Ik pas voor verbittering
“Ik ben politieman geworden uit idealisme : om mensen te helpen en goed te doen voor de samenleving. Misvormd door de jezuïeten misschien, maar niet gemaakt om als een amoebe te leven – er zijn genoeg mensen zonder gedrevenheid. Als chef van de Antwerpse politie had ik de opdracht om het korps te hervormen en te moderniseren. Daarbij heb ik op zere tenen getrapt. Niet alleen van politiemensen, maar ook van politici, magistraten en journalisten. Enkele wantoestanden in het korps moesten aangepakt worden, en ik wilde geen marionet zijn. Een onafhankelijk verkozen politiechef met het hart op de tong en een eigenzinnige koers : dat was een enorme stijlbreuk.”
“Wie bakens wil verzetten, stelt zich kwetsbaar op. Daarvoor had mijn grootmoeder me al veel eerder gewaarschuwd. Wolven vreten enkel de schapen die aan de rand van de kudde grazen, vertelde ze me in mijn tienerjaren. Later werd geschreven dat mijn bekendheid mee tot de affaire geleid heeft, maar als woordvoerder en korpschef kon ik moeilijk in de schaduw blijven staan. Burgemeester Leona Detiège had me opgedragen om het imago van het korps te verbeteren en om de stad een gezicht op veiligheid te geven. Een ‘superflik’ heb ik me echter nooit gevoeld. Zo hebben anderen me genoemd. Waarna het eens zo interessant was om me neer te sabelen.”
Pek en veren
“Gefrustreerde hoofdcommissarissen roddelden al in 2002, maar de echte heksenjacht volgde na mijn inverdenkingstelling op 18 maart 2003. Ik werd dezelfde dag nog geschorst. Aanvankelijk dacht ik nog : dit waait wel over. Zelfs tijdens mijn ondervraging had ik er een goed oog op. Wist ik veel welke proporties de haatcampagne zou aannemen, hoe gretig het Antwerpse parket en de pers tekeer zouden gaan.”
“De gekste verhalen gingen rond. Ik had zogezegd luxeartikelen gekocht, snoepreisjes georganiseerd en gesjoemeld met overuren. Ik zou ook enorme bedragen uit de politiebegroting aan de CD&V geschonken hebben en een kasteelvilla bezitten in Kalmthout, alweer op kosten van de stad en de burger. Beschuldigingen die diverse politici en journalisten als waarheid verkochten, tot in de Verenigde Staten toe. In een oogwenk was mijn leven gekraakt.”
“Ik ben maandenlang door de hel gegaan. Ik kwam niet buiten, deed ’s nachts geen oog dicht en twijfelde aan mezelf. Had ik fouten gemaakt ? Anders overkomt zoiets je niet, dacht ik. Pek en veren kleefden aan mijn lijf. Van die periode herinner ik me slechts flarden. Bezoek van vrienden, het rapport van mijn zoon, uitstapjes met mijn echtgenote : het is allemaal weg. Zonder Odette was ik er niet meer geweest, zo diep zat ik.”
“Voor mijn gezin en familie was de klap enorm. Mijn vrouw kreeg een burn-out, en onze zoon werd zo gepest op school dat hij moest thuisblijven. Die was slechts dertien jaar toen. Politieagenten stonden tijdens een vernederende huiszoeking zelfs met de lingerie van mijn vrouw te zwaaien. De wonden mogen dan geheeld zijn, dat laat littekens na. Ook mijn ouders en schoonouders hebben een kras op hun ziel gekregen. Die konden de eerste weken nergens komen zonder beschimpt te worden. ‘U betaalt zeker met de Visakaart ?'”
Loslaten
“Ik ben gered door mijn familie en vrienden. Door mijn vrouw, die dag en nacht bij me waakte, en door mijn ouders, die hun boerderij in Spanje verkochten en terugkeerden. Gelukkig heeft geen enkele vriend me in de steek gelaten. De buren in de straat, oud-collega’s, kunstenaars en journalisten met wie ik een band had : ze waren er allemaal. Ik hernieuwde ook het contact met jeugdvrienden uit mijn internaatsjaren, mensen die beseften dat ik hen nodig had en zelf contact zochten. Ik kreeg ook warmte uit onverwachte hoek, zoals van Erwin Mortier, die zijn gedicht De Rechtvaardige Rechters aan mij opdroeg, en van gewone Antwerpenaren, die me een hart onder de riem staken. Nog altijd trouwens. ‘Hoe u behandeld bent, dat is een schande’, hoor ik wel eens.”
“Het keerpunt volgde in oktober 2003, zeven maanden na mijn schorsing. Ik was op weekend in Londen met mijn vrouw en twee vrienden, en daar heb ik de knop omgedraaid. Ik had me ruim een half jaar opgesloten in verdriet en woede, dat volstond. Ik wist bovendien dat de onderzoeken vastliepen en toch niets zouden opleveren. Uiteindelijk zou de waarheid zegevieren.”
“Vergeven en vergeten, dat is religieuze onzin. Ik geloof wel in onthechting en loslaten, het leven aanvaarden zoals het is. L’enfer, c’est les autres, schreef Jean-Paul Sartre, en daar sluit ik me bij aan. Loslaten is moeilijk, maar wraakgevoelens helpen je niet vooruit. Politiemensen, magistraten, politici en journalisten hebben me door het slijk gesleurd, maar voor hen heb ik geen plaats of energie in mijn leven. Ik pas ook voor verbittering en verzuring. Het verleden heeft geen belang meer, wat telt is het hier en nu.”
Duivels
“Mijn geloof in liefde, vriendschap en mensen zijn niet verdwenen. Net zoals ik nog steeds in onze democratische instellingen geloof. Ondanks politieke druk hebben zowel de raadkamer als de Kamer van Inbeschuldigingstelling me over de hele lijn gezuiverd. Dat is beter dan een vrijspraak, die op een gebrek aan bewijs kan steunen. Mij kon zelfs tuchtrechtelijk niets aangewreven worden.”
“Af en toe steken pijn en woede de kop op. Dan woeden lastige vragen als duivels door mijn hoofd. Waarom moest het vooronderzoek bijvoorbeeld drie jaar aanslepen ? Dat kon in een maand rond zijn. Ik betreur ook dat de leugenaars nooit aangepakt werden, dat de beleidsverantwoordelijken geen lessen trokken uit de affaire. Ambtenaren kunnen nog altijd van de gekste dingen beschuldigd worden. Zolang het Comité P enkel op de beschuldigden focust, blijven heksenjachten mogelijk. L’histoire se répète toujours.”
“Ik heb als politieman een schat aan menselijke ervaringen verzameld en samengewerkt met gedreven medewerkers. Daar ben ik dankbaar om. Ik ben ook trots, want als korpschef heb ik dingen opgestart die nu nog bestaan, zoals de buurtinformatienetwerken en de inschakeling van ex- Sabéniens, die nu mee het onthaal in de politiekantoren verzorgen. Als adviseur-generaal bij de federale politie werkte ik mee aan de grensoverschrijdende samenwerking in de Benelux en het communicatiebeleid. Ook daar ben ik trots op.”
Met open ogen
“De ochtend na mijn schorsing belde dokter Luc Beaucourt bij me aan. ‘Dit is het beste wat je ooit zal overkomen’, zei hij. Nu geef ik hem gelijk. De Visa-affaire hielp me om zin te geven aan mijn leven, want tot dan was ik getrouwd met mijn werk. Ik vergat waar het echt om gaat : je gezin, je familie, je vrienden. Ik vroeg zo veel van al die mensen, en zelf gaf ik zo weinig. De gebeurtenissen hebben mijn ogen geopend.”
“In 1989 werd ik lid van de raad van bestuur van de vzw De Rotonde, een zorginstelling waar mentaal gehandicapte volwassenen actief zijn. Omdat ik jarenlang niet mocht werken, kon ik me meer toeleggen op vrijwilligerswerk en fundraising. Zo organiseerde ik onder meer een kunstveiling waar grote namen als Jan Fabre, Jan Bosschaert en Bruno Vekemans aan meewerkten. Zo kon ik iets terugdoen voor alle vriendschap en steun die ik daar in de donkere jaren heb gekregen. Die gasten wilden zelfs gaan betogen voor mij !”
“Noem hen geen ‘zwakkeren’. Ze kijken los door je heen en herkennen snel het goede of het kwade in anderen. Hun reacties zijn echt, zonder sociaal vernis. Op die eerlijkheid ben ik enorm gesteld geraakt.”
Luc Lamine : “Zelfs tijdens mijn ondervraging dacht ik nog : dit waait wel over”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier