Het levende museum van de geur

In een kelder in Versailles kunt u de tijd van de Romeinen ruiken, of historische parfums die uit de handel zijn verdwenen. We bezoeken de osmotheek met Jean Kerléo, vader en schatbewaarder van het museum.

Chypre van Coty, Crêpe de Chine van Millot,… Ze zeggen u waarschijnlijk niets, maar het zijn mijlpalen in de parfumerie. Magische namen ook die me al lang fascineren en mijn fantasie prikkelen. Maar aangezien ik een kind van de jaren zeventig ben, ken ik enkel de geuren van de decennia die ikzelf bewust heb meegemaakt. En de grote klassiekers die nog bestaan. De osmotheek is voor mij en elke parfumliefhebber dan ook als een sprookjesboek, waar al die fascinerende verhalen uit vervlogen tijden eindelijk tastbaar worden.

De osmotheek bestaat al zestien jaar en werd samen met de parfumeurschool ISIPCA (Institut Supérieur International du Parfum, de la Cosmétique et de l’Aromatique Alimentaire) opgericht door het Frans comité voor parfum in Versailles, op initiatief van Jean Kerléo.

“Osmotheek betekent letterlijk bewaarplaats voor geuren in het Grieks”, vertelt Kerléo. “We vragen parfumhuizen om een halve liter van hun parfums en verzamelen formules om verdwenen parfums opnieuw te maken. We zijn begonnen met vierhonderd parfums, tegenwoordig hebben we er 1700, daar zitten 500 verdwenen parfums bij waarvan we 112 formules hebben. Het zijn niet allemaal oude parfums, veel merken hebben nu de gewoonte om ons elke nieuwigheid te sturen, zelfs de limited editions. We bewaren alles, niet enkel de grote, bekende merken. Daarnaast organiseren we ook seances voor het grote publiek, over de grondstoffen, het componeren van parfums en de geschiedenis en evolutie van de parfumerie.”

De osmotheek bevindt zich in het gebouw van de parfumschool, een modern blok achter de oude meesterswoning waar alles begon. Buiten zie ik vooral jonge vrouwen, bijna geen man te bespeuren. “Er is veel veranderd,” zucht Jean Kerléo nostalgisch, “aanvankelijk gaven we onze seances voor een man of vijf aan de grote houten tafel in het oude huis, die nu fungeert als ontvangstruimte. Vandaag is het veel te klein geworden : we hebben nu driehonderd leerlingen en veel buitenlandse bezoekers die een sessie bijwonen. Die leerlingen zijn onze toekomstige parfumeurs, ze komen hier vaak om hun klassiekers te leren kennen. Parfumbedrijven sturen hun créateurs om inspiratie op te doen.”

Referentiepunten

In de osmotheek zelf begint mijn bloed sneller te stromen bij de etalages vol flacons. Sommige bekend, andere totaal niet. Maar nog meer trekt het parfumorgel : een kast met bruine flesjes waarin de belangrijkste aanwinsten van de osmotheek zitten. Om een goed overzicht van de parfumerie te geven, worden vrijwel altijd dezelfde getoond, al komen op uitdrukkelijk verzoek ook persoonlijke favorieten tevoorschijn. Chypre van Coty bijvoorbeeld : een parfum uit 1917 waar voor de eerste keer eikenmos en patchoeli werd gecombineerd, wat een nieuw soort geur gaf : fris groen met een warme basis. Tegenwoordig worden er nog weinig chypregeuren gemaakt, omdat ze niet altijd even toegankelijk zijn en dus niet commercieel genoeg. Een persoonlijke frustratie, omdat het mijn favoriete parfumfamilie is. Ik heb het dan ook altijd als een gebrek ervaren dat ik hét referentiepunt dat aan de basis lag van deze familie nooit geroken had.

Dat was tevens een van de hoofdmotieven van Kerléo : “Mensen hebben geen referentiepunten meer. Als president van de beroepsvereniging voor parfumeurs vond ik dat een zwaar gebrek. Toen ik het idee lanceerde van een soort depot, geloofden weinigen in de haalbaarheid van het project. Parfum bederft namelijk snel, sommige ingrediënten bestaan niet meer, mogen niet meer gebruikt worden of zijn onbetaalbaar geworden. Maar daar was ik het niet mee eens : je kunt parfums onder ideale omstandigheden langer bewaren en de formules zoeken van de grote referenties in de parfumerie als Paul Poiret, Coty of Houbigant die niet meer bestaan. Dat was niet evident : zelfs al vonden we de erfgenamen of vroegere eigenaars, niemand was geneigd om zomaar de formules te geven.”

Maar Kerléo overtuigde hen door zijn talent. “Een van onze eerste overwinningen was Crêpe de Chine van Millot, een familiebedrijf dat failliet was gegaan. De ex-directeur was wanhopig om het verlies en vroeg me om de verdwenen parfums te maken zodat hij ze opnieuw kon ruiken. Dolgelukkig met het resultaat gaf hij me de formule van Crêpe de Chine.” Ook bij Houbigant, dat begin twintigste eeuw het grootste parfumhuis was, wist Kerléo de aanvankelijk sceptische erfgenaam te overtuigen met een geslaagde creatie van Fougère Royale, een geur die hij als jongeman altijd had gedragen en dus goed kende. Kerléo kreeg alle formules, maar slaagde er niet in om ze allemaal na te maken : “Soms zijn de recepten te gecompliceerd of staan de juiste verhoudingen niet vermeld.”

“De schenking van de formules is een kwestie van vertrouwen. Bovendien hebben we een afspraak met het Comité Français du parfum dat we geen parfums verkopen. Wij zijn geen parfumerie, maar een levend museum. Dat is ons geluk vandaag, omdat er tegenwoordig een steeds striktere wetgeving is voor parfums : dierlijke ingrediënten van beschermde diersoorten of stoffen die al eeuwen worden gebruikt en nu plots gevaarlijk zouden zijn en dus verboden, zoals bergamot en rozenessence. Wij kunnen dat wel doen. Ook heel dure ingrediënten zoals jasmijn absolue van Grasse en de absolue van tubereuse zijn voor ons geen probleem, want we moeten geen rekening houden met winstmarges en we maken ook geen grote hoeveelheden aan. Uiteraard zijn er ook ingrediënten die niet meer bestaan of te vinden zijn en dus zijn sommige parfums voorgoed verdwenen.”

De schatkamer

Hij neemt me mee naar het hart van de osmotheek : de kelder waar de hele collectie wordt bewaard, die is niet toegankelijk voor het grote publiek. Via een smal, steil trapje komen we in een lage gang, waar dozen aan de kant staan. Een paar deuren verder komen we in een opslagruimte met rijen metalen rekken vol donkere glazen of metalen flessen. Het is er kil, donker en onder het harde neonlicht lijkt dit teleurstellend ver weg van de schatkamer die ik in gedachten had. “Parfums hebben drie vijanden,” legt Kerléo uit : “Warmte, licht en lucht. Daarom bewaren we ze in deze donkere kelders bij een constante temperatuur van 12 °C. We krijgen halveliter-flessen van de grote parfumbedrijven toe en verdelen ze in kleinere flesjes in metaal of bruin glas, met neutraal argongas dat als een isolatielaag fungeert. Zo kan er geen lucht aan en kunnen we het natuurlijke leven van een parfum verlengen, soms tot meer dan twintig jaar.”

Info : Osmotheek, 36 rue du Parc de Clagny,

78000 Versailles, + 33 1 39 55 46 99.

Elke woensdagmiddag is de osmotheek open voor het publiek (14.30 -17.30 uur) en de eerste zaterdag van elke maand van 14.15-17 uur, de tweede en derde zaterdag van 10 tot 12.30 uur. Toegang : enkel op afspraak, prijs 7 euro.

Door Sofie Albrecht I Foto’s Charlie De Keersmaeker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content