Leon de Winter Koopman in de speeltuin van God
Nogal wat Hollandse recensenten kunnen het hem maar niet vergeven dat hij van een baardige idealistische intellectueel in een afgeborstelde bestsellerauteur veranderde. Het zal Leon de Winter een zorg wezen: van zijn nieuwste roman ‘God’s Gym’ gingen de eerste week al 30.000 exemplaren over de toonbank.
Linda Asselbergs / Foto Guy Kokken
Wat hebben de bewegingen van de continenten tweehonderd miljoen jaar geleden te maken met harttransplantaties, de snarentheorie, het boeddhisme, de dreiging van de islamitische terreur en de bijzondere vriendschap tussen twee mannen? Niets, tenzij in God’s Gym, Leon de Winters knappe en bizar lichtvoetige thriller over een in wezen diep tragisch onderwerp: een gescheiden man die zijn geliefde tienerdochter, de reden van zijn bestaan, verliest en die in zijn worsteling met de almacht van het toeval in allerlei absurde situaties terechtkomt. Joop Koopman heet de man, een joodse Hollander die in het Californische Venice woont en als scenarioschrijver aan de kost komt. (Koopman? Venice? Dat kan geen toeval zijn, weet de snuggere lezer meteen.) Als Joops mooie en briljante dochter Mirjam op haar zeventiende verjaardag bij een motorongeluk om het leven komt, ontwikkelen zich verschillende verhaallijnen die in de loop van het boek ingenieus met elkaar verweven raken. Mirjam zat achterop bij Errol, een monumentale zwarte die Godzilla (afgekort God) genoemd wordt en zijn sportschool God’s Gym doopte. God wordt zodanig door schuldgevoelens verteerd dat hij heel zijn verdere leven ten dienste van Joop wil stellen. Tegelijkertijd duikt een oude Hollandse schoolvriend van Joop op die inmiddels bij de Mossad werkt en die hem wil inschakelen bij het observeren van een vermeende terrorist, de Hollandse Marokkaan Omar. Een opdracht die Joop tegen wil en dank aanvaardt omdat hij geld nodig heeft om de ontvanger van Mirjams getransplanteerde hart op te sporen. Ten slotte duikt ook nog Linda op, Joops jeugdliefde die zich tot het boeddhisme bekeerd heeft…
Af en toe scheert De Winter met zijn ingenieuze plotwendingen rakelings langs het ongeloofwaardige, maar telkens er een stukje van de puzzel op de juiste plaats valt, voel je als lezer iets van de opwinding die de schrijver ondervonden moet hebben bij het bedenken van dit nu eens ontroerend, dan weer spannend en spitsvondig verhaal.
Volgens Elmore Leonards tien geboden voor een goeie thriller mag je een boek nooit met een weersbeschrijving beginnen. U begint ‘God’s Gym’ met het weerbericht van tweehonderd miljoen jaar geleden.
Leon de Winter: In mijn boek speelt de Natuur met een hoofdletter nu eenmaal een belangrijke rol. Of die hele lange aanloop tot het verhaal een knipoog naar Mulisch is? Nee, zo heb ik het niet bedoeld. Maar je bent niet de enige die dat denkt. En wees gerust, een Mulischiaanse afwijking is niets om je zorgen over te maken, je kunt daar heel oud mee worden. Nee, ik wilde het boek heel breed en veraf beginnen om vervolgens op het persoonlijke drama in te zoomen, zoals dat in filmtaal heet. Om het thema, het gevecht van de mens met het absurde, in het juiste perspectief te plaatsen. En ook om bij de lezer allerlei vragen op te roepen: waar gaat dit in godsnaam naartoe? Is dit een roman of een populair-wetenschappelijk werkje? Maar aan het eind van de proloog krijg je snel door dat het om een persoonlijk drama gaat. Na een totaal onverwachte dood zoals die van Mirjam hebben de achterblijvers behoefte aan een verklaring. Niets is moeilijker te aanvaarden dan dat het puur een speling van het lot was. Je kunt die verklaring in religie zoeken, maar ook in de wetenschap. Waarom ligt er een oliespoor op de weg? Waarom is een vrachtwagen gaan lekken? Omdat tweehonderd miljoen jaar geleden de tektonische platen zijn gaan schuiven, wat in 1994 een aardbeving veroorzaakte. Het conflict tussen gevoel en ratio, bijgeloof en wetenschap, daar gaat dit boek over.
Je kunt je afvragen wat arroganter is: je toevlucht tot religie zoeken omdat je niet kunt aanvaarden dat de mens de speelbal van het toeval is, of elke vorm van religie afzweren omdat je zeker meent te weten dat er alleen maar toeval is.
Ik neig tot het laatste. Het leven is wat het is, meer niet. Dat betekent ook dat je de opdracht hebt om zo goed mogelijk gebruik te maken van de tijd die je hebt. Want de tijd is beperkt en buiten wat we in dit leven kunnen ervaren, is er niets. Geen troost, geen oplossing. Wat we bij andere mensen kunnen vinden, daar moeten we het mee stellen. Dat is wat Koopman overkomt. Een ander mens die hem als het ware door de rouw draagt. Een mens die nota bene God genoemd wordt.
Van dubbelzinnigheid gesproken: Koopman is een atheïst, maar hij krijgt hulp van God. Op een bepaald moment lopen ze zelfs hand in hand.
God is de god die we zelf maken, die we projecteren. Er is geen andere macht buiten ons en de natuurkundige processen die kunnen plaatsvinden op basis van allerlei eigenschappen van elementaire deeltjes. Het enige wat overblijft is het wat pathetische beeld dat ik in het boek gebruik: je hand in die van iemand anders leggen en samen verder proberen te wankelen. God is een menselijke uitvinding die ons helpt om niet voortdurend met onze zwaktes te moeten bestaan. Door buiten onszelf een kracht te leggen houden we de illusie in stand dat al onze beperkingen overwonnen kunnen worden. Op zich is het godsbegrip een mooie uitvinding die in de loop der tijd een heel beschavingsproces op gang heeft gebracht. Anderzijds heeft het godsbegrip nooit als een zuiver fenomeen gefunctioneerd: in de naam van God gebeuren de meest afgrijselijke dingen. Iedereen wordt daar voortdurend mee geconfronteerd. Maar neem nu Joop Koopman. Als je iemand verliest van wie je houdt… Meer nog, als je het meest verschrikkelijke verlies lijdt dat er is: de dood van een kind, waar vind je dan nog de kracht om te bestaan? Die kracht is nauwelijks op te brengen. Joop vindt ze in de herinnering: ‘Mirjam heeft geleefd en ik ben daar getuige van geweest.’ Zolang hij getuige is, blijft haar herinnering levend. Het is beter dan niets. Joops gevecht is dat tegen het Niets.
Leeft u zelf met de angst een kind te verliezen?
Natuurlijk heb ik die angst ook zelf, zoals iedere ouder die heeft. En in plaats van die te verdringen, heb ik mijzelf ermee geconfronteerd. Het verlies van een kind is het ergste dat ik mij kan voorstellen. Erger dan het verlies van een partner, als er al een hiërarchie in leed bestaat. Ik heb geprobeerd, voor zover zoiets lukt, om een rouwproces bij mijzelf op te roepen, om mezelf toe te laten met Koopman mee te treuren. Het rampzalige opzoeken om het enigszins onschadelijk te maken, bijna als een bezweringsritueel.
Bijna niemand kan zonder rituelen in het gevecht tegen het Niets, ook atheïsten niet.
Rituelen zijn prachtige dingen die veel meer doen dan de tijd markeren. In elke religie verzoenen rituelen het profane met het sacrale. Dat wat mensen op aarde meemaken en hopen dat er verder nog metafysisch bestaat. Maar voor mij kan een maaltijd met vrienden ook een ritueel zijn: vieren dat je bij elkaar bent, dat je samen geniet van voedsel en drank en elkaars gezelschap.
Voorziet u een bar mitswa voor uw kinderen later?
Vreemd genoeg wel, ja. Omdat het een mooi ritueel is: je wordt dertien, vanaf dat moment tel je mee als volwassene in jouw gemeenschap. En dat gebeurt doordat je hardop een stuk uit de thora voorleest, een prachtig boek. Een tekst waarop je hard gestudeerd hebt, om ‘m zo juist mogelijk in het Hebreeuws te kunnen zingen. En iedereen luistert naar je in de synagoge. Heel aangrijpend, iets wat ik mijn kinderen niet zou willen onthouden. Een ritueel van verbondenheid, dat mijns inziens losstaat van de vraag of ik nu geloof of niet. En daarnaast vind ik het gevecht tegen wat je ouders je opleggen en waarmee je de rest van je leven moet worstelen een heel vruchtbaar gevecht. Wat geven mijn ouders me mee, wat moet ik ermee, welke plaats geef ik dit in mijn leven? Belangrijke vragen die bij zo’n ritueel heel urgent worden.
Er zit ook een zweem van erotiek in de verhouding tussen Joop en Mirjam, iets waar Koopman zich hevig tegen verzet.
Natuurlijk, want dat is een taboe en hij gelooft sterk in taboes. Een vader alleen met een opgroeiende dochter in huis, dat is een vrij gecompliceerde situatie, weet ik van mensen die in die omstandigheden zijn grootgebracht. Maar Joop en Mirjam zijn erin geslaagd om daar een goeie balans in te vinden, er zit veel tederheid, maar ook veel ironie in hun relatie. En als hij haar de ochtend voor het ongeval toevallig naakt ziet, is er achteraf meteen het gevoel dat hij gestraft wordt. Omdat hij zich zoals de meeste mensen niet helemaal aan bijgeloof kan onttrekken. Misschien zullen we over honderd jaar in staat zijn om alle hersenprocessen te vatten en ontdekken dat we eigenlijk robots zijn. Maar ook daartegen zullen we ons verzetten. Want er is zoveel meer waardoor we geleid worden: liefdes, zwaktes, obsessies… Als Koopman zijn dochter op haar zeventiende verjaardag naakt ziet, kan hij alleen maar vaststellen dat ze een heel mooie vrouw geworden is. Met alle zorgelijkheid die daarbij hoort: wat voor leven zal ze straks krijgen, zal ze zichzelf kunnen beschermen? En de machteloosheid van het moeten loslaten, want ja, ze moet de grote, wijde wereld in. Een huiveringwekkende vorm van liefde is het, een nachtmerrie bijna.
Is zo’n vader-dochterverhouding niet extra precair geworden na alle recente pedofilieschandalen?
Na zo’n paar schandalen kan het jaren duren voor de seksualiteit van kinderen weer op een enigszins ontspannen manier besproken kan worden. Wat heel jammer is. Het leren omgaan met seksualiteit is een onderdeel van het opgroeien van kinderen waarvan je je bewust moet zijn en dat je met de grootste zorgvuldigheid moet benaderen. Maar tegelijkertijd is onze samenleving doortrokken van seksualiteit. Hoe leid je je kind zo onbevangen mogelijk ook die wereld in? Welk voorbeeld geef je hun? Dat zijn kolossale vragen, daar bestaan geen pasklare antwoorden voor.
Over de verhouding tussen Mirjam en God kom je heel weinig te weten.
Joop is te bang om daar veel vragen over te stellen. Bang om te weten te komen dat ze misschien iets met elkaar hadden. Anderzijds: ik weet ook niet goed wie Errol/God eigenlijk is. Ik wilde hem mysterieus houden, hij mocht niet te realistisch worden, niet te echt, want dan zou hij veel van zijn glans verliezen. Pas helemaal aan het eind van het boek vertelt God wie hij is, waar hij vandaan komt. Maar Joop gelooft er niets van. Waarna God zegt wat hij ook in de bijbel en in de thora zegt: ‘Ik ben die ik ben.’ Je kunt er alles op projecteren, alles op loslaten, precies zoals het in de geschiedenis generatie na generatie gebeurd is. Misschien is hij ook wel echt God, geen idee.
God wordt een jood. Wat heeft dat te betekenen?
Hij bekeert zich tot het jodendom omdat hij zich wil aansluiten bij mensen die geloven in de komst van de echte Messias, in de gedachte dat de mensheid bevrijd zal worden van lijden en verdriet.
Waarom zou iemand joods willen worden? Zoals Woody Allen ooit zei: ‘Please God, next time choose somebody else.’
Ach, het valt wel mee. De joodse traditie maakt je natuurlijk wel ontzettend bewust van de geschiedenis, van je plaats in een heel lange keten. Of je dat nu wil of niet, je loopt je voortdurend af te vragen: ‘Hoe ga ik met deze traditie om? Wat is mijn plaats in dit alles, wat zijn mijn verantwoordelijkheden?’ Het is een besef dat onafgebroken sluimert, dat bijna als een schaduw aanwezig is. Maar als het al een last is om mee te dragen, dan is het een uitermate fascinerende.
Moet u zich tegenwoordig niet voortdurend verantwoorden voor wat er in Israël gebeurt?
Ja, daar word je voortdurend op aangesproken, ook al ben je geenszins verantwoordelijk voor de politiek van de staat Israël. Maar ik ga er niet voor op de loop: als de wereld dat van mij verwacht, manifesteer ik mij nadrukkelijk als een joods schrijver die standpunten inneemt ten opzichte van het conflict in het Midden-Oosten.
Ziet u een oplossing voor dat conflict?
Dat op zich zou een gesprek van uren kunnen zijn. Maar ik moet toegeven dat ik uiterst pessimistisch ben over mogelijke oplossingen. Het grote drama dat zich in het Midden-Oosten voltrekt, is lang geleden ontstaan, in 1948, nog voor het ontstaan van de staat Israël zelfs. Maar hoe je het ook draait of keert, er is sprake van een bezetting en dat knaagt aan de grondslagen van de staat Israël. Want het is onmogelijk voor een democratische samenleving om in de vorm van een militaire bezetting te heersen over zoveel mensen die weigeren op die manier te bestaan. Dat is onhoudbaar voor de bezette gebieden en op de duur ook voor Israël. Israël moet zich terugtrekken, dat staat voor mij buiten kijf. Maar tegelijkertijd ben ik ervan overtuigd dat het geweld daarmee niet zal ophouden. Daarin wijk ik af van het standpunt van de Nederlandse groepering Een ander joods geluid. Die gaan daar veel lichter over, die denken dat de huidige problemen volledig samenhangen met de bezetting. Mijn houding is: nee, dit is maar het topje van de ijsberg. De strijd tussen Israël en de Palestijnen is maar een onderdeel van een veel groter en dieper conflict met de Arabisch-islamitische wereld.
U noemde de thora een prachtig boek. Is de koran ook een prachtig boek?
Alle heilige boeken zijn in principe heel interessant, al was het maar omdat ze ontstaan zijn uit verhalen die mensen elkaar eeuwenlang mondeling doorgaven en die essentiële waarden bevatten. Fascinerende materie, of je er nu in gelooft of niet. Want waar het om gaat, is welke functie die verhalen vervullen, wat ze betekenen voor de manier waarop de gelovigen in de wereld staan en zich willen organiseren. Bovendien hoort het tot de aard van die verhalen dat ze multi-interpretabel zijn, anders hadden ze ook niet zo lang kunnen overleven. Daarin schuilt hun kracht en tegelijk het gevaar, want mensen vinden er altijd wel een uitleg in om hun gelijk te bewijzen. De islam intrigeert me omdat ik er veel verwantschappen in zie met het orthodoxe jodendom. En ook omdat hij als religie nog veel meer in beweging is dan het christendom of het jodendom.
In ‘God’s Gym’ is er sprake van islamitisch terrorisme. Had u dat al voor 11 september bedacht?
Het personage Omar was er al. Na 11 september drong het tot mij door dat ik lang daarvoor al vorm had willen geven aan een soort onrust, een gevoel van dreiging dat we moeilijk kunnen bevatten. Dat we in een soort spiegelpaleis terechtgekomen zijn waarin we nooit meer zullen kunnen vaststellen wat echt is en wat vals, wat waarheid is en wat gerucht. Dat gevoel dat nu heel acuut geworden is, had ik al eerder willen uitdrukken en na 11 september heb ik het nog aangescherpt.
Omar is best een aardige man.
Er is een soort wederzijds respect tussen Joop en Omar. En natuurlijk zijn er ook aardige fundamentalistische islamieten en aardige terroristen. Ook daar is de werkelijkheid nooit wat ze lijkt. Ik heb in Californië verhalen gehoord over twee van die WTC-terroristen die in San Diego bij iemand gelogeerd hadden. Die zei ook: ‘Zulke aardige jongens.’ Het ene sluit het andere niet uit. Je kunt door een verschrikkelijke haat gedreven worden, maar privé heel lief zijn voor dieren en kleine kinderen. De geschiedenis zit vol van die voorbeelden. Bovendien kom je er in het boek nooit achter of Omar echt een terrorist is. Dat ontsluieren zou ik veel te mechanisch gevonden hebben. Als ik een thriller koop, heb ik soms de aanvechting om de laatste vijftig bladzijden eruit te scheuren. Want daarin moet ineens een hoop uitgelegd en opgelost worden. Wat ervoor komt, de drang om te willen weten, is zoveel leuker dan de confrontatie met de oplossing. Daarom heb ik bij het schrijven van God’s Gym wel gebruikgemaakt van allerlei elementen van de thriller, maar ze niet tot het einde toe doorgevoerd. Dat zou te gemakkelijk geweest zijn en onrealistisch, zo zit de wereld niet in elkaar.
‘Gods’s Gym’ is, ondanks de serieuze thematiek, een onverwacht luchtig boek.
Ik vond dat ik het hele erge in het boek op een zodanige manier moest presenteren dat de lezer achteraf zegt: ‘Af en toe was het wel serieus, maar toch heb ik een paar heerlijke uren beleefd.’ Laat zo’n boek stranden in zware emoties en niemand heeft er wat aan, ikzelf noch de lezer. Voor mij behoort het tot mijn vakmanschap als schrijver: al jaren ben ik bezig met het zoeken naar de vorm waarin ik serieuze thema’s op de lichtste en meest onderhoudende manier kan vertellen. De lezer amuseren met een ernstig boek, ik zie daar niets paradoxaals in. In de Angelsaksische literatuur is het een traditie: een boek moet in de eerste plaats een goed, spannend verhaal vertellen. Het hoeft niet per se een thriller te zijn, maar in het begin van het verhaal moet er een soort mysterie ontstaan dat de lezer samen met de schrijver wil doorgronden. Of het mysterie blijft bestaan, of het wordt zelfs groter, in het geval van Harry Mulisch. Maar een mysterie moet er zijn, anders is er geen spanning. En dan komt het er voor de schrijver op aan om voldoende anekdotes te vinden, varianten van op zich bekende structuren en emoties. Kijken of het je lukt om nieuwe beelden te vinden voor iets dat vóór jou al duizenden anderen aangeraakt hebben. God’s Gym is natuurlijk niet het eerste boek over een vader die een kind verliest. Mijn taak is het om dat verhaal in 2002 opnieuw te vertellen, met de middelen en de beelden waarover ik nu beschik. Dat is de opdracht van de literatuur. Qua thema kun je er niets meer aan toevoegen. Het gaat om het vinden van een nieuwe vorm, nieuwe kleuren, een nieuwe smaak. Dat kost je jaren, heel langzaam bouw je zoiets op.
U voelt zich duidelijk thuis in Amerika. Waarom hebt u dit boek niet in het Engels geschreven?
Hoewel ik goed Engels spreek zou ik er niet in kunnen schrijven. Je kunt alleen schrijven in de taal waarin je droomt en nachtmerries hebt. Misschien was het anders geweest als ik er op mijn twintigste mee was begonnen, maar nu ben ik helaas te oud. En ik ben hoe dan ook een Hollandse schrijver. Hier ben ik opgegroeid, hier ben ik volwassen geworden. Holland is mijn land, ook al voel ik mij erg verbonden met de Amerikaanse samenleving en cultuur. Een jongensdroom over Hollywood? Heb ik nooit gehad, het gevoel dat ik deel had aan heel veel wat daar gebeurde ontstond pas toen ik er was. Wat ik enorm waardeer is het theatrale van de Amerikaanse maatschappij. Het levensgevoel is er grootser, wat niet alleen te maken heeft met de afmetingen, maar ook met de manier waarop de Amerikanen in hun eigen samenleving staan en de rol die ze zich toedichten in de wereld. Die is universalistisch, mondiaal… Nederland is de laatste tien jaar enorm veranderd, maar in wezen blijft het toch een calvinistisch land. Alles is er kleiner, bescheidener, voorzichtiger. Heel mooie eigenschappen, maar tegelijk vind ik dat andere, dat grootse veel interessanter.
In een profiel dat vorig jaar in Vrij Nederland verscheen, wordt u een ‘Amerikaansige intellectueel’ genoemd.
Dat ik een Atlanticus ben, valt niet te ontkennen. Ik voorzie grote problemen als Europa meer afstand zou nemen van de VS. Omdat we zonder die band met de Amerikanen ons soort samenleving niet in stand kunnen houden. Daarvoor hebben we de energie die van die cultuur uitgaat te hard nodig. En de doortastendheid. Een doortastendheid die zeker ook negatieve kanten heeft. Het is soms te direct, te bot, te agressief wat er van Amerika naar de wereld gaat. Maar de Amerikanen zijn er zelf driftig mee bezig om die negatieve elementen op te vangen.
Welke Amerikanen?
Het is verkeerd te veronderstellen dat de Verenigde Staten maar uit één stem bestaan. Ik volg heel intens de Amerikaanse media en daarin wordt volop gediscussieerd over de rol van Amerika in de wereld, over hun gevecht tegen het terrorisme, maar ook over de manier waarop ze hun eigen samenleving willen inrichten. Een enorme samenleving die het beste, maar ook het slechtste in de mens bovenhaalt. Terwijl wij in Europa voortdurend bezig zijn met het wegnemen van contrasten en het zoeken van het gemiddelde, zoeken de Amerikanen vanuit het gemiddelde juist de polen op, de contrasten. Dat leidt tot een grote kracht die ik zeer bewonder. Ben ik daarom ‘een Amerikaansige intellectueel’? Ik zou het niet weten.
* God’s Gym, De Bezige Bij, 18,50 euro, 371 blz.
“Ik heb geprobeerd, voor zover zoiets lukt, om een rouwproces bij mijzelf
op te roepen, om met het hoofdpersonage te kunnen meetreuren.”
“Onze samenleving is doortrokken van seksualiteit. Hoe leid je je kind zo
onbevangen mogelijk ook die wereld in? Welk voorbeeld geef je hun?
Daar bestaan geen pasklare antwoorden voor.”
“Als ik een thriller koop, heb ik soms de aanvechting om de laatste
vijftig bladzijden eruit te scheuren. De drang om te willen weten is zoveel
leuker dan de confrontatie met de oplossing.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier