LATER ALS IK GROOT BEN

Katrijn Van Bouwel
Katrijn Van Bouwel Columniste

Een typisch familiefeest. Terwijl ik probeer uit te vissen wat het hoofdgerecht is – om te kunnen inschatten in welke mate ik me te buiten kan gaan aan de aperitiefhapjes – hoor ik mijn nonkel aan een neefje vragen : “Wat wil je later worden ?” Het kind kijkt weifelend op van zijn puzzel. Ik ben blij dat ik niet in zijn plaats ben. De eerste keren dat ik die vraag als kleuter kreeg, vond ik ze bijzonder verwarrend. Hoezo, wat wou ik worden ? Ik was toch al iets ? Was ik dan onaf ? Was ik niet goed genoeg ? Ik was er volstrekt niet mee bezig, met wat ik in dat Verre Ooit zou gaan uitspoken. Ik had het te druk met alles wat ik al was en kon zijn. Een zeemeermin, een spion, een trapeziste of een monster met zes koppen. Al snel had ik in de gaten dat sommige vragen een ritueel waren, en geen blijk van oprechte interesse. Een beetje zoals bij liedjes en versjes. Sommige zinsneden horen samen, hoe ongerijmd ook. Zoals ‘handjes draaien’ en ‘koekenbakken vlaaien’ of ‘hoe gaat het’ en ‘goed’. En omdat kinderen graag applaus en koekjes krijgen, geven ze braaf antwoord.

Gelukkig had ik genoeg inspiratie om een repliek te verzinnen die niet op gefronste wenkbrauwen onthaald werd. Juf, piloot, verpleegster of brandweerman… In prentenboeken pronkten ze in uniform met attributen. Hoeveel boekjes ik ook uit de bib ontleende, ik had de keuze uit steeds dezelfde handvol opties, waarbij ‘mama’ zowel als job werd gezien, als op de meeste vertedering kon rekenen bij mijn ondervragers. Wist ik veel dat die kleurrijke plaatjes de toekomstmogelijkheden niet helemaal verbeelden. Ik ben nog steeds op zoek naar een kinderboek dat een junior salesaccountmanager, callcenterbediende, magazijnier of therapeut als lijntekening in primaire kleuren toont. Dat verklaart overigens ook mijn immense teleurstelling dat in de bossen en weilanden die me omringden geen leeuwen, giraffen en krokodillen zaten, maar dassen, merels en mollen.

Een standaardantwoord volstond dus, en daarna ging ik weer spelen, lekker in het nu. De ironie van de zaak is, dat ik me bij het ouder worden steeds minder bezighield met wie ik al geworden was, maar vooral met wie ik zou worden. Ik had als puber geen idee wie ik was. En het zelfbeeld dat ik had, was niet bijster positief. Dus vestigde ik de daarop- volgende jaren de hoop op ‘later’, wat zoveel wilde zeggen als : na mijn studie, die eerste job, de juiste boeken, het leren van die vaardigheid, het juiste lief, ideale gewicht, doelstelling X en scharnier-moment Y. Later kwam alles goed. Ondertussen liep ik als jongvolwassene mezelf voorbij en was ik blind voor het moois dat ik al had, en was. Ik moest dus terug op zoek naar het kind in mij, dat het zo druk had met zichzelf te zijn, dat ‘later’ wel vanzelf kwam.

Mij maakt het niet uit wat mijn nichtjes en neefjes later zullen uitvoeren. Tenzij later binnen de vijf minuten is en ik mag meedoen. Als ze bijvoorbeeld een goede zeskoppige spionerende trapeziste met vissenstaart nodig hebben. Al hoop ik wél dat er ooit iemand zegt : “Later wil ik Katrijn Van Bouwel worden.” En dat ik die iemand dan ben.

Katrijn Van Bouwel is improvisatie- actrice. Ze was de Festivalfee van ‘1000 zonnen’ en haar boek verschijnt dit najaar.

katrijn.van.bouwel@knack.be

KATRIJN VAN BOUWEL

Mij maakt het niet uit wat mijn nichtjes en neefjes later zullen uitvoeren. Tenzij later binnen de vijf minuten is en ik mag meedoen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content