Het vuur in de schoenen
Knallende hielen, klappende handen, zwierende rokken, blikken vol passie. De muziek zweept op. De lucht siddert van flamenco. Maar we zijn niet in Andalusië. Ook vrouwen en mannen van bij ons verliezen er hun ziel in.
SABINE LAMIROY
Handen en vingers dansen sierlijk rond de polsen. Omhoog, omlaag. Ze draaien. Krachtig, kort. Links, rechts. Als een golf beweegt de groep vooruit, achteruit. Arriba, arriba. Ze richten zich op. De ogen vurig. De kin omhoog. Trots. De rug blijft hol, het bekken beweegt. Escucha la musica. Taptaptap… Door de knieën, draaien, la vuelta. Op het ritme van de fandango knallen de schoenen op de plankenvloer. Snel, alsmaar sneller, alsmaar luider. Toppen en hielen raken zo snel de grond dat je nauwelijks met je ogen kan volgen. De rokken zwieren, rood, lila, zwart. Non-stop klinkt de rauwe zang en het opzwepende ritme van de flamencomuziek. Het tempo ligt hoog. Geconcentreerd volgen de leerlingen van het laatste jaar, voor het merendeel vrouwen, de prachtige bewegingen van danslerares Torre de Montijo en haar dochter Sofia Yero, die ongemerkt van elkaar overnemen. Wat vloeiend en spontaan oogt, is het werk van lange jaren oefenen. Flamenco is niet iets dat je zomaar onder de knie krijgt. Er is niet alleen de aartsmoeilijke techniek met de contratiempos, de tegenritmes in eenzelfde dans, er is ook het gecompliceerde handen- en voetenwerk, de zogenaamde zapateados of taconeos. Maar bovenal draait de hele flamenco om het mysterieuze begrip duende : de expressie en overdracht van hevige emoties. Waar lang niet iedereen toe komt. Want flamencodansers in spe zijn al blij als ze de passen kunnen volgen. ?Het is een geest die van de danser of zanger bezit neemt”, zeggen sommigen. ?Het is een symbiose tussen zang, dans en muziek. Op zeker moment is het er, iets uitzonderlijk moois dat iedereen tegelijk aanvoelt. Daarvoor hoef je niet geleerd te zijn”, zegt Sofia.
In kennerskringen geldt Torre de Montijo afkomstig uit Madrid en getrouwd met een Belg als een monument van de flamenco in ons land. Ze heeft haar eigen dansschool ( Horizonte Flamenco in Brussel), en geeft ook les in het hele Vlaamse land. Het jaar rond treden zij en haar dochter, met eigen leerlingen of begeleid door grote namen in de flamencowereld, op in binnen- en buitenland. Telkens weer zetten ze het publiek in vuur en vlam.
Flamenco is de jongste jaren erg populair. Overal schieten dansscholen, peñas (plaatsen van bijeenkomst) en tapabars uit de grond, die vaak even snel verdwijnen als ze opkomen. Het jaar rond lokken flamenco-optredens, het ene al professioneler dan het andere, volle zalen. Ook in de Scandinavische landen tot zelfs in Japan is er sprake van een flamencorage. Een kunst die toch onlosmakelijk verbonden lijkt met het zuiden van Spanje en de Andalusische gitanos.
Wat bezielt toch die doorgaans zo rationele mensen ? Waarom krijgen mannen en vrouwen, duizenden kilometers van het warme Andalusië, gensters in het bloed bij het horen van flamenco ?
Iedereen is het erover eens dat vooral sinds de flamencofilm van Carlos Saura de vlam zich verspreidde. Uiteraard speelt ook de populariteit van Spanje als vakantieland een rol. De meeste toeristen hebben in een of andere bar of restaurant wel eens geproefd van gepopulariseerde flamenco. Maar er is meer.
?Er is een zeer sterke overdracht van gevoelens”, zegt Torre de Montijo. ?Flamenco is el lamento del hombre, de kreet van de mens. Een taal waarmee iemand uitdrukt wat in hem leeft : zowel droefheid als vreugde, zowel liefde als haat. Dingen die hij misschien niet zo zou kunnen zeggen. En dat is wat mensen herkennen, daar hebben ze behoefte aan.” ?Het is een zeer authentieke kunst”, zegt Sofia. Ze is lang, blond, op het eerste gezicht heel anders dan haar donkere moeder. Maar haar blik verraadt dezelfde diepte. ?In de dans laat je zien hoe je echt bent. Iedereen doet dat met zijn eigen sensibiliteit.” Zacht voegt ze eraan toe : ?Mijn moeder is gewoon flamenca. Alles aan haar, elke beweging. Ze danst erg intuïtief. Ik heb er meer moeite moeten voor doen. Maar door de danspassen te leren en vooral door de coplas, de eeuwenoude gezangen te leren verstaan, groeit ook je geest. Hoe beter je de techniek beheerst, hoe meer je kan uitdrukken. Natuurlijk is het belangrijkste dat er een samenspraak is met de zang en met de gitaar. Maar in principe kan iedereen het. Puristen zijn het daar natuurlijk niet mee eens. Maar dat vind ik juist het mooie van flamenco, het is een open, levende kunst. Er zijn vandaag ook allerhande mengvormen, met jazz, met moderne dans.”
?Natuurlijk moet je voor de authentieke flamenco terug naar de bron”, zegt Torre de Montijo. ?Naar de kleine dorpjes in Andalusië, naar de tablaos en de mensen die er van kleins af mee opgegroeid zijn. Maar voor mij bestaat flamenco ook buiten Spanje. Van zodra iemand de muziek, de zang want dat blijft toch de basis aanvoelt en zich aan de regels houdt, is het oké. Want iedereen interpreteert het in zijn eigen stijl.”
En dat bevestigen de leerlingen. ?Het gaat om heel diepe gevoelens die je tot uiting brengt. Alles wat binnenin zit, kan je erin kwijt. Als je danst, voel je jezelf”. Damaris Clares (24) is half Spaans, half Belgisch, en voor haar, zoals voor de meeste van haar medeleerlingen in Brussel, is flamenco ook een stukje terugkeer naar de roots. Maar ook niet-Spanjaarden delen in de passie. ?Ik ben geschoold in klassiek ballet, maar geraakte helemaal in de ban van die ritmes. Het is een passie, noch min noch meer.” De Antwerpse Rita Geysen gaf zelf 13 jaar flamencoles. Nu volgt ze vijf uur les per week bij Torre de Montijo en ze treedt ook op. ?Groot of klein zijn, dik of dun, jong of oud, het speelt geen rol. Het komt van binnenuit”, zegt ze en draait de dansvloer op.
Toch wordt in flamencokringen vaak de vraag gesteld of mensen van hier wel in staat zijn om op zo’n fysieke manier gevoelens te uiten. ?Wat hier gebeurt, heeft zelden met echte flamenco te maken”, meent gitarist Pieter Karreman. ?Dat is nog altijd iets van een kleine groep mensen, voor een kleine groep mensen : de zogenaamde aficionado’s. Mensen van buitenuit worden wel door de muziek gegrepen, maar ik heb de indruk dat ze vooral bezig zijn met de uiterlijkheden, al wat errond hangt.” Zelf trekt hij bijna jaarlijks voor een aantal weken naar Cordoba om er bij te scholen. ?Flamenco blijft in essentie een fenomeen van kleine achterafzaaltjes, de zogenaamde peñas, waar mensen bijeenkomen en zich uitleven in zang en gitaar. Want dat blijft de essentie. De dans is eigenlijk een andere lijn. De gitaar en de dans kan je hier wel aanleren, maar het is nooit hetzelfde. Zoals je op je twintigste nooit nog accentloos Engels zult leren. De zang kunnen wij helemaal niet leren. Dat heeft te maken met de manier waarop wij spreken. In het zuiden van Spanje leven de mensen nog grotendeels buiten. Dat geeft een andere akoestiek, een ander stemgebruik.
In de dansscholen leren ze eerst sevillanas, maar dat is geen echte flamenco, dat is folklore. Je kunt ook niet op alle muziek dansen. Je hebt vrije stijlen waar je geen ritme hebt en je hebt ritmische stukken. Maar zelfs in Andalusië houdt niet iedereen van flamenco. Het is altijd een soort randverschijnsel geweest, best te vergelijken met jazz. Die is ook op zeker moment ontdekt door de burgerij. Flamenco is een unieke mengeling van oosterse, moorse, joodse, westerse en Andalusische elementen. Vaak wordt de muziek geassocieerd met de Andalusische zigeuners, maar zij hebben bewaard en overgeleverd wat er al was, gekleurd met hun eigen inbreng. Flamenco is altijd een kunst van minderheden geweest en had zeer lang een slechte reputatie : iets van hoeren, voor het gemene volk. De zanger zit trouwens altijd. Dat is eigen aan de kleine ruimtes waar zich dat afspeelde. Andres Segovia was de eerste die de gitaar uit zijn verdomhoekje gehaald heeft, maar zelfs hij liep niet hoog op met flamenco. Heel belangrijk voor de opwaardering van flamenco is Paco de Lucia, wellicht de beste gitarist aller tijden. Die is gaan rondreizen, naar Amerika, Japan, heel Europa door. Nu is er ook Vincente Amigo als rijzende ster, maar in een meer moderne stijl. Voor mensen als zij solo gaan spelen, hebben zij jaren als begeleider ervaring opgedaan. Echte flamenco is keihard werken, jarenlang.”
Volgens Karreman is ook het exotische een deel van de aantrekkingskracht. ?Je moet niet vergeten dat Spanje lang een afgesloten en daardoor wat mysterieus land was voor de buitenwereld. Over de geschiedenis en zelfs over de oorsprong van het woord flamenco is weinig met zekerheid geweten. En dat fascineert. Hier heeft men een geromantiseerde visie op flamenco, voornamelijk sinds die Carmen-films. De mensen houden van de bruutheid, van de esthetiek, maar snappen de ziel niet.”
Maar dat zal de duizenden vrouwen en mannen die hun ziel uitleven in flamenco een zorg wezen. De grootste flamencopromotor in ons land is ongetwijfeld de Spaanse Antwerpse Ana Ramon (39). ?Het is wel typisch dat je alleen hier van die uitspraken hoort. In Spanje zelf ligt niemand daar wakker van. Als je ervan houdt, dan doe je het”, zegt ze. ?Er zijn wel 70 zangstijlen. Er zijn vrolijke ritmes als de alegrias, de garrotin, droevige als de seguiriya, spottende als de bulerias of ernstige als de solea taranto. Er zijn liederen die gaan over de gevangenis ( carveleras) of over het werk in de smidse ( martinete). Alles wat je in een mensenleven tegenkomt, vind je terug in flamenco. Het is zeer volks, populair. Of je nu in China woont of hier, overal draait het leven om hetzelfde. Dansen is een oerbehoefte, net zoals vrijen en eten. Flamenco is een middel om via je lichaam, aan de hand van een aantal technieken expressie te geven aan je diepste gevoelens. Hoe meer techniek je hebt, hoe beter je het kunt. Daarom spreekt het aan.” Ana Ramon trok al vrij jong naar Spanje om er flamenco te leren, trouwde met een Andalusiër, en heeft sinds 10 jaar haar eigen school in Antwerpen. ?De interesse blijft groeien. De tijd is er ook rijp voor. Overal zie je die belangstelling voor het vreemde, het exotische.” Aan de dansschool is de peña Al Andalus verbonden, een vergaderlokaal waar bijna elk weekend een flamenco-avond plaatsheeft, maar waar ook in de week duchtig in de handen geklapt wordt en meegezongen met de permanent draaiende flamencomuziek. Ook hier tijdens de les weer blozende gezichten, dansende lichamen, stampende voeten en geconcentreerde blikken die onafgebroken de rode schoenen van Ana Ramon volgen. Ze volgen de cursus voor het tweede jaar. Anders dan in Brussel is het publiek hier overwegend Vlaams, al zitten er twee Spaanse vrouwen tussen. ?Als vrouw is het een uitdaging”, meent Christiane Van der Auwera (41). ?Je voelt je erg sensueel. Heel bewust van je vrouw-zijn, van je benen, je borsten, je heupen. Een beetje femme fatale, zo is het. Heel anders dan overdag. Wij zijn veel te veel met denkwerk bezig.”
Nadja Duijsters (23) valt in : ?Als je zoals ik de hele dag met sport bezig bent, dan doet het deugd om je emoties te kunnen loslaten. Flamenco is heel temperamentvol.” De groep beaamt : ?Het is vrouwelijk maar tegelijk krachtig, je creëert een spanningsveld dat plots tot ontlading komt.” ?Ook de kleding maakt dat je je vrouwelijker voelt, elegant, sierlijk, ik vind het heerlijk, die zwierige rokken.” Gurik Vroom (37), één van de twee mannen in de groep, komt wat beschroomd tussen : ?Datzelfde gevoel geldt ook voor mannen. Je voelt dat er een soort energie loskomt. Bij mij zijn het vooral die speciale schoenen die stimuleren, er lijkt wel een soort kracht te groeien van onderuit. Ik voel me anders, zelfzekerder, van zodra ik ze aan heb. Het is een soort zelfbevestiging.” Voor de tweede man, Bruno Speckstadt (34), is het niet zozeer het Spaanse, maar vooral het herkenbare, het universele in flamenco dat hem aantrekt. Ana Ramon legt uit dat er vroeger veel meer verschil was tussen de dansbewegingen : ?De vrouwen bewogen aanvankelijk bijna uitsluitend de armen, handen en het bovenlijf. Het indrukwekkende benenwerk bleef voorbehouden voor mannen. Hoewel er een verschil blijft, zijn die twee heel sterk naar elkaar gegroeid. Dat is ook het boeiende. Flamenco is een kunst in beweging. Bij ons draaien ze toch ook niet alleen muziek van voor de oorlog. Ook al gaat een vrouw 100 procent op in haar zapateados, ze blijft op en top vrouwelijk. Dat kan niet anders, want het is écht. Flamenco is heel erg individueel, maar tegelijk moet je op elkaar inspelen. Misschien is het ook dat gevoel van verbondenheid dat mensen aanspreekt, omdat het bij ons voor een groot stuk verloren is gegaan.”
Ana Ramon, Leo Molina en de groep Peña Al Andalus treden op in de Stadsschouwburg in Leuven op 12/3 (20 u.30) en in de Antwerpse Arenberg op 15/3 (20 u.15). Info : tel. (03) 830.31.99.Torre de Montijo en Sofia Yero treden op in het Brusselse muziekrestaurant Le Paradoxe op 9/3 (02/649.89.81) en op 29/5 in een flamencospektakel van de Pianofabriek (02/538.09.01). Info Horizonte Flamenco : tel. (02) 733.36.24.
De Spaanse Antwerpse Ana Ramon : van jongs af in de ban van flamenco.
Vooral in Vlaanderen is flamenco erg populair. Het gaat om heel diepe gevoelens, vreugde en verdriet. En dat is wat mensen herkennen, zegt danseres Torre de Montijo (midden, rood). Als je danst, voel je je echt, beamen ook Ana Ramons enthousiaste leer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier