ging allemaal via Zweden. Er is ons altijd verteld dat wij Zweden veel geluk hebben gehad omdat we niet in oorlog waren. Maar we hadden er ook mee af te rekenen. Ik was verbaasd toen ik ontdekte wat voor een sterke indruk de oorlogstijd op mij als kind heeft gemaakt. Dat verwacht je niet. Maar vijf jaar is een ontzettend lange tijd voor een kind. De oorlogsjaren waren een vreselijke periode. Overal leefde angst, in alle lagen van de maatschappij, en niet in het minst bij de kinderen.
Werd u geconfronteerd met antisemitisme?
Langs de westkust van Zweden, waar ik vandaan kom, leefden de gevoelens van antisemitisme niet in sterke mate. In het leger infiltreerden er in zekere zin wel nazi-elementen, en ook bij de politie leefden er gevoelens van antisemitisme.
Had u net als Simon joodse vrienden?
Ik had joodse vriendjes op school en joodse buren. Maar ik was er me in die tijd helemaal niet van bewust dat die mensen werden beschouwd als “anders”. Het enige wat ik vaststelde, was dat de joodse kinderen de lessen godsdienst niet moesten volgen, iets waar ik heimelijk jaloers op was. Het nieuws over de concentratiekampen en wat daar aan de gang was, werd in Zweden vrij vroeg in de oorlog bekend. Aan de westkust, in Göteborg, was er een journalist die daar heel gedurfd en zonder scrupules over schreef. Hij was voor niemand bang. De krant werd verschillende keren aangeslagen vanwege zijn stoutmoedige kritiek op de kampen. Ook ontving hij telegrammen vanuit de hoogste Duitse naziregionen. Maar hij hing die berichten gewoon aan de muur en ging door met zijn kritische stukken. De journalisten die bij die krant werkten, waren er apetrots op, zelfs jaren later nog. Ik heb het zelf meegemaakt, want het was bij die krant dat mijn journalistieke loopbaan begon.
Waarom speelt angst zo een belangrijke rol in Simon?
De oorlog was een periode van angst. De moeder van Isak wordt letterlijk gek van angst en van de vreselijke dingen die haar als joodse vrouw zijn aangedaan. Maar elders in het boek gaat het over existentiële angst, een gevoel dat iemand gedurende lange tijd parten kan spelen. Wie ermee geconfronteerd wordt, weet niet waarvoor hij of zij precies bang is. Het is er gewoon. Je kan het niet vatten, het is als een gat in je hart. Als de angstgevoelens niet verdwijnen, kunnen ze uiteindelijk op een depressie uitdraaien. Het heeft veel te maken met het verlies van contact met de realiteit.
Ook Simon verliest soms het contact met de werkelijkheid. Is dat typisch voor kinderen?
Kinderen die erg gevoelig en intelligent zijn, lopen een groter risico te vervreemden. Omdat ze zoveel fantasie hebben, lopen droom en werkelijkheid soms door elkaar. Druggebruik bij jongeren heeft daarmee te maken. Heel wat jongeren grijpen ernaar omdat ze geen voeling meer hebben met de werkelijkheid. Maar er is nog een ander probleem. In de hedendaagse westerse maatschappij is de druk groot. Vroeger werd je geboren als “de dochter van de schoenmaker” en ontleende je daaraan een identiteit. Je hoefde niet méér te zijn, je was niet verplicht een eigen persoonlijkheid op te bouwen. Vandaag bestaat die dwang wel. Ik bedoel niet dat het beter was om “de dochter van de schoenmaker” te zijn. Mensen waren toen opgesloten in een hiërarchisch systeem dat iedereen onderdrukte. Maar makkelijker was het wel. Er waren zoveel expliciete gedragsregels dat je als individu niets zelf hoefde te verzinnen.
Denkt u dat psychoanalyse in staat is persoonlijke problemen op te lossen?
Beslist! Het is een manier om terug te keren in je leven en te ontdekken waar je geblokkeerd raakte. De psychoanalyse dwingt je om je eigen “slechte trekjes” onder ogen te zien, de kanten van je karakter waarmee je liever niet geconfronteerd wordt. Met slechte trekjes bedoel ik verschillende dingen: de agressie die mensen soms uitstralen wanneer ze met elkaar praten, de onverschilligheid voor anderen, de haat… Wat ik interessant vind, is dat we honderden verklaringen hebben voor het slechte in mensen, maar het erg moeilijk hebben om goedheid uit te leggen. Het is als een geheim. Waarom bestaat er ook goedheid?
Staat Karin, de moeder van Simon, symbool voor goedheid?
Nee! Ik bekritiseer haar ook. Veel vrouwen hebben zich in de loop van de tijd aangepast aan de ondergeschikte positie die ze in de maatschappij bekleden. Ze hebben dat bijvoorbeeld gecompenseerd met het beeld van de goede moeder. Karen probeert daar koste wat het kost aan te beantwoorden. Ik vind dat je als mens moet proberen waarachtig te zijn. Bijgevolg moet je je niet verschansen achter een of andere rol. Karin was heus niet enkel “goed”. Als haar zoon Simon een meisje heeft, komt haar ware aard boven. Ze wordt op dat moment met haar slechte kanten geconfronteerd. En toch is dat een belangrijk moment in haar leven, een grote stap voorwaarts. Het is ontzettend nuttig je eigen schaduwzijden onder ogen te zien.
In Simon komt er meer geweld voor dan in Anna, Hanna en Johanna. Zelfs uitgesproken sadisme is aan de orde. Vanwaar die belangstelling?
Het is mij niet te doen om het morele aspect van de slechte trekken van de mens, maar het is een vooruitgang om die trekken bij jezelf te onderkennen en te accepteren. Vaak gaan mensen niet zover. Ze leggen hun eigen kleine kantjes liever bij anderen. Ze projecteren ze op de omgeving. Ik zie dat rondom mij de hele tijd gebeuren.
Iemand zegt bijvoorbeeld op een overdreven manier “ik hou niet van gierige mensen, die niets met anderen willen delen”, terwijl je goed weet dat uitgerekend die persoon iemand is die op de een of andere manier weinig genereus is. Het hoeft niet eens om geld te gaan. Het is ook mogelijk dat die erg zuinig is op emotioneel vlak. In de psychoanalyse leer je niet langer projecties te maken. Zodra je daarmee ophoudt, word je een vriendelijker mens en worden ook je relaties met anderen beter.
Zijn er veel mensen die dat stadium bereiken?
Het klinkt naïef, maar ik geloof dat de wereld beter wordt omdat er nu meer aandacht is voor kinderen. Ze worden vandaag meer dan vroeger aanvaard als personen. Dat geeft hen meer kracht, een betere manier om met het leven om te gaan. Het is de eerste keer in de geschiedenis dat we bereid zijn onze kinderen te zién.
Waarom maakt u zo sterk het onderscheid tussen de kindertijd en de volwassenheid?
We moeten komaf maken met de mythe van het gelukkige kind die ervan uitgaat dat kinderen helemaal niet denken, maar enkel voelen. Kinderen bouwen in de loop van de jaren ook een verdedigingssysteem op, dat des te sterker is naarmate ze een moeilijke jeugd hebben. Maar het verschil tussen de kindertijd en de volwassenheid is inderdaad immens. Als volwassenen heb je een hele reeks verantwoordelijkheden die kinderen niet hebben. Zij kunnen de fout altijd op hun ouders schuiven. Als volwassene kan je niemand meer blameren als er dingen fout lopen. De echte verantwoordelijkheid duikt op als je trouwt (lacht). Dan word je geconfronteerd met de projecties van een man die smeekt om een nieuwe moeder (schatert). De arme meisjes die in die huwelijksval lopen, krijgen af te rekenen met al die kleine en grote agressies die jongens tegen hun moeders koesteren. Die reageren ze dan maar af op hun vrouw. En ook omgekeerd, natuurlijk. Heel wat vrouwen zoeken in hun echtgenoot een vader.
Dat is de makkelijkste manier van leven: projecties maken. Zeker als je verliefd bent is de tijd van de projecties aangebroken. Pas als het eerste kind komt, word je geconfronteerd met de realiteit. Je realiseert je dat je echtgenoot niet op de wereld is gekomen om jouw behoeften te vervullen. En omgekeerd. Als je geluk hebt, kun je als man en vrouw een punt bereiken waarop je elkaar ontmoet. Dan pas zie je wat je allemaal op elkaar hebt afgeschoven. Het is iets wat je zélf moet ontdekken. Niemand kan het voor jou doen. De mythe van de grote liefde, die in allerlei tijdschriften beschreven staat, is één vreselijke leugen. En dan al die liefdesliedjes… We moeten niet dromen van de grote liefde, maar waarachtigheid nastreven. Dat is hard. In zekere zin is het ook erg vervelend om de hele tijd echtheid te willen en alles over jezelf te willen weten. Het is zo heerlijk om verliefd te zijn, net zoals alle illusies heerlijk zijn. Maar het blijft een illusie.
Heel wat moeders in “Simon” zijn bijzonder agressief tegenover hun kinderen.
Die vrouwen zijn het slachtoffer van de maatschappij die hen onderdrukt. Ze projecteren de onderdrukking op hun kinderen, die hen helemaal insluiten en aan hun huis kluisteren. Het gevolg is dat ze hun haat op de kinderen afreageren. Het is een soort wraak, een compensatie. En hoewel niemand vandaag nog zeven kinderen heeft, is er nog steeds die agressie tussen moeders en kinderen. Jonge vrouwen weten helemaal niet hoe ze met hun eerste kind moeten omgaan. Het kind huilt de hele tijd, ze kunnen niet slapen. Net als de mythe van de romantische liefde, bestaat er een mythe van het moederschap, die zegt dat alle vrouwen geboren moeders zijn. Dat ze weten hoe het allemaal moet en niets liever willen dan het moederschap. Dat is natuurlijk je reinste flauwekul.
Waarom haat Simon zijn moeder bijwijlen?
Het gaat niet om haat, maar om een soort agressie. Het is belangrijk voor mensen dat ze hun agressie kunnen uitdrukken. Vrouwen moeten dat nog leren. Het is voor een vrouw nog steeds lelijk om agressief of boos te zijn. Dat wordt nog steeds niet geduld. In Anna, Hanna en Johanna heb ik het over de manier waarop vrouwen opgevoed worden, over de gedragingen van “de goede moeder” en “de goede dochter”. Het gaat erom dat meisjes nog altijd braaf en vriendelijk moeten zijn, zich goed moeten gedragen. Dat is erg onrechtvaardig.
In Simon speelt de eer van vrouwen een belangrijke rol. Geldt dat ook vandaag nog?
Het eergevoel en de waarde in de maatschappij spelen nog wel een rol, maar geld is belangrijker. Als vrouwen erin slagen economisch onafhankelijk te zijn, kunnen ze de rest aan hun laars lappen. Een vrouw die in Zweden een kind krijgt, kan een jaar lang thuisblijven en toch 65 procent van haar laatste wedde ontvangen. Ze hoeft dus niet per se een echtgenoot te hebben om voor haar te betalen. Ook om achteraf voor het kind te zorgen, hebben vrouwen geen echtgenoot meer nodig. Daardoor hebben ze een andere positie in de maatschappij gekregen. In Zweden eindigt 50 procent van de huwelijken vandaag in een echtscheiding. In 85 procent van die scheidingen komt het initiatief daartoe van vrouwen.
Vinden ze het huwelijk niet meer leuk?
Ze dromen ervan! (lacht) Ze beginnen aan een huwelijk met allerlei dromen en projecties, maar worden naderhand geconfronteerd met de realiteit. Die situatie moeten ze nu niet langer verdragen als ze dat niet willen. Momenteel werken Zweedse vrouwen 40 uur per week, maar als ze ’s avonds thuiskomen, doen ze de afwas, zorgen ze voor de kinderen en maken ze het eten klaar. Zij houden de zaak draaiend. En ’s nachts staan ze nog te strijken ook (schatert)! Er is research gedaan naar het aantal werkuren van vrouwen. Als je de huishoudelijke arbeid meetelt, kloppen vrouwen 70 uur per week, 30 uur meer dan mannen. In Zweden wordt dat stilaan een medisch probleem. Heel wat jonge vrouwen zijn gewoon burn-out van zoveel taken. We hebben dan wel een lange weg afgelegd op het vlak van gelijkheid van de seksen. Vrouwen hebben in Zweden gelijke rechten en er zitten evenveel vrouwen als mannen in het parlement. Maar het debat van de gelijkheid in de private sfeer leeft nog steeds. Die discussie is moeilijker te voeren omdat het een verborgen strijd om gelijkheid is.
Hoe slaagt u erin zo diep door te dringen in de onbewuste lagen van uw personages?
Het is erg hard werken. Ik leef heel sterk met mijn personages, ik ben er nauw mee verbonden. Ik ga door alle gevoelens die ze hebben, ga samen met hen door hun zorgen en voel hun pijn. Aan het einde van het boek is het lastig om afscheid van hen te nemen, het is vreselijk om hen te doden, ook al is het dat wat je aan het einde onvermijdelijk moet doen.
Marianne Fredriksson, Simon, vertaald door Janny Middelbeek-Oortgiesen, De Geus, 382 p., 998 fr.
Sofie Messeman en Piet de Moor / Foto Klaas Koppe
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier