Intussen in het Sheraton
:: Reacties : jp.mulders@skynet.be
Bizar toch, hoe de natuur generatie na generatie afzichtelijke mensen naast oogverblindende laat bestaan. Zo lijkt ook de taal een blijvende behoefte te hebben aan mooie en lelijke woorden. Tot de lelijke reken ik onder meer ‘leuk’. Je moet het eens met een zuinig mondje tien keer na elkaar uitspreken. Om van dat afgrijselijke ‘hoor’ nog maar te zwijgen. Het zijn woorden waarop superboetes zouden moeten staan. Gemakshalve ga ik dan voorbij aan ‘oedeem’, ‘eurocalculator’ en ‘neuken’. Om van ‘gratis’ nog te zwijgen, daar kleeft ook iets klefs aan.
Gelukkig zijn er ook woorden die het hart doen huppelen. De Nederlandse schrijfster en zelfverklaarde seksgodin Heleen van Royen noemde ‘soms’ haar lievelingswoord. Vanuit filosofisch opzicht heb ik een voorkeur voor ‘intussen’. Dat drukt een subtiel soort hoop uit : terwijl wij hier zitten te verkommeren, spelen zich verderop dingen af die hartverheffender zijn, of op zijn minst vooruitzicht bieden op suspense. Meanwhile, in the Sheraton, doctor Jeep plays on and on and on.
Sommige woorden hebben geen filosofische diepgang maar zijn gewoon mooi, op dezelfde manier ongeveer waarop ook domme blondjes mooi kunnen zijn. Fluweel, bijvoorbeeld, klinkt zoals het aanvoelt. Nog zoeter in mijn oren loopt Floere het fluwijn, dat haast vergeten boek van Ernest Claes. Mijn lievelingswoorden zijn trouwens vaak al wat ouder. Maîtresses op hun retour, die de kneepjes kennen om je naar de hoogste toppen van genot te voeren. ‘Voortreffelijk’ is voor mij zo’n woord, evenals ‘rondstruinen’, ‘fraai’ en ‘hartverheffend’. Ik moet zelfs oppassen om niet verslaafd te raken aan dit laatste. Er verschijnt zo ongeveer geen tekst van mij of er zit wel iets hartverheffends in. Ik heb al naar synoniemen gezocht, maar behalve het nog net iets pathetischer ‘zielsverheffend’ kwam ik van een kale kermis thuis. Op die ‘kale kermis’ zou trouwens, zoals op het gebruik van zoveel andere afgezaagde zegswijzen en spreuken, tongafhakking moeten staan. Maar laat ik nu geen spijkers op laag water zoeken en nog iets in petto houden.
Woorden die fascineren door hun zeldzaamheid, bijvoorbeeld, zoals het ons ook altijd boeit een mens met zes tenen of – het komt vaker voor dan u denkt – drie tepels gade te laan. Het plechtige ‘desalniettemin’ * bijvoorbeeld, met zijn hypnotiserende ritme, of ‘weshalve’ als onderschikkend voegwoord van causaliteit. Nederlands, jaja, net zoals aflaatprediker, savantsyndroom, kynofobie, lossebandstoot, addaxvocht, ostracisme of kluifjeszwam. Dat laatste heeft iets vinnigs en vrolijks. Het doet mij aan de pientere reporter Kuifje denken.
Een woord heeft bij mij een streepje voor als het weinig gebruikt wordt, terwijl het met zijn gebalde kracht zomaar een hele zin kan vervangen. ‘Bewerkelijk’, bijvoorbeeld, zoals in ‘bewerkelijke post’ of ‘een bewerkelijk huis’ : post waarvan het beantwoorden heel wat tijd vergt, een huis waarvan het schoonmaken veel moeite kost. Sierlijk vind ik dat. Anderzijds ken ik haast geen woord dat niet lomp en nietszeggend wordt als je het honderd keer na elkaar uitspreekt. Probeer het maar met ‘badkuip’. Ondanks de symbiotische manier waarop ze met ons vergroeid zijn geraakt, blijven woorden lichaamsvreemde organismen. Elk woord dat we kennen, moet ons ooit, op een wetenschappelijk nauwkeurig vaststelbaar tijdstip, door iemand zijn geleerd. Zo ontmoette ik het woord ‘liefde’ wellicht voor het eerst op – ik zeg maar wat – de grijze ochtend van 23 januari 1971, zonder te beseffen welke elfachtige verschijningen en geschubde monsters zich eronder schuilhielden om later – boe ! – op mijn pad te verschijnen. Raar, van hoe weinig woorden we ons nog herinneren waar en wanneer we ze tegen het geletterde lijf zijn gelopen. Van ‘bos’ weet ik dat wel nog. Regen geselde de ramen van ons klasje. Ik zie de meester het woord nog op het bord schrijven, terwijl buiten een onweer losbarstte dat in mijn zesjarige ogen zo heftig was dat het de letters b, o en s in die specifieke combinatie mijn hele verdere leven met dreiging zou laden.
‘Tongzoen’ hoorde ik dan weer voor het eerst naast het bruine kerkje van het oordschap G., waar ik op de bus stond te wachten met een klasgenoot die voor was op zijn leeftijd. Hij kauwde op een stuk rubber van het merk Bublicious, dat hij opblies en liet knallen, zodat ik de geur van chemisch fruit in mijn nog jonge neusje kreeg. Weerzinwekkend vond ik dat, zoals ook de handeling die zich onder dat vleselijke nieuwe woord verborgen hield.
* Volgens een recente enquête van het tijdschrift ‘Onze taal’ het mooiste Nederlandse woord, vóór onder meer fluweel, ooievaar, vlinder, bollebozen, dommelen en melancholie.
JEAN-PAUL MULDERS
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier