Zelfs de buurman is het opgevallen dat hij oud geworden is. Hij, dat is mijn tijgerkater Theo, met zijn neus in de kleur van een roestige spijker. “Zijn flanken zijn helemaal ingevallen.” De buurman zegt het met een zekere kwaadaardigheid : lang zul je je trouwe vriend niet meer kunnen houden. Het vooruitzicht lijkt hem plezier te verschaffen.

De gestage achteruitgang van mijn huisdier was mij nog niet zo opgevallen. Zo gaat dat, als je elkaar elke dag ziet. Nu ik erop begin te letten, zie ik dat mijn felis catus zijn uiterste houdbaarheidsdatum inderdaad stilaan nadert. Zie hem daar zitten, met zijn waterige oogjes, als een oud-strijder van de Groote Oorlog. Zijn ogen zijn mat geworden en vertonen een sluier van staar. Hij loopt op hoge poten, stijf van de reumatiek. Zelfs op het aanrecht springen is een atletische prestatie geworden, die behoedzaam dient te worden uitgevoerd. De helft van zijn eten laat hij tegenwoordig liggen, terwijl het bakje met het motief van visgraten vroeger leeggeschrokt werd. Ook is het mij opgevallen dat hij veel vaker drinkt en plast. Mijn wonderwezen, in wie ik altijd diepe krachten heb vermoed, blijkt onderhevig aan corrosie en slijtage.

“Ik geloof dat katten geesten zijn die naar de aarde zijn gekomen”, schreef Jules Verne ooit. “Ik weet zeker dat een kat op de wolken kan lopen.” Zo voel ik dat ook. Het heeft iets van heiligschennis als Mieke, de dierenarts, mijn huisdier kordaat in een roze handdoek wikkelt. Alleen zijn voorpoot steekt er nog uit. Ze zet haar hoed op Theo’s kop, opdat hij haar niet zou kunnen bijten. Dan trekt ze bloed, terwijl ik hem stevig vasthoud, het kwaadaardig gegrom onder de handdoek negerend. Het gebeurt in de keuken en kan zowel hilarisch als meelijwekkend worden genoemd. Dat arme, dunne pootje, waar bloed uitkomt dat even rood is als het mijne. Het heeft iets oneerbiedigs, vind ik, met medische apparaten uit mijn wereld binnen te dringen in de zijne. Het is ook een beetje obsceen, omdat je met het geld voor de dierenarts in een ander werelddeel tien kinderlevens zou kunnen redden. Maar van dit soort obsceniteiten hangt de planeet aaneen.

Twee dagen later komen de resultaten van de bloedanalyse binnen, vol woorden die onbuigzaam afsteken tegen de lenigheid van een kat. Ureum, fosfor en creatinine : alle waarden zijn verhoogd. Zijn GPT, wat dat ook mag wezen, is zelfs vijf keer zo hoog als toegelaten. “Lever en nieren werken nog maar voor dertig procent”, verduidelijkt Mieke aan de telefoon. “Het wordt van veel oude katten de dood. Dieetvoeding kan zijn leven nog wat rekken.”

Later op de dag sta ik in de tuin naar de paringsvlucht van vlinders te kijken. Hij volgt mij, schoorvoetend door het hoge gras, en ik verfoei de wetenschap. Dankzij onze hocus pocus weet ik nu iets dat hij nog zal moeten ondervinden, namelijk dat hij ziek zal worden en vermageren. Dat hij zichzelf zal vergiftigen en vervolgens dood zal gaan.

“Je bent ook al 18”, zeg ik harder dan ik wil. “Da’s knap oud voor een kat. Al zou ik in jouw plaats niet zo verwaand zijn het met 7 te vermenigvuldigen, want volgens mij ben je nog lang geen 126 jaar.” Als hij naar me opkijkt, met zijn oude ogen knipperend tegen de zon, weet ik dat ik hem zal missen, meer dan redelijk is voor een kat. Hoe hij, als ik met een deadline worstelde, plompweg op mijn papieren kwam liggen om mij te zeggen wat hij van die onzin vond. Of hoe hij, als ik droevig was, één poot langzaam naar me uitstrekte, als wou hij zo de spoken uit mijn kop verjagen. Vaak lukte hem dat nog ook.

Ik denk aan de put die ik zal moeten graven, en vraag me heimelijk af wat voor grafsteentje ik daarop zou plaatsen. Een muis is potsierlijk, en met een kruis heeft Theo volgens mij weinig affiniteit. Het beste lijkt me een anoniem plekje dat gestreeld wordt door de zon. Hij kijkt naar mij en miauwt schor, alsof hij mijn gedachten kan raden. “De zomer kom je nog wel door”, troost ik hem zacht. “En later zul je als de geest van de wind door het gras kunnen sluipen.”

Hij kijkt naar mij en geeuwt omslachtig, niet geprogrammeerd om gevoelens als spijt en nostalgie te ervaren. Als de ware boeddhist leeft hij uitsluitend in het hier en nu.

reacties : jp.mulders@skynet.be

jean-paul mulders

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content