Kanapee à la carte

Piet Swimberghe

Waar niemand het verwacht, net naast het Brusselse Zuidstation, ligt een manufaktuur waar men vorstelijke zetels maakt.

PIET SWIMBERGHE

FOTO’S : JAN VERLINDE

Wie in het Parijse Quartier Latin rondneust, komt enkele zetelmanufakturen op het spoor. Het zijn bescheiden bedrijfjes waar de afgewerkte zitjes aan de zoldering hangen. Tweehonderd jaar geleden deed men dat ook om plaats te winnen. Kijk maar naar de oude prenten uit de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert. De Franse meubelmakers werken de fauteuils zelden helemaal zelf af. Het garneren en patineren gebeurt elders. In Parijs, de hoofdstad van de klassieke meubelkunst, is er maar een handvol bedrijfjes dat volledig artisanaal werkt. Onze verbazing was dan ook groot om in Brussel, in de Théodore Verhaegenstraat, een omvangrijk atelier te vinden waar men alle disciplines beheerst, van de houtbewerking tot en met het patineren. Bovendien wordt er gewerkt als vroeger : volgens identieke metodes, met dezelfde materialen, en naar antieke modellen. Het atelier is ook schilderachtig : hier stap je in de tijd van de Encyclopédie. Om de sfeer helemaal op punt te stellen, heeft zaakvoerder Lionel Jadot overal grote prenten hangen uit het werk van Diderot. De gelijkenis met vroeger is frappant : de ambachtslui hanteren gelijkaardige werktuigen, en hun bewegingen zijn precies zoals op antieke prenten.

De zetelmanufaktuur Vanhamme, genoemd naar de grootvader van Jadot, werd rond 1870 gesticht : de glorietijd van de gestoffeerde fauteuils. Het bedrijf heeft dus veel ervaring in huis. Hier kan je moeiteloos een crapaud, een marquise of een chaise-longue bestellen. Ook alle stijlen zijn mogelijk : van het zwierige rococo tot het stijve klassicisme. Er zitten ook art-decomodellen bij, bestemd voor moderne interieurs. “Toch is het aanbod anders dan vroeger. In de tijd van mijn grootvader was de keuze beperkt”, zegt Lionel Jadot. “Hij maakte zo’n 15 modellen en bood drie soorten stof aan. Dat was het. Nu moeten we konstant nieuwe modellen zoeken. Het is een uitdaging om het gamma te verruimen. ” De opdrachtgever is veranderd. Enkele jaren geleden kwamen hier enkel professionele dekorateurs bestellen. Door de toenemende aandacht voor de inrichting van het interieur komen er steeds meer partikulieren over de vloer. Het publiek is veeleisend. Eigenlijk was het dat vroeger ook, omdat de ambachtelijke kwaliteit ten volle werd geapprecieerd. Dat komt terug, ook bij het jonge publiek, dat dure en degelijke zetels verkiest boven de konfektie uit de meubelfabriek. Duur is overigens een relatief begrip : artisanaal gemaakte fauteuils kunnen moeiteloos worden hersteld. Dus gaan ze een eeuwigheid mee.

Door de belangstelling draait dit bedrijf op volle toeren. Ooit was het anders : in de jaren ’60 en ’70, met de boom van het design, werd dit werk minder gewaardeerd.

Door de hoge produktie en het vele handwerk loopt er behoorlijk veel volk rond in de ateliers. Alleen in de kelder staan een paar machines om het hout te bewerken. Daar komt het hout binnen en begint het verhaal. Het verzagen van de beuken planken, de belangrijkste houtsoort, gebeurt bedachtzaam. Om te vermijden dat er veel verloren gaat, gebruikt men kalibers : kartonnen maten die precies de grootte hebben van elk onderdeel. Ze geven de vorm aan en worden ook als model gebruikt door de beeldhouwer. Er komt nogal wat skulpteerwerk kijken bij het vervaardigen van bijvoorbeeld een zwierige rococopoot. De beeldhouwers zitten in een apart atelier en gebruiken hun persoonlijke beitels die ze zelf, op maat, hebben vervaardigd. Van ingewikkelde modellen wordt één stuk met de hand gesneden, dat via een soort pantograaf wordt vermenigvuldigd. Het houtsnijwerk van één zetel wordt door dezelfde hand afgewerkt om de eenheid van het snijwerk te verzekeren.

Nadat alle stukjes hout zijn gezaagd en gesneden, wordt het meubel in elkaar gezet. Dat gebeurt vakkundig met lijm en lijmschroeven, ook sergeanten genoemd. Vervolgens wordt het meubel geschilderd, gepolitoerd of gepatineerd, afhankelijk van de stijl. Er worden zowel Gustaviaanse zetels gemaakt met een blanke patina, als biedermeier stoeltjes van donker gepolitoerd mahonie. Omdat dit atelier ook antieke meubels restaureert en kopieert, gaat er veel aandacht naar het patineren.

Na deze afwerking komen de zetels terecht bij de stoffeerders. Daar speelt de coupeur, de man die de stukken stof knipt, de eerste viool. Eer er op hem een beroep wordt gedaan, dient de hele binnenbekleding te worden gestoffeerd. Dat kan volgens twee metodes. Bij de oude werkwijze kiest men voor veren en crin. Het gaat om vegetale crin, gemaakt van gekrulde kokosvezels en palmbladeren. Vroeger werd ook zeewier en paardehaar gebruikt. Bij de nieuwe metode worden kunststoffen aangewend. Voor beide is de opbouw met singels, de grote brede banden die het geheel onderaan ondersteunen, van groot belang. Daarop komt een hele konstruktie met lagen vezels en geweven stof. Dit alles wordt met nagels en nietjes vastgemaakt. Uiteindelijk spant men er een laag jute over, met daarop baalkatoen. Soms komt er ook flink wat naaiwerk kijken bij het afboorden. Daaraan herkent men trouwens de kwaliteit. Veel amateur-stoffeerders slagen er bijvoorbeeld niet in stevige en rechte boorden te maken.

Meestal worden de zetels door eenzelfde stoffeerder afgewerkt. Deze vaklui hebben zeer veel ervaring. Velen leerden het métier trouwens van hun vader. De basisopleiding duurt twee tot drie jaar. Er zijn ook konstant leerlingen in opleiding.

Garneren is vanzelfsprekend erg arbeidsintensief. Het stofferen van een zetel neemt gemakkelijk enkele dagen in beslag. Het kapitonneren met knopen vraagt nog veel meer tijd : een chesterfield stofferen kan tot drie weken duren.

In dit atelier wordt elke zetel apart gemaakt ; het gaat immers om puur maatwerk. Bij de bestelling wordt niet enkel het model besproken, maar ook de afmeting. De hoogte van rug- en armleuningen en de breedte van de zitting worden aan de gebruiker aangepast. Men houdt ook rekening met de hardheid. Tijdens de werkzaamheden wordt de klant gevraagd het meubel goed te testen. Dat gebeurt na het overtrekken van de bekleding met katoen, dus vóór de laatste laag stof erop komt. Op dit moment kan men nog aan de hardheid sleutelen.

Dit atelier legt zich ook toe op het kopiëren van oude zetels en stoelen, vaak om een reeks te vervolledigen. Soms worden ook oude zetels hersteld. Het verschil tussen een oude zetel en een kopie is nauwelijks merkbaar. Tenzij aan het gewicht : oude stoelen zijn lichter omdat het hout droger is. Ook de houtsoort verschilt : vroeger werd veel voor notelaar en iepehout gekozen.

Het is verbazend hoe goed oud zitmeubilair kan worden hersteld. Dit voordeel weegt op tegen de nadelen. De meest gehoorde klacht is dat gegarneerde fauteuils moeilijk te reinigen zijn. Dat is zo. Het kan best vervelend zijn als men voor een bleke bekleding koos. Hou er wel rekening mee dat sommige weefsels een beschermlaag krijgen, zodat ze iets minder gevoelig zijn voor vlekken. Zelfs het Indisch katoen wordt ermee behandeld. Anderzijds kan men zo’n zetel perfekt herstellen en opnieuw bekleden. Voor een goede 20.000 à 30.000 fr. is een oude zitbank weer zo goed als nieuw.

Neen, dit is geen oude zetel, maar een nieuwe gemaakt op grootvaders wijze.

De poten worden met de hand gebeiteld. Aan de muur : de kartonnen kalibers.

Veel handwerk. Zelfs de beitels zijn zelfgemaakt.

De afwerking : alle lagen stof worden met de hand genaaid en vast- genageld.

Aan de boorden herkent men kwaliteit.

Rug, zitting, armleuningen en hardheid worden aangepast aan de wensen van de gebruiker.

Vóór de definitieve laag stof moet de klant de zetel nog eens testen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content