Volgens de atlas behoort een cruise van Sint-Petersburg naar Moskou niet echt tot de mogelijkheden: er is immers geen enkele waterloop die beide steden met elkaar verbindt. Maar met een omweg over rivieren met magische namen, rivieren als meren en meren als zeeën, kom je er ook.

Sneeuw en ijsregen, koud als de eerste de beste dag in januari, en in België is het al volop lente. “Niet ongewoon in Sint-Petersburg”, zegt Galia op haar hooggehakte laarsjes, en ze trekt haar wollen muts wat dieper over haar oren. “Het sneeuwt hier zes maanden per jaar, de kanalen en rivieren zijn dichtgevroren van november tot april.”

Buiten is het kil en nat maar aan boord van de Vissarion Belinski is het lekker warm. Vooral het onthaal kan tellen. Een zeskoppig ensemble van popjes in gebloemde jurken met wijde rokken en mannen als middeleeuwse minstrelen verwelkomen ons met vrolijke folkloristische muziek vol hikjes en knikjes. Balalaika en tamboerijn, accordeon en viool, en engelenstemmen. En wodka, natuurlijk. De toon is gezet.

Met de eerste wodka achter de kiezen, trekken we de stad in met Galia. “Het klimaat mag hier dan hard en vochtig zijn, toch noemen de Petersburgers hun stad liefkozend ‘Pieter’ en spreken anderen van ‘het Venetië van het noorden’. Het zoveelste”, lacht ze. Er is wat voor te zeggen: de stad bestaat uit wel 42 eilanden, er is overal water, maar Pieter heeft een grandeur en een weidsheid die Venetië ontbeert. De kaden langs de Grote en de Kleine Neva en langs de kanalen zijn volgebouwd in diverse stijlen: barok, renaissance, art nouveau; en in alle kleuren van de regenboog: roze, turkoois, felblauw, watergroen. Door het barre klimaat is permanent onderhoud nodig, en de meeste panden zien eruit alsof ze pas een lik verf kregen. Er is bijvoorbeeld de kerk van Sint-Nicolaas die nooit ofte nimmer gesloten is. “Hij is de favoriete heilige van de Russen. ‘Als God sterft, hebben we Sint-Nicolaas nog.’ Met andere woorden: wij Russen geloven nog in sinterklaas”, lacht Galia. “Nee, godsdienst was in Rusland nooit echt verboden. Het werd ontmoedigd, het was iets voor oude wijven.” Maar in de kerk branden ook mannen en jonge vrouwen met kleurrijke sjaals kaarsjes bij de iconen en luisteren ze als in trance naar de gezangen.

Ook de Hermitage, het Winterpaleis waar tot 1917 de tsarenfamilies woonden, ligt aan het water. Dat jaar, op 25 oktober, gaf de pansterkruiser Potemkin in een van de havens in de stad het signaal om Nicolaas II af te zetten en het hele gezin Romanov uit het paleis te verwijderen. Na die revolutie eigende de staat zich alles toe, en maakte hij van het Winterpaleis een museum, een van de grootste en meest prestigieuze ter wereld. Het voormalige tsarenverblijf telt 1057 kamers, 400 ervan zijn open voor het publiek. Jaarlijks komen er meer dan 3 miljoen bezoekers evenveel tentoongestelde kunstwerken bewonderen. Tsaar Peter de Grote hemzelve was de grondlegger van de verzameling. Volgens Galia had hij vreemde trekjes. Hij was diepgelovig maar hield ook van folteren; hij zou zelfs eigenhandig enkele hoofden afgehakt hebben. En in Nederland kocht hij misbaksels, monsters en rariteiten op sterk water, om ze aan vrienden en familie in Rusland te laten zien. Maar hij was ook een groot bewonderaar van Rubens, Van Dyck, Rembrandt en Jan Steen, en hij kocht hun werken aan in Amsterdam, Brussel en Antwerpen. Zijn opvolgers vulden de collectie aan. Rafaël, Murillo, Monet, Leonardo da Vinci, Gauguin, Rubens, Rembrandt, Picasso, Matisse… Maar voor we die te zien krijgen, moeten we van Galia door de ontvangstruimte, de Gouden Zaal, waar de wanden zijn behangen met acht kilo bladgoud. Andere ‘kamers’ zijn gedecoreerd met zuilen van lapis lazuli uit Afghanistan, of van jaspis uit de Oeral.

En zeggen dat hier welgeteld 300 jaar geleden niets was, behalve een zompig moeras aan de Finse Golf, geteisterd door stormen en overstromingen. Toch haalde Peter de Grote het in zijn hoofd om hier een stad te bouwen. Hij verbleef één, twee jaar in West-Europa en, eenmaal weer thuis, besloot hij in 1703 een stad te bouwen naar Europees model en bedacht haar met een Nederlandse naam: Sint-Petersburg. Hij bracht de beroemdste Europese architecten naar het verre noorden om er te werken in gedroomde omstandigheden: een compleet nieuwe stad uit de grond stampen zonder op een roebel te kijken. Ze bouwden de stad volgens rationele principes. Gebouwen mochten (en mogen) niet hoger zijn dan de straat breed is, en ook wat dat betreft werd niet op een meter gekeken: avenues moesten breed genoeg zijn om twee karossen naast elkaar in beide richtingen door te laten.

Peter vond dat ‘zijn’ stad van steen moest zijn, terwijl alle Russische steden van hout waren. Hij raakte er dermate van bezeten, dat iedereen letterlijk zijn steentje moest bijdragen. De tienden van handelaars bestonden uit kasseien of bakstenen, en ook een simpele reiziger mocht de stad niet in zonder dat hij aan de poorten minstens één steen had afgegeven. Negen jaar na de aanvang van de bouwwerken was Peter de Grote zo opgetogen over het resultaat, dat hij de hoofdstad van het land verplaatste van Moskou naar Sint-Petersburg, en mokkend verhuisde de aristocratie naar die drassige vlakte met haar muggenplagen…

Ongeveer 200 jaar later, na de oktoberrevolutie, maakten de bolsjewieken rechtsomkeert, naar Moskou en het Kremlin. “En nu zou de regering overwegen om de hoofdstad weer over te brengen naar Sint-Petersburg”, zegt Galia. ” Vladimir Poetin is hier geboren en pakt graag uit met de tsarenstad: hij ontvangt Tony Blair en de Japanse premier Yoshiro Mori liever in het paleis van Catharina de Grote dan in het Kremlin.”

Nu telt Sint-Petersburg 5 miljoen inwoners, bij de dood van Peter de Grote in 1725 waren dat er 75.000. Hij heeft dus niet zo lang plezier gehad van zijn stad, maar op die korte tijd veroorzaakte hij tal van omwentelingen, vooral in het leven van vrouwen. Ze moesten leren dansen, want voortaan mochten ook zij naar feesten. Vrouwen moesten naar buiten. En hoe! Met hoeden en kleren volgens de Parijse mode, blote schouders, frêle schoenen… “In een koud land waar men jassen droeg tot 16 kilo waarmee men zich nauwelijks kon bewegen”, zegt Galia. “Met die jurken moésten de dames wel lopen om niet te bevriezen.”

De Belinski vaart af en wordt uitgewuifd door de familie van de bemanning. De crew is net als Galia tweetalig Russisch-Frans, behalve de diensters, die geen enkel verstaanbaar woord spreken. “De voertaal aan boord is Frans omdat de clientèle ook grotendeels Frans is, en die is niet makkelijk, vooral niet wat eten betreft”, zegt Galia. “De Russische keuken is doorgaans familiaal en traditioneel. Heel veel knoflook, vooral in de winter, als bescherming tegen ziekte. Weinig of geen groenten, en als die er al zijn: wortelen of kool in al hun vormen. Veel vis, natuurlijk, en Russen jagen op everzwijn, hert, haas, eekhoorn en eland.”

Wij krijgen borsjtsj uit Oekraïne, steur uit de Kaspische Zee, gerookte heilbot, blini’s met zure room en zalm, gevulde kool, kaastaart en natuurlijk af en toe kaviaar. “Jullie denken misschien dat wij dagelijks ikra, kaviaar eten”, zegt Galia. “Maar dat doen wij enkel bij grote gelegenheden. Wodka, da’s een andere zaak, dat kan altijd. Voor de Russen is wodka drinken wat bidden volgens de catechismus is; je doet het voor, tijdens en na het eten, in bekoringen en gevaren, bij het beginnen van een belangrijk werk. Weet je dat het Mendelejev was die zijn volk wodka leerde drinken? Hij gaf hen de juiste scheikundige formules.”

Een beetje Rus giet het in één geut door zijn keel, en knabbelt daarna een augurk of een stuk zwart brood. Wij drinken het, heel decadent, met sinaasappelsap. Of met Saint Springs, uit een fles die bovenaan de vorm van een ui heeft, zoals de orthodoxe kerken. Op het etiket staat dat het water gezegend is door Zijne Heiligheid Alexii II, patriarch van Moskou en de Russische kerk, en dat de opbrengst van het verbruik ervan wordt gebruikt om bij te dragen aan de kerken en kloosters.

Zoals op elke cruise zijn er onnozele spelletjes en verkleedpartijen, maar op de Belinski is er meer. ’s Nachts ontpoppen de folkloremeisjes zich op het podium van de bar tot disco queens in lederen hotpants, met mannequinbenen in netkousen en al, maar elke avond is er in de muzieksalon ook een klassiek concert met piano, zang, gitaar, viool. Dan speelt Vladimir pianoconcerto’s, hij begeleidt het vioolspel van Nicolaj, of Galia die romantische Russische liederen zingt. Voor die gelegenheid heeft ze een lange blauwe jurk met kraaltjes aangetrokken, en haar haren, doordeweeks in een lange zwarte vlecht, keurig opgestoken. Ook de passagiers zijn cultureel actief: er is les Russisch, koken en geschiedenis, en zangkoor. De zanglessen van Elena la Rousse – een wulpse welgevormde schone met rode krullen tot op de schouders en ogen die stralen als sterren in een vriesnacht – hebben veel succes. Iedereen is dol op Kalinka, Kalinka, Kalinka maja; je vangt er in de gangen flarden van op, iedereen heeft er de mond van vol.

Na de middag is er geschiedenles. Op het dek dwarrelen er sneeuwvlokjes, binnen kijken en luisteren wij naar Andrej Petroeskov als kinderen naar de poppenkast. Met heel zijn gigantisch Demis Roussos-lijf en een stem als een klok geeft hij ons staaltjes vaderlandse geschiedenis. Van lang geleden, bijvoorbeeld de 13de eeuw, toen Djengis Khan en de Mongolen zich vanuit het oosten te paard verplaatsten tegen 80 of 90 km per dag en onderweg alles meenamen wat niet te heet of te zwaar was, van iconen tot vrouwen. Maar het liefst heeft Andrej het over een plek waar we naartoe gaan. We varen over het Ladogameer, als hij vertelt dat dit meer in het hele land het symbool van heldhaftigheid is: tijdens het Beleg van Leningrad, dat 900 dagen duurde (van ’41 tot ’44), werden hier één miljoen mensen over geëvacueerd. “In die tijd heette Sint-Petersburg Leningrad, nadat het ook al Petrograd was geweest. In ’91 werd het opnieuw Sint-Petersburg”, verduidelijkt Andrej.

Aan de randen van het Ladogameer drijven nog ijsschotsen. Het lijkt wel een woelige zee: door mijn open kajuitraam stroomt er water in mijn bed, alsof iemand een volle emmer naarbinnen kiepert. Midden op het meer is het zo’n zware storm dat we 20 uur vastzitten en de stop bij Kiji missen, een dorp dat op de lijst van het werelderfgoed van de Unesco staat, vanwege die kathedraal met 22 zilveren koepels. We moeten verder of we halen Moskou niet op tijd. En onderweg is er genoeg te zien. Feeërieke landschappen met hier en daar een visser, mistig, mystiek en mysterieus. De eerste twee weken van september zou hier jaarlijks een schitterende Indian summer zijn. Nu zijn het dichte, nog naakte bossen die 19de-eeuwse dorpjes beschermen, of uitgestrekte en besneeuwde berkenwouden als in Dokter Zjivago. Er zijn eilandjes met geel riet, vage kleuren in de mist. Glooiende heuvels vol mossen en her en der zomerhuisjes. Galia: “Die zijn er in twee soorten. Een isba is gemaakt van volle boomstammen, een datsja van planken.”

Op de oevers van de Wolga liggen stapels berkenstammen onder de sneeuw, vergane schepen en oude lege fabrieken. In dit stuk roestend Rusland heerst armoede, waar in Sint-Petersburg niks van te merken was. Als we in Rybinsk aan land gaan, staan daar vrouwen en kinderen in versleten kleren met enkele verwelkte bloemen en gekreukte ansichtkaarten in de hand. Ze verkopen ook gehaakte lapjes en matrosjka’s, acht beschilderde popjes die precies in elkaar passen. Baboesjka’s proberen breiwerk aan de man te brengen. Als ik een sjaal koop, kust de oude vrouw mijn hand, met tranen in de ogen.

De weg naar Jaroslav, 82 km verderop en ook aan de Wolga, is leeg. Een paard, een kar, een zeldzame fietser.

Ook Jaroslav, een van de oudste steden in Rusland, is leeg. Op het grote plein rond de kathedraal van de Gedaanteverwisseling van de Verlosser staan welgeteld twee Lada‘s.

Ook Oeglitsj aan de Wolga dateert uit de 11de eeuw en biedt stof voor Andrejs geschiedenisles. Want Oeglitsj, daar bezoeken we het paleis en de kapel van de tsarevitsj Dimitri. Die was een zoon van Ivan de Verschrikkelijke, de Russische Blauwbaard. Ivan had al zeven vrouwen, en hij wilde de koningin van Engeland er nog bij, maar die bedankte voor de eer.

“Het Russische volk heeft een rare relatie met heersers”, zegt Andrej. ” Gorbatsjov, aan wie we de perestrojka in ’85 en uiteindelijk de democratie in ’91 te danken hebben, noemen ze een slappeling. ‘Hij heeft ons wel vrijheid van spreken gegeven maar velen in armoede gestort’, zegt men. De grote adoratie is voor Ivan de Verschrikkelijke. ‘Hij was verschrikkelijk voor de vijanden van Rusland, niet voor de Russen’, zeggen ze”, aldus Andrej. “Neem van mij aan dat hij voor zijn volk ook een verschrikking was. Op zijn bevel werd in Moskou het kerkje van De Voorspraak van de Maagd gebouwd. Daarna liet hij de ogen van de architecten uitsteken om te voorkomen dat ze ooit nog zoiets moois zouden bouwen. Hij was een opvliegende primitieveling, in een vlaag van woede doodde hij zijn oudste zoon en eerste opvolger. De kleine Dimitri, tienjarige zoon van zijn zevende echtgenote, kwam als enige nog in aanmerking voor de opvolging, maar op een dag werd ook hij dood aangetroffen. Epilepsie was de officiële doodsoorzaak, maar hij had een overgesneden keel…”

Het kanaal dat de Wolga met de Moskva verbindt, heeft de kleur van pruimen en naarmate we de hoofdstad naderen, hangt er meer lente in de lucht. Weiden met margrietjes en paardenbloemen en bloesemende appelbomen rond houten huisjes die sinds eeuwen hetzelfde zijn, met houten kantwerk rond de ramen en bussels berkenhout naast de voordeur. Die rust, dat landelijke ligt in Moskou niet voor de hand, maar het is er wel.

We zien er voor het eerst in meer dan een week files. “Niet moeilijk”, zegt Galia. “In twintig jaar vertienvoudigde het aantal auto’s.” In Novodievitsji, een klooster voor jonge meisjes, weduwen en verstoten prinsessen, is het onwerelds stil, en de grote vredige vijver eromheen inspireerde Tsjaikovski voor Het Zwanenmeer.

Ook in het Kremlin is het heel rustig. Kremlin is het Russische woord voor burcht. Elke Russische stad heeft er één, maar dat van Moskou is het grootste. Er staan stalinistische wolkenkrabbers naast de gouden en zilveren koepels van kerken en kathedralen met iconostases van verguld zilver en filigraan, waar alle muren tot de nok beschilderd zijn met bijbelse taferelen, stripverhalen voor analfabeten. In het Kremlin was één paleis voor de tsaar, één voor de tsarina, één voor de patriarch van Moskou. Nu herbergt het de kantoren van de president en de regering: er werken wel 6000 mensen.

Ook op het gigantische autovrije Rode Plein is het kalm. Op het plein mag niet gerookt worden en in de buurt van het Lenin-mausoleum zelfs niet gepraat. Het zo lang aanbeden vadertje van het volk, Vladimir Iljitsj Lenin, werd na zijn dood in ’24 gemummificeerd voor de eeuwigheid. Hij is alle dagen te bezoeken, behalve op maandag en vrijdag. Vroeger stonden er lange rijen, in de gaten gehouden door soldaten met breedgerande petten. Nu staan die soldaten er lusteloos en werkloos bij: er is niemand meer om tot de orde te roepen, want er komt geen kat. Ook de aflossing van de wacht (210 ganzenpassen in 2 minuten en 45 seconden) werd afgeschaft in ’93.

Onder de grond is het in Moskou oneindig veel drukker dan erboven. Daar loopt, 40 meter onder de stad, de mooiste metro ter wereld die dubbel zoveel mensen vervoert als die van Londen of Parijs. Een architecturale folie van Stalin, maar de glorie van Rusland: plafonds van 17 meter hoog, mozaïeken van 30 vierkante meter, marmer, fresco’s, kristallen luchters. Maar zonder een Rus bij de hand ben je verloren: aan de opschriften in het cyrillisch is geen touw vast te knopen.

Als we opnieuw in de buitenlucht staan, is het al donker. De ster op het Kremlin is verlicht met 5000 watt. Er hangt een vale maan boven het Rode Plein, en sluiers wolken waaruit lichte vlokjes vallen. De basiliek van Basilius baadt in het licht, dit lijkt wel Disneyland, een decor voor Ali Baba, een oosterse taart.

Net als op het Plein van de Overwinning, waar een leger roodverlichte fonteinen eruitziet als wapperende sovjetvlaggen, gaan de lampen op het Kremlin en het Rode Plein om 00.00 uur uit.

praktisch

Bestemming: Sint-Petersburg heeft van oudsher de reputatie van een prachtige stad. Maar ook Moskou is een zeer aangename verrassing, want helemaal gerenoveerd en opgeknapt naar aanleiding van de 850ste verjaardag in 1997. Naar verluidt herkennen zelfs de Moskovieten hun eigen stad niet nu alle zilveren en gouden koepels in hun glorie hersteld zijn.

Reis: Weekend Knack reisde met Escape. Naar Sint-Petersburg is het 3 uur vliegen met Luftansa of SAS. De afstand tussen Sint-Petersburg en Moskou bedraagt in vogelvlucht 650 km, per vliegtuig overbrug je die makkelijk in één uur, maar de Vladimir-cruise neemt er tien dagen voor en legt 1952 km af.

De Belinski is een riviercruiser van Oost-Duitse makelij, uitgerust met standaardcomfort. Alle cabines hebben een eigen badkamer. De keuken aan boord biedt goede basismaaltijden, verwacht geen Franse keuken of uitgebreide buffetten.

Formaliteiten: een internationaal paspoort dat na retourdatum nog drie maanden geldig is; een visum (3 foto’s, 2350 fr.), aan te vragen bij het Russische consulaat, Robert Jonesstraat 78, 1180 Ukkel, Tel. 02-374 35 69.

Munt: de roebel, die niet geïmporteerd of geëxporteerd mag worden. US dollars meenemen om te wisselen, in kleine coupures en recente uitgave: dollars van vóór 1990 worden niet geaccepteerd.

Klimaat: warme zomers, tot 30 à 40°C, in de winter zakt het kwik tot -30°.

Prijs: vanaf 52.980 fr. p.p., lijnvlucht, volpension aan boord en Franstalige begeleiding inbegrepen. Apart te betalen, zijn excursies die onderweg worden voorgesteld, bijvoorbeeld naar het Bolsjoi-theater, balletvoorstellingen, opera, circus…

Meer informatie bij uw reisagent.

Tekst en foto’s Griet Schrauwen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content