Londen on the move
Elke grote stad heeft ze: buurten die er jaren triest en vervallen bijliggen, maar dan plots soms bijna letterlijk uit hun as verrijzen en een nieuwe, opwindende bestemming krijgen. Aan de vooravond van het millennium verloopt dat proces nergens sneller dan in Londen, de coolste hoofdstad van deze planeet.
Ze zou het tweelingzusje van Gwyneth Paltrow kunnen zijn: blond en frêle in een wijde, donzige trui die van één schouder zakt, en delicate hooggehakte muiltjes onder Capri pants. Ze is very much now en dus koopt ze haar Celestial Self-preservation Bathing Bliss-olie bij Mythic Tribe Destinations en steekt ze achteraf Westbourne Grove over om in Café 206 een caffé latte te drinken. Tot voor een paar jaar was het Londense Notting Hill een wat voorstadachtige buurt met een sterk West-Indisch karakter, die één keer per jaar tot leven kwam, tijdens het carnaval in augustus. Voor de rest kwam je er hooguit per ongeluk terecht, op zoek naar de zaterdagse vlooienmarkt in de nabijgelegen Portobello Road, bijvoorbeeld. Nu is de kruising van Westbourne Grove en Ledbury Road de biotoop van trendsetters en bohémiens-met-centen, en dus ook een magneet voor modebewuste toeristen. In de closes of mews, voorheen stille binnenplaatsjes, hebben zich modellen- en reclamebureaus gevestigd. Tussen de Oxfam-winkel en een stuk of wat antiquairs vind je kunstgalerijen, winkels met futuristisch design en dito meubelen, een New Age-kapper en Wild Oaths, voor de liefhebbers van wortelsap en gelijkaardig onbespoten spul. Björk en supermodellen Kate Moss en Stella Tennant zijn hier kind aan huis, andere beroemde buurtbewoners zijn Jason Donovan, de ontwerper Rifat Ozbek en Justine Frishmann van Elastica. Agnes b, A.P.C. en Ghost hebben er een winkel, net als Nick Ashley, zoon van Laura, die hier geen bloemetjesjurken maar stoere motorkleding verkoopt. Voor de ultieme consecratie zorgde Paul Smith, die een kledingzaak opende in een botergeel Victoriaans huis, waar op mondaine avonden Britpop en Britfash elkaar ontmoeten voor vernissages en de voorstelling van gedoodverfde bestsellers.
Wat Notting Hill is voor Londen, is de wijk Mitte voor Berlijn, de Poble Nou Barrio voor Barcelona, de Marais voor Parijs. Steden zijn organisch: delen verpieteren en sterven nagenoeg uit, terwijl andere vaak totaal onverwachts een tweede, opwindend leven krijgen. Wie in een vliegtuig uitgerust met hittedetectoren boven de hedendaagse metropolen zou vliegen, zou ze zonder moeite in kaart kunnen brengen: de hot spots, de places to be. De laatste dertig jaar is het proces van de rusteloze stadsdynamiek alleen maar versneld. In New York moesten de kunstenaars Soho aan de toeristen prijsgeven: in eerste instantie weken ze uit naar Tribeca, in de laatste jaren naar Chelsea en de East Village. Wie zich vroeger ’s avonds in Alphabet City waagde, de Avenues A,B,C en D, werd voor suïcidaal versleten, nu vind je er de meest trendy clubs. In Parijs gaf een nieuw operagebouw het nodige elan aan de wijk rond de Place de la Bastille, maar als je Libération mag geloven is tegenwoordig Oberkampf “le quartier populaire qui monte en flèche”.
Londen, lang de ziekelijke oude dame van West-Europa, kent een miraculeuze heropstanding: het pond staat hoog genoteerd, het Blair-effect zorgt voor optimisme en zelfvertrouwen, het nieuwe geld rolt. Paradoxaal genoeg liggen de fundamenten van het huidige ondernemingsklimaat in de economische politiek van het door velen verfoeide Thatcher-beleid. Meer dan vijftien jaar lang beknibbelden de Tories genadeloos op onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en alle openbare voorzieningen. De modale Engelsman werd daar bepaald niet beter van, maar wel de hogere middenklasse: mensen als Charles Saatchi, die nu in het werk van Young British Artists als Angus Fairhurst, Angela Bulloch en Sarah Lucas investeert, en de onverwoestbare Terence Conran die her en der in de stad design-emporiums annex megarestaurants creëert.
En dan is er natuurlijk de culturele renaissance: in 1965 wijdde het serieuze weekblad Newsweek voor het eerst een groot artikel aan swinging London, dat daardoor de officiële status van de hoofdstad van de avant-garde kreeg. Anno 1998 swingt Londen opnieuw en met verdubbelde energie: BritArt-superster en mediasensatie Damien Hirst geeft de toon aan in de internationale kunstwereld, de broers Gallagher doen een gooi naar de roem van de Beatles, ontwerpers als Alexander McQueen en John Galliano laten een frisse wind waaien in eerbiedwaardige Franse modehuizen als Givenchy en Dior. De Britse filmindustrie, die op sterven na dood was, scoort met eigenzinnige low budget-producties als The full Monty, Face en Mojo, en in de Pinewood studio’s worden opnieuw Amerikaanse superproducties zoals The Avengers gedraaid.
De invloed van de media is niet te onderschatten. Dominic Wells, hoofdredacteur van de entertainment-bijbel Time Out, is de eerste om dat toe te geven, zij het aan de telefoon, want sinds Londen wereldwijd tot de hoofdstad van de cool is uitgeroepen, komt de man nog nauwelijks aan werken toe. “Eigenlijk was ik mij er niet eens van bewust dat Londen zo anders was dan vroeger. Tot er om de haverklap Zweedse, Hollandse en Amerikaanse journalisten opbelden die allemaal in Vanity Fair gelezen hadden dat hier de lamp brandde en die insider’s tips wilden. Als je er met je neus op zit, mis je een overzicht. We hebben het natuurlijk ook allemaal al eens eerder gezien, echt nieuwe dingen gebeuren er niet. Tenzij de acid-house scene misschien en het massale gebruik van ecstacy. Ook nieuw is dat de verschillende disciplines in elkaar overvloeien. Damien Hirst zet schapenkoppen op sterk water, maar ontwerpt ook het interieur van The pharmacy, een trendy restaurant dat als apotheek vermomd is. Francis Bacon zou zich daar in de jaren ’60 niet mee beziggehouden hebben.”
N otting Hill mag dan al het hot epicentrum van cool Londen zijn, de echte avant-garde is alweer verdergetrokken, naar Clerkenwell en Islington bijvoorbeeld, twee aangrenzende dorpen-in-de-stad op heuveltjes ten noorden van de City. De glorietijd van deze buurt kwam vroeg, in de zeventiende eeuw, toen de Londense adel er kwam kuren bij de bron die zijn naam aan het district geeft. Eén van de overblijfselen uit die periode is het Sadler’s Wells Music House. Later werd het gebied geïndustrialiseerd en verpauperde het. Charles Dickens woonde er en situeerde er veel van zijn boeken. De eerste tekenen dat er in Clerkenwell iets aan de hand was, was het opduiken van loft-for-sale bordjes aan de verwaarloosde industriële gebouwen. Dan volgden ciabatta- en cappuccino-bars en m’as tu vu-restaurants met een oncomfortabel maar fotogeniek postmodern interieur en redelijk eetbaar maar toch vooral fotogeniek postmodern voedsel.
Vogue was er als de kippen bij om de Clerkenwell girl te typeren, niet zonder enige zin voor ironie overigens. “Ze is agente voor een fotograaf, maar het liefst zou ze zelf achter de camera staan, als een cool Ellen Von Unwerth-type. Haar jeans zijn donkerblauwe made in Japan Kishimoto’s, aan haar voeten draagt ze Narciso Rodriguez’ kasjmieren Birkenstocks. Voor de rest is haar garderobe zo minimalistisch als haar woonruimte. Toch is ze ontevreden: watermeloen is passé en verder heeft ze een hekel aan de wannabes die elk weekend haar turf platlopen. Want dat is het probleem van trendy wonen: wat hip was is uit, lang voor de hypotheek afbetaald is.”
J ill McEwen kent Clerkenwell goed, ze heeft er de hele ochtend lofts bezichtigd. Jill is meer dan zomaar een immobiliënmakelaar, ze doet aan relocation. Dat betekent dat ze niet alleen een woonst zoekt voor buitenlandse kaderleden die naar Londen verhuizen, maar hen helpt met alle aspecten van de aanpassing aan de nieuwe omgeving: van het zoeken van een dokter, tandarts en een goede school voor de kinderen tot het invullen van allerlei paperassen. Voorts houdt Jill zich bezig met het management van de Londense eigendommen van buitenlandse huiseigenaren. De laatste jaren zijn de prijzen van de woningen en de huurprijzen in Londen spectaculair gestegen, weet Jill, de projectontwikkelaars doen gouden zaken. Dat Londen de nieuwe place to be is, heeft volgens haar te maken met grotere toegankelijkheid via de Chunnel. “Het lijkt wel of iedereen hier wil wonen. Buitenlanders worden ook aangemoedigd om eigendommen te kopen om ze te verhuren. Zo is er het Non-Uk landlord rental scheme dat tegemoetkomingen voorziet voor buitenlandse eigenaars die investeren in de verbetering van woningen. De laatste jaren hebben mensen uit Maleisië, Hongkong en andere landen van het Verre Oosten massaal eigendommen gekocht. Sinds de economische crisis daar hebben er een paar opnieuw verkocht, maar lang niet zoveel als je zou verwachten. Toch voorzie ik dat de prijzen niet meer verder zullen stijgen.
Wat het verschuiven van het accent van de ene buurt naar de andere betreft, daar geldt nog steeds het motto Follow the artists. Vroeger werden de kunstenaars op de voet gevolgd door de adel. Dat zie je bijvoorbeeld in Hampstead en Primrose Hill. Keats en Constable woonden er, je kunt hun huizen bezoeken, maar nu vind je er veel adel en oud geld, de bijnaam Millionaires’ Row voor een van de mooiste lanen zegt genoeg. Tegenwoordig worden de artiesten gevolgd door de projectontwikkelaars. Als je in King’s Road en Fulham Road omhoog kijkt, zie je de grote ramen van wat vroeger studio’s van schilders waren. Chelsea was de wieg van SwingingLondon in de jaren ‘6O en van de punk in de late jaren ’70, maar de eigendommen zijn er nu peperduur. De avant-garde verhuisde naar Notting Hill en naar Clerkenwell, want daar heb je van die oude stapelhuizen langs de Thames en intussen was de mode van het loftwonen vanuit New York naar hier overgewaaid.
Maar ook in Clerkenwell kun je geen zaakjes meer doen. Het is zoals met aandelen: als je een goede tip krijgt, is het al te laat. Vanmorgen nog ging ik er met een klant naar een loft kijken: 350.000 pond vroeg de eigenaar ervoor, maar de klant wilde meer ruimte. Vandaar ging het naar een loft die nauwelijks groter was, 3000 vierkante meter om precies te zijn, en de vraagprijs was 750.000 pond. Je betaalt voor een planken vloer, wat sfeer en een heleboel hype. De avant-garde is ondertussen naar de East End verhuisd, naar de volksbuurten Dalstonen Hackney, waar de ontwerper Alexander McQueen woont. En de kans is groot dat de projectontwikkelaars de kunstenaars daar niet zullen volgen, want voorlopig zijn er alleen spoorweghaltes, geen metro, zodat je na de werkuren en in het weekend geen vlotte verbinding met de City hebt. Ook het kleurrijke Camden Lock, met zijn grote overdekte hippiemarkt, is niet interessant voor investeerders, omdat er vooral sociale woningbouw is. Soho kent een grote revival als uitgaansbuurt, met de nieuwe terassencultuur en de razend populaire restaurants van Conran en Marco Pierre White, maar er wonen maar weinig mensen.”
En hoe zit het met de Docklands? De Docklands Light Railway voert je langs versleten huurkazernes, gerenoveerde pakhuizen, megalomane glazen kantoortorens van meer dan 50 verdiepingen en eindeloze bouwwerven waarboven nerveuze kranen zwiepen. Live today in tomorrow’s world at Millennium Harbour spoort een bordje op een halfafgewerkt flatgebouw in lelijke gele steen de kooplustige aan. Daaronder de prijs van een flat: van 149.000 tot 690.000 pond. Op een speelplein zit een eenzaam zwart meisje op een schommel. Alleen rond de fontein op Cabot Square is er wat sfeer: zakenlui in hemdsmouwen eten er hun lunch uit een papieren zakje of haasten zich met een squash-raket onder de arm naar de sportzaal. Jill McEwen: “Ja, maar ’s avonds is het er uitgestorven. En ’s winters waait er een ijzige wind over het water en tussen die torens, zodat het er altijd een paar graden kouder is dan in de binnenstad. De waarheid is dat maar heel weinig mensen er willen wonen. Laatst was ik er met een Canadese familie met een budget dat te beperkt was om in het centrum of in West-Londen te wonen. Maar van de Docklands wilden ze niet weten: niet genoeg winkels, geen park, geen goede scholen voor de kinderen.” Wat de toekomstige place to be wordt? “Ik gok op Kensall Green, Kensall Rise en Dollis Hill, het gebied ten noorden van Notting Hill. Richard Branson kocht er onlangs een huis en dat is een teken aan de wand.”
En wat denkt de buurtbewoner over de yuppie-invasie in zijn wijk?
Joe Mubarak schijnt er zich in elk geval niet druk over te maken. Ooit bevaarde hij de zeven wereldzeeën, nu is hij de koning van Exwood Market op de grens van Islington en Clerkenwell, behalve op zondag, want dan houdt hij zijn wekelijkse redevoering in Hyde Park Corner. Een heleboel mensen schijnen zich er niet van bewust te zijn dat het te laat is om in Clerkenwell te investeren, want er wordt koortsachtig gebouwd en verbouwd. Om de hoek wordt de laatste hand gelegd aan een Pacific Spice Bar and Restaurant, een eindje verder leidt een aannemer een groep Franse architectuurstudenten rond op een werf die binnenkort Brasserie Chez Gerard zal heten.
De pastoor in zwarte soutane hoort bij de kerk van Our Most Holy Redeemer. Aan de ene kant wordt de kerk geflankeerd door een winkeltje met sobere juwelen waar je moet aanbellen om binnen te mogen, aan de andere kant door Moro, alweer zo’n bistro met zoevende ventilators en vazen met opulente gladiolenarrangementen. Aan de overkant liggen motors van stofzuigers in de etalage van een rommelige ijzerwarenzaak. Duidelijk een buurt in transitie dus, maar Joe kent iedereen bij naam en zet in bij Ladbrokes zowel voor de Indische kruidenier als voor de Moro-dienster in haar zwarte design-outfit. “Ja, er is hier in korte tijd veel veranderd”, geeft hij toe. “Mocht je volgende maand terugkomen, dan zou je het hier al niet meer herkennen. Kijk, die drie huisjes zijn ook alweer opgekocht, daar wordt één groot winkelpand van gemaakt, met daarboven piepkleine flats waar ze minstens 70 pond per week voor vragen. Waar de oorspronkelijke bewoners naartoe zijn? Naar de East End, waar vroeger de joden woonden en nu de Indiërs en de zwarten. Daar zal volgens mij de geschiedenis van Londen geschreven worden. En nee, die mensen vonden het niet erg om te vertrekken, want ze hebben goed geld voor hun huis gekregen. Het waren Indiërs afkomstig uit Oeganda, harde werkers, die vinden overal hun draai. En ik? Ik woon hier vlakbij, in een sociale flat met gecontroleerde huur.” Nee, Joe krijgen ze zo snel niet weg, die woont hier waarschijnlijk nog als de Clerkenwell girl al naar Dollis Hill verkast is.
Linda Asselbergs / Foto’s Jan Caudron
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier