Lady Sisi
In de mierzoete Sisi-films van Ernst Marischka was ze een lieflijke, tedere, gepassioneerde vrouw die eindeloze quadrilles danste onder kristallen kroonluchters. Een eeuw na haar dood doet Wenen aan de-Sisi-ficatie en wordt de échte keizerin Elisabeth herdacht.
Ze was bloedmooi, van adel, ongelukkig getrouwd met een troonopvolger en ze stierf een even absurde als gruwelijke dood. Diana, zei u? Het had gekund, maar ga een eeuw terug in de geschiedenis en de omschrijving is net zo goed van toepassing op Elisabeth, de gemalin van keizer Frans Jozef van Oostenrijk. Er zijn trouwens nog wel meer treffende overeenkomsten tussen de twee omstreden vrouwen. Op 10 september zal het precies een eeuw geleden zijn dat de vlijmscherpe vijl van de Italiaanse anarchist Luigi Lucheni Elisabeths hart doorboorde, en in Wenen bereikt de Sisi-manie stilaan het kookpunt. In de etalages is de beeltenis van de vorstin alom aanwezig: op koffie- en jampotten, bonbondozen, puzzels, speelkaarten en serviezen. Wie daar de aandrang toe voelt, kan middels een bouwpakket een Sisi te paard in elkaar lijmen, er is een Sisi-tekenfilm van Japanse makelij in aantocht, en natuurlijk kon ook een Sisi-barbie niet ontbreken. In de karrenvrachten boeken die aan haar gewijd zijn, vallen naast de gebruikelijke biografieën ook herdrukken van haar dichtbundels op en een boekje met haar geheime schoonheidsrecepten. De ronduit schitterende musical Elisabeth trekt al jaren uitverkochte zalen en gaat binnenkort op tournee naar Duitsland.
Dat de musical Elisabeth heet en niet Sisi, is beslist geen toeval. Want net zo goed als de tentoonstelling die Wenen op drie verschillende locaties aan haar wijdt, wil de musical een genuanceerd beeld geven van de even complexe als rebelse vrouw die de vorstin was. Een beeld dat mijlenver verwijderd is van de marsepeinen Sisi uit de films van de jaren ’50, een periode waarin het Europese publiek na de oorlogsgruwelen hard aan een portie schmalz toe was. Maar zelfs de piepjonge Romy Schneider, door de Sisi-films stante pede tot mega-ster gekatapulteerd, protesteerde tegen de manier waarop zij aan de keizerin gestalte moest geven en niet alleen wegens de zware vlechtenpruik die haar schele hoofdpijn bezorgde. “Elisabeth wordt verraden,” verweet ze Ernst Marischka, “we maken er een stuk Weense patisserie van.” De regisseur en Magda Schneider, Romy’s moeder die ook op het scherm haar moeder speelde, hadden al hun overredingskracht nodig om Romy door de drie films te slepen. In 1972 rekende Romy Schneider trouwens definitief af met het spook Sisi dat haar al zo lang achtervolgde door een weinig romantische Elisabeth neer te zetten in Luchino Visconti’s meesterwerk Ludwig.
Wie was de echte Elisabeth? Net als Diana Spencer zo’n 125 jaar later groeide Elisabeth redelijk vrijgevochten en ver van het hof op. Possenhofen, aan de oever van de Starnberger See of Possi, zoals Elisabeth het noemde, had meer van een rommelig boerenhof dan van een kasteel, en het ging er nogal onconventioneel aan toe. Hertogin Ludovica, Elisabeths moeder, placht tijdens het diner haar spitshonden op schoot te houden en zich tussen de gangen door te amuseren met het platknijpen van hun vlooien, waarna ze de lijken triomfantelijk op haar bord deponeerde. “Maar”, zo voegt (bio)graaf Egon Corti er eerlijkheidshalve aan toe, “ze kreeg dan wel onmiddellijk een schoon bord.” Ludovica, de zevende dochter van Maximiliaan Jozef, de eerste koning van Beieren, had enige reden tot misnoegdheid, want van al haar zusters was zij de enige die niet met een prins getrouwd was. Bovendien had ze het niet echt getroffen met haar echtgenoot (en achterneef) hertog Max in Beieren, van een zijtak van het vorstenhuis Wittelsbach. Bij veel Wittelsbachs was er een steekje los, het resultaat van de al te enthousiaste trouwerij onder elkaar. Het bekendste voorbeeld is natuurlijk Ludwig II, Elisabeths neef, die volledig opging in zijn Zwanenridder-fantasmen en in mysterieuze omstandigheden in de Starnberger See verdronk. Bij hertog Max, Elisabeths vader, manifesteerde de excentriciteit zich in een bijna pathologische onverantwoordelijkheid. Niet alleen had de romantische liberaal een resem buitenechtelijke kinderen rondlopen, maar liever dan zich om zijn familie of zijn bezittingen te bekommeren ging hij met zijn boezemvriend, de zoon van een herbergier, op reis naar Kaïro en kocht er op de slavenmarkt vier negerkinderen als speelkameraadjes voor zijn kinderen. Verder schreef hij onder een pseudoniem karamellenverzen en politieke satires, zogezegd in navolging van Heine, die hij boven alles bewonderde. Zijn andere grote liefde was hogeschoolrijden, een passie die de charmante losbol aan zijn dochter Elisabeth doorgaf. “Als jij en ik niet als prinsenkinderen geboren waren, zouden wij circusartiesten geweest zijn”, vertelde hij haar herhaaldelijk. Kortom, Elisabeth kreeg niet het soort opvoeding dat haar voorbereidde op de rol van keizerin.
Diana Spencer was negentien toen ze met Charles trouwde, Elisabeth was pas zestien toen ze met de bijna acht jaar oudere keizer Frans Jozef in het huwelijk trad. Daar zat aartshertogin Sophie, Frans Jozefs moeder voor iets tussen, ook al pakte haar koppelarij anders uit dan ze verwacht had. Sophie, “de enige echte man in de Hofburg” zoals ze wel eens genoemd werd, verzaakte zelf aan de rol van keizerin door haar ziekelijke slappeling van een man tot troonsafstand ten voordele van zijn zoon te bewegen, maar via de jonge Frans Jozef oefende zij een grote politieke invloed uit. In boeken en films wordt de vrouw onveranderlijk als een harteloos kreng voorgesteld, maar uit haar briefwisseling met verschillende intimi kun je alleen maar afleiden dat zij een verstandige vrouw was die weliswaar het heil van het keizerrijk boven alles stelde, maar haar schoondochter – zeker de eerste jaren – niet ongenegen was. Niet dat Elisabeth haar idee van een ideale keizerin was. Net zoals de Windsors oorspronkelijk eerder aan Sarah Spencer dachten als mogelijke bruid voor Charles, hadden aartshertogin Sophie en haar zuster Ludovica hun oog laten vallen opElisabeths oudere zus Helene. Maar tijdens de familiebijeenkomst waarop neef en nicht elkaar nader hadden moeten komen, werd Frans Jozef prompt tot over zijn oren verliefd op de piepjonge Elisabeth. Je kunt de man geen ongelijk geven, tenminste als je Amerikaanse ambassadeur John Lothrop mag geloven, die op het sprookjeshuwelijk aanwezig was en Elisabeth in een brief aan zijn moeder als volgt beschrijft: “De keizerin is, zoals ik je al vaak verteld heb, een wonder van schoonheid: lang, slank en mooi gevormd, met een overvloed van lichtbruin haar, een laag Grieks voorhoofd, zachte ogen, zeer rode lippen en een lieve glimlach. Haar manieren zijn ietwat schuchter en toch uiterst gracieus.” Andere bronnen vermelden dat ze maar één schoonheidsfout had: haar gelige tanden die ze krampachtig probeerde te verstoppen. Er bestaat geen enkele foto of schilderij waarop Elisabeth voluit glimlacht, en volgens tijdgenoten praatte ze ook met nauwelijks geopende lippen, wat haar contactvaardigheid zeker niet ten goede kwam. Hoe dan ook, het huwelijk van Frans Jozef en Elisabeth was zeker niet alleen een verstandsverbintenis. In tegendeel zelfs, want na de eerste kennismaking al verzuchtte een extatisch verliefde Elisabeth in haar dagboek: “Was Franzl maar geen keizer!” Het arme schaap zag geweldig op tegen het afscheid van haar familie en haar zware verantwoordelijkheid als keizerin. Het doet denken aan Diana die aan de vooravond van haar huwelijk overwoog om de hele trouwerij af te blazen. “Maar”, zo argumenteerden haar zussen, “je kunt niet meer terug nu je gezicht op alle theedoeken staat.”
“Ik ontwaakte in een kerker”, noteerde Elisabeth na haar eerste huwelijksnacht, en ze zou de Hofburg, de officiële keizerlijke residentie, consequent Kerkerburg blijven noemen. Het huwelijk werd pas tijdens de derde nacht geconsumeerd, verkneukelden de kroniekschrijvers zich. Ook toen al was gekroonde hoofden geen privacy gegund. Mensen die het weten konden, haar hofdames dus, wisten te vertellen dat de fysieke kant van de liefde haar afstootte. Ze stelde seks gelijk met buitensporig drinken en van beide werd ze ziek, schreef ze zelf ooit.
Hoe dan ook, een keizerin moet een nageslacht produceren en bij voorkeur een kroonprins. Elisabeths eerste twee kinderen waren dochters, Sophie en Gisela, die prompt door haar schoonmoeder in haar vleugel van het paleis werden ondergebracht. Dat leidde tot slepende conflicten tussen de twee vrouwen, met de keizer als ongemakkelijke scheidsrechter. Frans Jozef was een bijzonder hardwerkend vorst die zichzelf “de eerste beambte van het rijk” noemde en al om vijf uur ’s morgens achter zijn bureau zat. In 1857 ondernam het keizerspaar een reis naar Hongarije, en tegen het advies van haar schoonmoeder in stond Elisabeth erop haar kinderen mee te nemen. Het meisje Sophie stierf, en dat leidde tot een nog grotere malaise in het keizerlijk huishouden. Zelfs de geboorte van een kroonprins in 1858 kon daar niets aan verhelpen. Elisabeth kreeg een steeds grotere hekel aan de rigide etiquette van het Oostenrijkse hof: ze mocht geen bier drinken, niet onaangekondigd een winkel of museum binnenstappen, niet zonder gevolg uit rijden gaan. Allemaal dingen die voor de Beierse Wittelsbachs doodgewoon waren. De keizerin was pas 22 toen ze voor het eerst echt rebelleerde: ze kwam erachter dat Frans Jozef haar ontrouw was en in plaats van zich daar bij neer te leggen, zoals van haar verwacht werd, pakte ze haar koffers en reisde ze naar Madeira. Het hof dekte het schandaal toe door het bericht te verspreiden dat de keizerin aan een ernstige longaandoening leed. Pas twee jaar later keerde ze naar Wenen terug: een zelfverzekerde volwassen vrouw die er uiteindelijk zelfs niet voor terugdeinsde om de keizer een schriftelijk ultimatum te overhandigen: ze eiste de zeggenschap over de opvoeding van haar kinderen en het recht om te gaan en te staan waar ze wilde. Een meer doeltreffende vorm van rebellie dan Diana’s halfhartige zelfmoordpogingen, zo blijkt, want Frans Jozef kapituleerde en Elisabeths slaapkamerdeur stond weer op een kier. Intussen was Elisabeth ook politiek actief geworden. Waar Diana zich beperkte tot liefdadigheidswerk en een stellingname tegen landmijnen, ijverde Elisabeth voor een geschreven grondwet en de afschaffing van de absolute macht van de kerk. Ze gebruikte haar charme en invloed om Frans Jozef tot een verzoening met het opstandige en door haar zeer geliefde Hongarije te bewegen. Het resultaat was de kroning van het vorstenpaar tot koning en koningin van Hongarije en de geboorte van een dochter, Marie Valerie, die niet voor niets “het Hongaarse kind” werd genoemd. In latere jaren bestond het keizerlijk huwelijk voornamelijk op papier. Van een monarch scheiden was toen uit den boze, maar Elisabeth ontvluchtte zo vaak mogelijk het hof.
Waar in de tentoonstellingen in Schönbrunn en Hofburg de nadruk meer op het openbare leven van de keizerin ligt, geeft die in de Hermesvilla een inzicht in haar rusteloze en soms ronduit getormenteerde geest. De keizerin had intellectuele aspiraties, meer dan alle Spencers en Windsors samen: ze leerde Hongaars en Nieuw- en Oud-Grieks, en bespeelde verdienstelijk verschillende instrumenten. In haar overwegend sombere poëzie (Heine was ook háár grote idool) voerde ze zichzelf op als de elfenkoningin Titania, in een eeuwige machtsstrijd met haar gemaal Oberon verwikkeld. Haar reizen voerden haar naar Corfu, Normandië, Cap Martin, Engeland en Ierland en allerlei kuuroorden, maar eigenlijk was het vooral het onderweg zijn dat haar aantrok. “Elk paradijs wordt een hel bij de gedachte dat ik er moet blijven”, schreef ze haar leraar Grieks. Natuurlijk waren er ook in haar geval geruchten over liaisons: met de voornoemde Christomanos, met verschillende rij-instructeurs. Maar alles wijst erop dat het om platonische verhoudingen ging. Haar interesseerde vooral de verering en het machtsspel: “dansen op lijken”, zoals ze het in één van haar gedichten uitdrukte. Om van de seks af te zijn, regelde ze voor haar echtgenoot uiteindelijk zelfs een “hygiënische” minnares, de jonge actrice Katharina Schratt.
In alledrie de residenties zijn er sporen van haar ijdelheid die met het ouder worden de dimensies van een obsessie kreeg. Foto’s van de twee koeien die Elisabeth zelfs op haar zeereizen meenam, kwestie van altijd verse melk te hebben voor haar melkkuren en -baden. De getuigenis van haar kapster, die een weinig benijdenswaardig bestaan had: het borstelen en verzorgen van Elisabeths enkellange haar nam twee uur in beslag, en als er na inspectie te veel haren in de borstel bleken te zitten, kreeg het arme mens er duchtig van langs. De tentoongestelde jurken bewijzen dat Elisabeth het figuur van een topmodel had: ze was 1m72 lang, woog nooit meer dan vijftig kilo, en ze had een echte wespentaille. Zowel gewicht als taille werden drie keer per dag gecontroleerd: in haar gymnastiekkamer in de Hermesvilla neemt de weegschaal een prominente plaats in. De minste gewichtstoename gaf aanleiding tot paniek. “Ik ben zoveel aangekomen dat ik absoluut geen tijd heb voor conversatie”, schreef ze ooit in haar dagboek. In de plaats daarvan reed ze paard, schermde, turnde en zwom ze en dwong ze haar hofdames tot uitputtende voettochten, zelfs ’s nachts. En dat allemaal in een tijd dat lichaamsbeweging voor vrouwen gelijkstond met schaamteloosheid. Een officieel diner op de Hofburg duurde nog geen half uur en was bepaald geen feest voor de papillen: de keizer nam zich de tijd niet om te eten en de keizerin was voortdurend op dieet. Als het keizerlijke paar van tafel ging, moesten de gasten ook opkrassen. Kwatongen beweerden dat het nabijgelegen hotel Sacher zijn succes in de eerste plaats te danken had aan de hofgasten, die er rammelend van de honger binnenvielen. Vooral aartshertogin Sophie maakte zich zorgen om de bleekheid en de extreme magerte van haar schoondochter. In de tijd van Diana kregen eetstoornissen een naam: anorexia nervosa en boulimia. Overigens wilde Elisabeth na haar dertigste niet meer gefotografeerd worden, wat een probleem vormde voor de hoffotografen die geregeld voor prenten van het “gelukkige” keizerlijke gezin moesten zorgen. Alle beeltenissen die na 1869 van Elisabeth verschenen, waren kunstig geretoucheerd of het resultaat van montagetrucs.
Op 30 januari 1889 pleegde Elisabeths zoon, kroonprins Rudolf, samen met zijn maîtresse Maria Vetsera, zelfmoord in jachtslot Mayerling. Na het vroegtijdige sterven van dochtertje Sophie, haar geliefde neef Ludwig en van haar schoonbroer Maximiliaan, die in Mexico gefusilleerd werd, was het de zoveelste brutale confrontatie met de dood. Uit haar poëzie blijkt dat Elisabeth zelf steeds meer door morbide gedachten gekweld werd; in de musical Elisabeth wordt haar dood zelfs als een verlossing voorgesteld.
Op 10 september 1898 werd Elisabeth vermoord in Genève, 99 jaar voor prinses Diana om het leven kwam. In beide gevallen speelden de media een twijfelachtige rol. De Italiaanse anarchist Luigi Lucheni was naar Genève gekomen om de Franse troonpretendent Henri d’Orleans te vermoorden, maar kon die domweg niet vinden. Elisabeth, die op het eind van haar leven aan een steeds toenemende mensenschuwheid leed, verbleef incognito in de stad, tot een Zwitserse krant haar identiteit onthulde. Lucheni besloot dan maar om de aristocratie in het algemeen te treffen. Ironisch genoeg koos hij daarvoor de meest rebelse van alle gekroonde hoofden uit, een keizerin tegen wil en dank. “Ich gehöre nur mir”, schreef ze in haar dagboek, een motto waarin de prinses van Wales zich zeker had kunnen vinden.
De tentoonstelling “Elisabeth, Schönheit für die Ewigkeit” loopt nog tot 16 februari 1999 in Schloss Schönbrunn, de Hofburg en de Hermesvilla in Wenen. Info: Oostenrijkse Dienst voor Toerisme, Louizalaan 106, 1050 Brussel, Tel. (02) 646.06.10, fax (02) 640.46.93.
6
Linda Asselbergs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier