Langs de kusten van het mayarijk

Een flinke bries beroert de zeilen van de Star Clipper, de zon weerkaatst op het altijd azuurblauwe water en Centraal-Amerika zorgt voor boeiend decor. Verlaten stranden, watersporten zoveel je maar wil, leuke uitstappen. Het paradijs ligt er aan je voeten.

Een behulpzame man sjouwt onze bagage door de smalle straatjes van Playa del Carmen. Mijn zus en ik zijn al twee dagen geleden in Yucatan neergestreken, de plaats die zo genoemd werd uit onwetendheid. ‘Yu Ca Tan’ betekent gewoon : ‘Ik begrijp je niet.’ Dat was het antwoord dat de Spanjaarden kregen toen ze vroegen hoe het land heette, waar ze voet aan wal zetten in 1519. Playa del Carmen is een goede uitvalsbasis voor de Star Clipper. Tien jaar geleden was het een klein badstadje, een voormalig vissersdorp waar rugzaktoeristen in de strandbars aanpapten met expats van vaak dubieus allooi. Vandaag is het veranderd in een toeristenparadijs met volgepakte straten, waar de souvenirshops het hele centrum innemen. Aan charme heeft het gelukkig niet ingeboet.

Zon is er in overvloed, er is namelijk zoveel wind dat de wolken geen schijn van kans maken. Die zijn, net zoals ons reuzenjacht, nergens te bekennen. Onze cruise director, een Italiaanse blonde die voortdurend in drie talen praat, vertelt dat we vanwege de hevige wind met de ferry vijftien kilometer verder naar Cozumel worden gebracht waar de Star Clipper op ons wacht. De perfecte zonsondergang wordt er gratis bijgeleverd.

De sfeer aan boord is meteen goed, de Hongaarse pianist, die constant in een partymood verkeert, heet ons welkom. We zijn maar met een honderdtal passagiers, er is plaats voor 170, dus het wordt een erg comfortabele reis. We ontmoeten meteen de gangmakers, een bende dertigers uit New York. Een van hen is operazanger, maar hij heeft het vooral gemaakt in musicals. Als hij zijn keel openzet, is de ambiance verzekerd.

De verovering van het paradijs

Rond elf uur ’s avonds staan de zeilen bol en vertrekken we op de tonen van The Conquest of Paradise. De crew wordt ijverig geholpen door enkele verwoede zeilers die het niet kunnen laten om mee aan touwen te trekken en in alles knopen te leggen.

Ik ben blij dat ik als voorzorgsmaatregel een pilletje nam tegen zeeziekte, want eenmaal op de open zee, richting Honduras, gaan de golven behoorlijk tekeer. De bar loopt snel leeg, hier en daar hangt iemand lijkbleek in een dekstoel. De volgende ochtend blijken de golven gekalmeerd en doen er zelfs wat mensen mee aan de ochtendfitness. Vandaag zitten we de hele dag op zee, tijd zat dus om plannen te maken, ook wij maken een lijstje met niet te missen excursies. Kapitein Ulli, die gedreven over zijn schip vertelt, zet de deur van zijn stuurcabine wijd open voor een praatje. We worden voorgesteld aan het voltallige personeel : zeventig mannen en vrouwen uit maar liefst 26 verschillende landen.

Onze bestemming : Los Cayos Cochinos, een archipel die bestaat uit twee dichtbeboste hoofdeilanden : Cochino Grande en Cochino Pequeno – letterlijk ‘groot varkentje’ en ‘klein varkentje’ – en elf kleinere koraaleilanden die voornamelijk privé-bezit zijn. Achter de dertien eilandjes zie je heel vaag en mysterieus het vasteland van Honduras opduiken, een van de armste landen van Midden-Amerika, na Haïti en Nicaragua.

Een kleiner bootje brengt ons naar Atkins Bay, een spierwit strand waar de plaatselijke bevolking ons trakteert op een rondje folklore. Tamtams en schelpen zijn hun enige instrumenten, maar het swingt, dat bewijst vooral een meisje van een jaar of zes dat bij haar geboorte een overdosis ritme meekreeg. Het zijn g arifuna, afstammelingen van Afrikaanse slaven en de vroegere Spaanse conquistadores, een trots volk dat vooral leeft van de visvangst.

Sommige medepassagiers hebben zich na de lunch in jungle-outfit gehesen en staan klaar om de rest van het eiland te verkennen. Met ons snorkelmateriaal op de rug schepen wij met een twintigtal mensen in voor een eilandentour, een kleine motorboot brengt ons via een spectaculair rif in de Natural Lagoon, waar de vissen ons nieuwsgierig komen besnuffelen, naar een zonovergoten paradijselijk eiland : Chachauate. Het lijkt soms of de boot zweeft, zo helder is het water. We meren aan bij de steiger van een nog kleiner eiland, eigendom van een gastvrije Canadese familie. Het is eb en we kunnen door het ondiepe water naar het visserseiland waden. Tussen de twee eilanden liggen enorme schelpen zomaar voor het oprapen, enkele jongetjes lopen enthousiast mee om hun summiere Engels te oefenen. Het eiland telt een paar palmbomen, voor veel meer is er geen plaats, de hutten van de vissers staan schouder aan schouder. De plaatselijke bar is een bamboe barak met een dak van stro. Vrolijk beschilderde visserssloepen liggen klaar om vannacht uit te varen als de wind het toelaat. Het leven gaat z’n gewone gangetje, de vrouwen maken vis schoon en verzorgen de kinderen, de mannen prutsen wat aan de netten en drinken een biertje. Dit eiland is niet groter dan een puist in de immense oceaan, een uit de kluiten gewassen zandbank en toch doet dat niets af van de lachende gezichten van deze Garifuna, die op deze kleine oppervlakte perfect gelukkig lijken. Op de terugweg laat ik het snorkelen aan de anderen over, ik blijf aan boord van de motorboot genieten van de aanblik van deze wonderlijke exotische oorden, met op de achtergrond onze klipper die spierwit ligt te blinken in de namiddagzon. “Veel kan zo’n eiland toch niet kosten”, droom ik, maar ik word snel weer met mijn voeten op de grond gezet. Volgens onze gids kost zelfs het allerkleinste eilandje één tot twee miljoen dollar.

Ontmoeting met een dolfijn

Roatan, nog steeds in Honduras, is het oord waar twee jaar geleden Vlaamse en Nederlandse meisjes en jongens elkaar probeerden te strikken in Temptation Island. Het enige wat hier nu nog in de netten terechtkomt, is vis en daar zijn de locals niet droevig om. Vandaag beslissen mijn zus en ik de dolfijnen iets intiemer te leren kennen.

Dat is het leuke aan reizen met de Star Clipper : je kan gewoon naar het strand en daar alle mogelijke watersporten beoefenen onder het goedkeurende oog van een jong sportteam, je kan gaan duiken, aan een excursie deelnemen of er zelf op uit trekken. Er zijn nog passagiers die ‘dolfijnen zoenen’ wel wat lijkt, dus worden we in groepjes ingedeeld en krijgen Gracey toebedeeld, een altijd glimlachende moederdolfijn die iedereen, behalve de twee mannen in de groep, een zoen op de mond geeft. Luid protesterend om die flagrante discriminatie, druipen de heren af. Zij gaan zich bedrinken aan de strandbar op Tabyana Beach waar een barbecue aan de gang is. De spirituele kick waar iedereen het altijd over heeft, blijft uit maar ik heb wel een enorme energieopstoot gekregen van mijn ontmoeting met Gracey. Na een heerlijke lunch op het zonovergoten en met palmen bezaaid strand, speel ik in de tropische hitte moeiteloos volleybal. De Star Clipper ligt voor de kust te wachten. Samen met onze nieuwbakken vrienden en met onze voeten in het warme water van de Caribische zee, heffen we een glas champagne en toasten op het vervolg van onze cruise.

Diezelfde avond zetten we koers naar Belize. Dat heette vroeger British Honduras, pas in ’81 werd het onafhankelijk. Het is niet veel kleiner dan België en toch zijn er maar 250.000 inwoners. Dat komt omdat het grotendeels uit regenwoud bestaat, een zee van bomen, een paradijs voor jaguars. “Als je de naam Belize uitspreekt, kun je niet anders dan glimlachen,” zegt onze cruise director.

Na een rustig diner verloopt onze karaokeavond stormachtig, niet alleen door het enthousiasme van de deelnemers en de aanwezige crew, maar vooral door de wind die weer opsteekt. Het is meer een evenwichtstest dan een stemoefening. Er wordt heel wat afgelachen, vooral als we de televisie nog net van de verdrinkingsdood kunnen redden.

Grote neusvleugels

Er staat nog steeds veel wind, waardoor we niet in de haven van Belize City kunnen aanleggen en met een zeetaxi naar de kust varen. We zijn de speelbal van de golven en kletsnat als we aankomen. Een aantal mensen blijft op de boot, een groepje jongeren gaat jungle biken. Wij duiken de mangroves in, in een nog kleinere boot. Op de Belize-rivier is het gelukkig rustig. De hele omgeving spreekt tot mijn verbeelding, niet alleen omdat de mangrovestroom bijzonder exotisch oogt, maar omdat dit in de zeventiende eeuw een geliefkoosde schuilplaats voor piraten was. Veel van die zeerovers vonden het er zo gezellig, dat ze bleven en een standvastiger inkomen zochten. Slavenhandel lag natuurlijk voor de hand, maar sommigen stortten zich op de mahoniehouthandel, waarin deze rivier de hoofdrol speelde. Als het hout in aanraking kwam met water werd het purper, een kleurstof die werd gebruikt voor indigo verf, waarin de ex-piraten een winstgevende handel opbouwden.

Van de manatee – een soort zeekoe die algen van de bodem eet – zien we enkel een grijze massa onder water en een paar grote neusvleugels. Ze komen alleen boven om te ademhalen. Gevaarlijk zijn ze niet, maar het is toch uitkijken met onze kleine boot want zo’n beest weegt anderhalve ton en kan tot vier meter lang worden. Ze zijn beschermd en het aantal manatees groeit gestadig aan. We zien dus meer dan één neusvleugel opduiken. De rest van de dieren is minder terughoudend : zwarte brulapen, reusachtige leguanen, een zoutwaterkrokodil, gieren, reigers, haviken en een arend bewegen zich voort op de oevers van de rivier. En massa’s pelikanen strijken neer op stukken drijfhout in het midden van de zee.

Mijn zus komt enthousiast terug van de minder bekende site Xunantunich, ‘de versteende maagd’. Het was snikheet, maar dat had ze er voor over. Het is vooral indrukwekkend omdat de tempel op de grens van Guatemala en Belize staat en je van op El Castillo uitkijkt over twee landen. De huidige grenzen bestonden natuurlijk nog niet, het rijk van de maya’s strekte zich uit van Mexico tot Belize, Honduras, Guatemala en zelfs tot in El Salvador. Van dat immense rijk was Xunantunich hét religieuze centrum. Volgens mijn zus is het een erg intense plek. Ook onderweg, in de valleien van het mayagebergte, was het interessant. De meeste mayadorpen zijn nog bijzonder primitief, de mensen wonen er in hutten en leven uitsluitend van wat er in de tuin rondloopt en groeit.

Iedereen lijkt tevreden, zelfs de bikers die door de jungle zijn gefietst en afgepeigerd aan het diner verschijnen, hebben een glimlach op hun gezicht.

De volgende ochtend praat ik met een cocktail in de hand op het zonnige dek met mevrouw Crafft, de eigenares van de klipper. Ze vaart de hele reis met ons mee en ze lijkt er nog altijd evenveel van te genieten als de eerste keer. Ze benadrukt dat niet zij, maar haar man de grote bezieler van de drie fantastische zeilschepen is. “Wij gingen altijd varen met de familie en namen steeds vrienden mee en toen wilde hij iets gelijkaardigs doen voor een grotere groep mensen, zo zijn de Star Flyer, Star Clipper en recentelijk ook de Royal Clipper ontstaan, die nu zowat alle mooie plekken ter wereld aandoen”, zegt ze geestdriftig. Ze vertelt dat de bestemmingen nog steeds veranderen en dat ze dit seizoen starten met themareizen : jazz&blues, het nog intenser ontdekken van de Caraïben en gezondheidscruises. We praten nog wat verder terwijl we ons laten bruinbakken op een van de comfortabele dekstoelen, want vandaag varen we de hele dag. Tijd om een boek te lezen, meer mensen te leren kennen, in de mast te klimmen, knopen te leren maken, en meer te leren over zeilen met kapitein Ulli die vooral de mannen bekoort met de verhalen van lang vervlogen tijden, toen zeilers nog heroïsche avonturen beleefden. Intussen wordt er geleerd hoe je op een kunstzinnige manier fruit en groente kan snijden en wordt de beste manier om te flamberen gedemonstreerd. Ik laat me masseren door de bedreven Thaise masseuse Poppy die me over haar verloren liefdes vertelt en verfris me ten slotte in een van de twee plonsbaden.

De volgende dag arriveren we in Cozumel en besluiten we samen met onze nieuwe Amerikaanse en Deense vrienden te gaan snorkelen tussen de scheepswrakken in het Chankanaab marinepark, waar het tweede grootste rif van de wereld ligt en het straalwitte zand uitnodigend lonkt.

We blijven tot de zon ondergaat en maken kennis met een paar gevaarlijk uitziende leguanen. In een van de vele bars die het stadje telt, drinken we een laatste glas, nemen afscheid van iedereen op de boot, wisselen naamkaartjes uit, maken plannen om elkaar terug te zien aan de andere kant van de wereld, verbroederen voor een laatste maal met het personeel en dansen de nacht in… n

Tekst Myriam Thys

Zon is er in overvloed, er is namelijk zoveel wind dat de wolken geen schijn van kans maken. Er is geen vuiltje aan de lucht.

In dit paradijs probeerden twee jaar geleden Vlaamse en Nederlandse meisjes en jongens elkaar te strikken in ‘Temptation Island’. Kapitein Ulli bekoort vooral de mannen met verhalen van lang vervlogen tijden, toen zeilers nog heroïsche avonturen beleefden. Intussen leren wij hoe je op kunstzinnige manier fruit en groente snijdt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content