LYCHEES PELLEN

Het is nog fris, maar toch zit je op het terras te schrijven, op een bordeauxrode bank waar de verf afbladdert. Je zit weggedoken in je fleece, dat kledingstuk dat je vroeger ordinair vond, maar waarvan je bent gaan houden, door zijn streelzachte aaibaarheid die in contrast staat met zowat de hele rest van de wereld, die hard is en kil en altijd wel klaarstaat om je een loer te draaien als je niet uitkijkt. Of als je juist te goed uitkijkt, en voor je het huis verlaat naar boven gaat om je ervan te vergewissen dat het strijkijzer afstaat, wat je drie minuten kost. Drie minuten die ervoor zorgen dat je even later op de expresweg door een twintigtonner wordt gegrepen. De chauffeur eet een snack met pecannoten en is zo in de ban van Rainingblood van Slayer dat hij je een fractie van een seconde te laat ziet komen. Vette diesel is het laatste wat je ruikt.

Maar dat gebeurt dus niet, omdat je prettig verlamd bent door die eerste zonnestralen, die een zalvende warmte over je leggen en je voor het eerst in maanden weer doen beseffen dat je ademt. Nooit eerder heb je van de lange, donkere winterdagen zoveel hinder ondervonden. Als je ’s ochtends uit bed kwam, leek het soms alsof je je moest voortbewegen door een doolhof van kleverige kauwgom. Misschien heeft het ermee te maken dat de afgelopen zomer belabberd is geweest, waardoor je batterijen niet voldoende werden opgeladen, een stomme uitdrukking die je doet denken aan roze konijnen uit de reclame van Duracell.

Reclame is trouwens wat je je van die koude winterochtenden het best herinnert, naast de kilte van je autostoel. De smakeloze spotjes voor het nieuws van acht uur, waarin geschreeuwd wordt en getoeterd, getetterd als smurfen en geloeid als tochtige koeien. Je vraagt je af of er nog mensen zouden zijn als jij, die zo walgen van de spotjes dat ze de radio gepijnigd afzetten als een hysterische stem uit haar nek begint te kletsen over moordenaars met kettingzagen, die je nog beter tegen het lijf kunt lopen dan de salonvoorwaarden van een bepaald automerk te missen. Door je fobie voor irriterende reclame mis je natuurlijk de helft van de keren het nieuws, omdat je de radio niet bijtijds weer luider hebt gezet. Erg is dat niet, want de reclame verglijdt tegenwoordig naadloos in mediatieke hoogtepunten zoals het succes van de koopjes, of alweer een nieuw recordaantal bankkaartverrichtingen in één dag.

Zo worden wij dagelijks op vaststaande tijdstippen tot consumptie gemaand, zoals goede moslims door de muezzin worden opgeroepen tot het gebed. Gelukkig zijn er nog plekken die van deze lokroep gespaard blijven, en waar je in de vroege zon kunt zitten suffen terwijl je lychees pelt. Die glibberige, zoete dingen voeren je terug naar een schimmige gang, met licht dat wegsijpelt onder talrijke deuren. Het studentenhome waar je lang geleden zat. Peter, die geneeskunde studeert, komt van een practicum terug, zijn fietsspelden nog rond de enkels. Samenzweerderig stopt hij je iets in de hand. Een lychee, zou je zweren. Dezelfde witte, weke, glibberige substantie. Bij nader inzien blijkt het om een oog te gaan. Het oog van een mens die zijn lichaam aan de wetenschap schonk, in de overtuiging dat daar medische doorbraken mee zouden worden verricht.

Daar sta je dus, met dat oog in je hand waarmee een mens Balzac heeft gelezen, gruwelijke dingen heeft gezien of misschien wel zeer diep in een ander oog heeft gekeken. Je stelt vast dat je de lens eruit kunt halen, een hard, plastiekerig dingetje. Als Peter het oog terug wil, laat je het per ongeluk vallen. Zwierig glijdt het door de gang om tot stilstand te komen tegen de deur van kamer 216, bewoond door de sexy Sophie.

Sindsdien kun je geen lychees meer eten zonder aan ogen te denken. Dankzij je eigen, kwalachtige orgaantjes ben je nu getuige van de ondergaande zon die de dunne lucht iets roesverwekkends geeft, alsof er minieme doses lachgas doorheen zijn gemengd. De zon zakt, koud als de maan, door grillige takken. De wind ruikt naar vuren die in de verte branden. Je voelt gemoedsrust en tegelijk vage opwinding. En ook een vleugje dankbaarheid, die je maar zelden hebt als je kijkt naar je verkankerde planeet, en het geboefte dat daar wellustig op kampeert.reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content