Pierre Darge
Pierre Darge Freelancejournalist

Magnum telt slechts vijf vrouwelijke fotografen. De Amerikaanse Susan Meiselas is er een van. Een gesprek met een uitzonderlijk gedreven waarneemster.

De overzichtstentoonstelling Magnum° over ’s werelds beroemdste fotoagentschap omvat veel relatief onbekende namen. Onder wie Susan Meiselas, die in 1976 lid werd van het genootschap en sindsdien een zeer eigen weg bewandelt. Met een Masters Degree in Education van Harvard op zak ging ze lesgeven in de South Bronx. Ze probeerde er, op initiatief van Polaroid, jonge kinderen via fotografie te inspireren tot het leren lezen en schrijven. Uit die ervaring distilleerde ze een eerste boek, Learn to see, dat een opstapje zou vormen naar een benijdenswaardige carrière.

“Er bestaat een relatie tussen die ervaring en wat ik later in mijn leven ben gaan doen: using photography to go into the world. Eigenlijk onderwees ik geen fotografie, ik was bezig met die kinderen te leren hoe boeiend de wereld wel is. Ik gebruikte de fotografie als een middel om die wereld te ontdekken. Photography gives you an excuse to be in the world. To be curious. Een gelegenheid om momenten later met anderen te delen. Het was een middel om mijn eigen nieuwsgierigheid en enthousiasme over te brengen op die kinderen – misschien wel voor ikzelf besefte dat ik de wereld in wilde.”

Susan Meiselas ziet er opvallend onopvallend uit. Een meisje van 51, met een blos van opwinding op de wangen. In het Parijse kantoor van Magnum stormt ze trappen op en opent deuren, op zoek naar een ruimte waar het rustig praten is. Want wij willen weten waar die behoefte vandaan komt om de wereld te zien.

“Goeie vraag, maar ik ken het antwoord niet. Misschien komt het doordat ik foto’s van de wereld heb gezien. Voor velen is Life zo’n trigger geweest, maar ik herinner me die magazines zelfs niet eens, ook niet of ik The Family of Man heb gezien. Mijn vader vertelt dat ik altijd geweldig nieuwsgierig ben geweest. En ik weet dat het klopt, want ik heb een litteken op mijn hoofd van toen ik nog heel klein was, ik was op een radiator geklommen om verder te zien, naar de wereld buiten. En ik donderde eraf.”

Meiselas is 24 als ze in de ban raakt van de Carnival Strippers, rondreizende vrouwen die in New England op kermissen stripshows opvoeren.

“Aanvankelijk was ik geschokt, maar dat gevoel maakte snel plaats voor nieuwsgierigheid. Ik wilde weten waarom ze het deden en hoe ze zich daarbij voelden. Ik ging ze drie zomers lang opzoeken en kwam thuis met een berg filmrolletjes en honderd uur interviews. Tijdens dat onderzoek voelde ik de spanning stijgen, we stonden aan het begin van de womans lib en bij de feministes heerste er behoorlijk wat agressiviteit tegen dat fenomeen. Er werd geijverd om die instellingen te sluiten. Midden in die heisa liep ik nieuwsgierig te zijn, ik luisterde naar vrouwen die uit kisten met twee uitgangen stapten. Aan de voorkant werd een doodgewone show voor het grote publiek opgevoerd, aan de afgeschermde achterzijde voltrok zich de stripshow – vrouwen en kinderen niet toegelaten.

Na twee zomers werd ik geaccepteerd, zij het met veel reserves. Ik begreep dat ik een soort doorgeefluik werd en dat aspect van de fotografie beviel me zeer: dat ik iemand kon zijn die naar een andere wereld reisde en beladen met ervaringen terugkeerde. Die ervaringen doorgeven, omzichtig en respectvol, dat werd zeer belangrijk.”

Toch was uw demarche niet bedoeld om de wereld te veranderen.

“Niet om de wereld te veranderen, maar om die te registreren. Vergeet niet dat ik antropologie had gestudeerd en dit soort werk was eigenlijk het perfecte voorbeeld van een studie: over zowel de danseressen, hun managers als hun klanten, en telkens vanuit andere invalshoeken, wat altijd interessant is. En zonder oordeel, natuurlijk.”

Het boek Carnival Strippers maakte veel reacties los, ook de magazines raakten geïnteresseerd in Meiselas’ werk. Hier en daar kwamen de tongen los. Harpers vroeg haar om de afgevaardigden van een vrouwenbijeenkomst in Madison Square Garden te fotograferen. Daar ontmoette ze Gilles Peress, die suggereerde om haar foto’s aan Magnum te tonen. ’s Anderendaags stelde Meiselas een bundeltje samen, fietste de 36 blokken naar het Magnum-kantoor, liet er haar portfolio achter en fietste terug. Toen ze thuis de deur opende, rinkelde de telefoon. Of ze haar bij Magnum meteen konden spreken? Een paar weken later was ze een nominee.

“Magnum betekende nauwelijks wat voor mij, ik kende het wereldje niet en ik zat nog volop in die onderwijsjob. Maar na die ervaring met de strippers had ik er wel zin in gekregen, bovendien leek Magnum een goeie stap. Al wist ik nauwelijks wat me te doen stond en nog minder hoe eraan te beginnen. Ik had nog nooit van de distributie van foto’s gehoord, was een volslagen leek, maar besefte wel dat ik in een groep terechtgekomen was met een heel eigen dynamiek en dat fascineerde mij.

Kort daarna werd ik met enkele andere fotografen in Cuba uitgenodigd, ik wist niet eens wat ik zou meenemen. Maar toen ik las dat Pedro Joaquin Chamorro vermoord was, de uitgever van Nicaragua’s belangrijkste oppositiekrant, wist ik dat ik daarheen moest. Ik vond een schrijver die wel mee wilde, maar die stelde zijn beslissing telkens weer uit. Uiteindelijk ging ik alleen. Toen het vliegtuig rondjes maakte boven Managua, zakte de moed me in de schoenen, ik wist helemaal niet wat ik er precies moest doen. Ik had geen ervaring met dat soort opdrachten, sprak geen Spaans en bezat niet eens een vaag programma.”

Uiteindelijk zou Meiselas meer dan een jaar in Nicaragua doorbrengen, verdeeld over verscheidene reizen. Toen haar eerste foto’s over de strijd tussen de sandinisten en het regime van president Somoza Magnum bereikten, schrokken de collega’s van haar durf. Burt Glinn stuurde in ijltempo honderd in plaats van de tien gevraagde filmrolletjes, en een 300 mm-telelens omdat hij vond dat ze de mensen van gevaarlijk dichtbij had gefotografeerd, terwijl dat met een telelens op een veiliger afstand kon.

“Ik was dan wel een nieuweling, maar begreep dat hier geschiedenis werd geschreven. Ik raakte vreselijk opgewonden van het besef dat de mensen op straat de geschiedenis een nieuwe wending gaven, zonder een duidelijk beeld te hebben over de toekomst. Ze waren zo overtuigd van hun zaak en van de verandering die ze op gang zouden brengen. Ik wilde geen haartje van die omwenteling missen en niets ter wereld leek belangrijker. Alles draaide om het optimisme, om een betere wereld, en dat was een taal die ik kon begrijpen, want die had ik tijdens de jaren zestig op de campus zelf meegemaakt.”

Haar meest intrigerende werk maakte Meiselas wellicht in Koerdistan, waar ze in 1990 heenreisde en er zeven jaar geregeld terugkwam – gebeten door de geschiedenis van een volk.

“Mijn enige inbreng waren foto’s van één moment en dat leek me ruimschoots onvoldoende. Omdat ik wilde begrijpen wat er aan de hand was en dus de geschiedenis wilde ontrafelen, om een betere kijk te krijgen op de achtergronden. Uiteindelijk had ik zeven jaar nodig om het document te construeren, al was ik daar niet de hele tijd. De eerste foto’s zouden pas veel later worden gepubliceerd, ik deed die eerste reportages in de marge van andere, in Erevan en Nagorno-Karabach, waarmee ik intussen het hoofd boven water probeerde te houden.”

De geschiedenis van het Koerdische volk was in ieder geval ontnuchterend. Maar was het niet weer een beetje hetzelfde verhaal, altijd opnieuw?

(Susan Meiselas schrikt op, de ondeugende blik zit ineens vol diepte.)Oh, I hope it’s not. Als ik op voorhand wist hoe het verhaal zou eindigen, dan hoefde ik toch niet te gaan? Ik vertrek omdat ik iedere keer weer hoop dat het een ander verhaal wordt.”

Gaat het niet de hele geschiedenis door over de manipulatie van de enen door de anderen. En het boek oogt niet bepaald opwekkend, het is een document om wanhopig van te worden.

(De fotografe heeft een leesbrilletje opgezet – zo moet ze dertig jaar geleden voor de klas in de South Bronx hebben gestaan. Ze zucht.) “Ik weet het niet, maar het klopt dat ze ginder wel erg wanhopig zijn. Of wil je weten of ik er niet wanhopig van word? Koerdistan heeft me in ieder geval veranderd, en in het bijzonder mijn ervaring van de tijd. Omdat ik zo vaak in de archieven opgesloten zat en dat was een vreemde ervaring voor een fotograaf. Je brengt foto’s van lang geleden weer in het zonlicht, terwijl ze verloren en vergeten zaten opgeborgen. Tot ik ze opgroef als een bundeltje beenderen, leven inblies, inlijstte en uiteindelijk een soort hommage aan het verleden bracht. Daarmee bracht ik perspectief in de manier waarop ik tegen een onderwerp aankeek. Een inspanning die velen bij Magnum niet begrepen.

Maar ik kon niet anders, het leek me ineens zo futiel om in Koerdistan binnen te wippen, een paar kiekjes te schieten van Danielle Mitterrand die wat voedsel aanreikt aan de vluchtelingen en dan weer weg te lopen. Dus bleef ik tot ik het beeld min of meer compleet had, vanaf de ontdekking van de massagraven. Maar verwar me niet met een wereldverbeteraar, ik reik alleen maar iets aan om over na te denken.”

Op de Magnum-tentoonstelling toont Susan Meiselas enkele foto’s uit de reeks US Extremes waarin twee onderwerpen aan bod komen : de crackdealers en een sm-club in New York. Gemaskerde vrouwen in leer gestoken tegen een pluche achtergrond. Zwepen en gevraagde pijn. De achterkant van het leven in het centrum van de wereld.

“Die sm-club zit op een halve blok van Fifth Avenue, onder de middagpauze komen heren er om een beurt. Ik blijf nog verbijsterd als ik eraan terugdenk, het brengt me nog steeds uit mijn evenwicht.”

Wat zoeken ze daar?

“De vrouwen deden op een opmerkelijk koele manier hun verhaal over hoe die meestal machtige mannen hen komen opzoeken. Ik weet nog altijd niet of die klanten echt beseffen waarom ze er zijn. Duidelijk is dat ze veel geld willen betalen om daar te komen, dat soort seances is dan ook alleen voor een bepaalde klasse voorbehouden. Het ziet er allemaal erg theatraal uit, het lijkt een spel van macht en de behoefte om gebruikt te worden. De klanten kunnen vaak ook alleen maar gissen wat de achtergronden van die behoefte zijn. Sommigen vertellen dat het om herinneringen aan foto’s van een rollenspel gaat, waarin mannen als vrouwen gekleed gaan. Ze herinneren zich beelden uit hun kindertijd, toen ze fantasieën hadden over hun moeder. Is dat een voldoende verklaring om tweehonderd dollar neer te tellen om op een anonieme plaats die ervaringen mee te maken? Ik ben geen psycholoog, ik kan niet in de diepte graven. Ik krab alleen maar een beetje aan de oppervlakte.”

Maar de mannen die de behandeling ondergaan, kiezen wel de rollen?

“Het eerste wat ze doen als ze langskomen is de checklist opvragen, het wapen uitkiezen en het soort vernedering dat ze wensen te ondergaan. Of er littekens mogen achterblijven of niet – want straks moeten ze naar huis en hun vrouw mag niets vermoeden. Ze kiezen ook wie hun meesteres zal zijn.”

Maar ze houden de teugels in handen.

“Ze bepalen de behandeling en beslissen wanneer het genoeg is geweest. Ik heb me nooit eerder in mijn leven zo’n voyeur gevoeld als in die momenten waarin het spel zich voltrok. Maar ik besefte ook hoezeer mijn aanwezigheid vergeten werd, omdat het spel tussen meester en onderdanige zo intens wordt. Natuurlijk gaat het om een seksueel gekleurde ervaring, maar niet noodzakelijk om een seksuele climax.

Ze kennen hun grenzen, ze ontdekken die samen. Wat niet wegneemt dat het om twee volslagen vreemden gaat. Dat gebeurt steeds vaker in grootsteden. Als ik zeven jaar te verliezen had, zou het me wel benieuwen dieper te gaan graven. Omdat ik geloof dat het iets zegt over de samenleving, waar men wanhopig op zoek is naar gevoelens, ervaringen.

Wie door de tentoonstelling loopt, ontdekt in de laatste ruimte dat wrange gevoel van mensen die als robots fungeren, vooral in Azië. Mij overviel een sterk gevoel dat niet de chaos en de oorlogen deze tijd beheersen maar de betekenisloosheid van het dagelijkse leven. Mensen zijn op zoek naar een zin, naar een ervaring. Mensen zitten ook gevangen in het leven. Maar vraag me geen antwoorden, ik heb alleen vragen.”

De crackdealers zitten op een heel ander spoor.

“Daar gaat het om overleven. In tegenstelling tot de acteurs in de sm-studio hebben die geen keuze, omdat ze geen geld en dus evenmin de luxe hebben om keuzes te maken. Bovendien vragen ze zich af waarom ze zich zouden afbeulen als fietskoerier, als ze in één uur kunnen binnenhalen wat die jongens in één week verdienen met werken.”

Gaat het alleen om geld?

“En om macht, vaak ook om het prestige in hun gemeenschap. Of om het risico dat nu eenmaal verbonden is aan het ontsnappen uit die vicieuze cirkel. Want ontsnappen willen ze. De man in het gebroken raam is ontsnapt omdat hij een talentrijke kerel is die alles kan met elektronica. Het opmerkelijkste is wel dat hij wist te ontsnappen zonder in de gevangenis te belanden, terwijl het perspectief in die wereld is: de gevangenis of het graf.”

Aan haar jongste opdracht hield Meiselas een kater over. Toen ze voor Télérama het leven van een zigeunergemeenschap in Perpignan ging verslaan, kreeg ze daar de gelegenheid om in alle intimiteit te werken, ook bij een inwijdingsritueel voor meisjes op de drempel van de volwassenheid. Toen een foto van die plechtigheid in de pers verscheen, werd ze voor het gerecht gesleept.

“In essentie gaat het om een strijd tussen de mannen en de vrouwen van die gemeenschap. De vrouwen stonden achter mij, lieten me toe heel close te fotograferen. Ik toonde hun alle foto’s voor ze gepubliceerd werden en kreeg hun toestemming. Ineens krijg je dan een proces waarin het eigenlijk gaat om wie een cultuur vertegenwoordigt, of zo’n toestemming van de mannen of van de vrouwen moet uitgaan – wat overigens een interessant gegeven is.

Maar de hele zaak blijft een bittere herinnering, omdat ik uitgenodigd was op het huwelijk van een van de dochters en dat gaat nu niet door. Maar vooral omdat ik voor het eerst in een kwarteeuw niet terug kan naar waar ik gewerkt heb, wat indruist tegen alles wat ik voorsta. Omdat ik nooit foto’s zou nemen die ik achteraf niet aan de geportretteerden kan teruggeven.”

De tentoonstelling “Magnum° – essais sur le monde” met werk van onder anderen Meiselas: nog tot 7 mei in de Bibliothèque Nationale de France, 58 rue de Richelieu, Paris 2ème. Elke dag behalve op maandag.

Pierre Darge

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content