Circusartiesten… we beschouwen hen graag als wat raadselachtige buitenstaanders. Maar organisatiepsycholoog Roland Vermeylen ziet in hun intense en moedige levenswijze een model voor al wie op zoek is naar een nieuwe creativiteit in zijn samenwerking met anderen.

De tent baadt in een kil, metaalachtig licht. Dan verschijnt een mysterieuze figuur in de schijnwerper: een lange man in een lange overjas. In zijn ene hand een paraplu, in de andere een bolhoed. Een Magritteaanse grap, want Quidam, de spilfiguur van het nieuwste Cirque du Soleil-spektakel, heeft geen hoofd… Het is geen toeval dat Salto Humano, het boek van Roland Vermeylen, op de Rotterdamse avant-première van deze show werd voorgesteld. Want de hoofdloze jedermann Quidam is het archetype van de mens gedreven door existentiële vragen: wie ben ik, waar ga ik naartoe, waarom zou ik hier moeten zijn?

Vragen waarvoor Vermeylen altijd al gevoelig was. In het dagelijkse leven staat hij aan het hoofd van de Dienst Organisatie- en Personeelsontwikkeling van de Leuvense Universitaire Ziekenhuizen. Daarnaast is hij leider van het Belgisch-Nederlands postuniversitair programma voor human resource management aan het Limburgs Universitair Centrum. Leer- en veranderingstrajecten, dat is zijn specialiteit. Zijn andere grote passie, die voor het circus, dateert al van zijn kinderjaren. En nu nog volgt hij alle ontwikkelingen in die wereld op de voet, zowel die van de klassieke circussen als van de zogenaamde nouveau cirque.

Want jawel, het circus floreert. Vijftig jaar geleden verklaarden doemdenkers het op sterven na dood, maar de wereldonderneming Cirque du Soleil heeft op dit ogenblik niet minder dan zeven bejubelde shows lopen. Het Belgische Ronaldo en het Nederlandse Renz zijn voorbeelden van vernieuwende, succesrijke circussen in de lage Landen, en de voorstellingen van kleine alternatieve circussen in het kader van de Zomer van Antwerpen zijn stuk voor stuk uitverkocht. In de Leuvense Circusschool, waarvan Ronald Vermeylen een van de bezielers is, oefenen 600 jonge mensen in hun vrije tijd enthousiast zelfbedachte acts in. Terwijl het circus vijftien jaar geleden in Frankrijk nog onder de bevoegdheid van het ministerie van Landbouw viel, ressorteert het nu onder dat van Cultuur; 2001 is er trouwens tot jaar van het circus uitgeroepen. En al die nieuwe impulsen komen ook traditionele circussen als Knie, Roncalli of het gigantische Ringling, Barnum and Bailey ten goede. Natuurlijk zijn er ook beroerde circussen, met kunstenmakers die zomaar wat aanmodderen en met moeite het hoofd boven water houden.

Maar daarover schrijft Roland Vermeylen niet, en al evenmin over het commerciële aspect van het circusbedrijf. Peperdure drankjes tijdens de pauze en de onvermijdelijke merchandising in de vorm van petjes, sweatshirts en rugzakjes, bijvoorbeeld. Want de man is een idealist, dat merk je meteen als je met hem praat. Zijn ogen twinkelen, zijn gedachten buitelen als jonge honden door elkaar; er wil er ook weleens eentje in het struikgewas verdwijnen. Maar als Roland Vermeylen vertelt dat hem tijdens zijn bemiddeling bij conflicten en fusies nog niet vaak een lelijke loer gedraaid werd, dan geloof ik hem graag. Generositeit is aanstekelijk, daar raak ik steeds meer van overtuigd. Geen groter contrast dan tussen een universitair ziekenhuis en een circus, zou je zeggen, maar nee: in de combinatie van individualiteit en groepsgeest, vrijheid en zelfdiscipline die eigen is aan het leven van een circusartiest, herkent Vermeylen een dynamiek die inspirerend is voor ieder mens, zowel in zijn professionele als in zijn persoonlijke relaties.

T waalf acrobaten, sommigen geblokt, met indrukwekkende spieren, anderen pezig maar vederlicht, voeren een handvoltige-act uit: de gooiers/vangers katapulteren de “vliegers” de lucht in, waarbij ze enkel hun gekruiste polsen gebruiken. Het hoogtepunt van het nummer is een soort menselijke piramide, waarbij een tengere jongen vier man hoog het zwerk in schiet en op de schouders van een collega terechtkomt.

Roland Vermeylen: ” Banquine is de basisgroep van acrobaten die de rode draad door de Quidam-show weeft. Zij zijn de eerste artiesten die worden aangeworven, ongeveer negen maanden voor het begin van de voorstellingen. De kapitein is de Rus Konstantin Besstchetnyi, en zijn verhaal is typisch voor dat van veel atleten uit de groep. Eind jaren ’80 was hij turnkampioen, waarbij hij in een streng keurslijf van competitiegeest en vooraf bepaalde normen zat. Dat is zowat het tegendeel van eigenheid. Daarna kwam hij bij het Russisch staatscircus terecht. Daar is de groep belangrijker dan het individu en alle beslissingen komen van bovenaf. De chef de troupe kan zijn medewerkers zwaar onder druk zetten. Toen kwam Konstantin bij Soleil en werd van hem verwacht dat hij een groep mensen bij elkaar zocht om zo’n voltige-act op poten te zetten. Hij selecteerde een groep Russische atleten en evenveel Oekraïners. Wat volgde, was een proces van unlearning: de acrobaten hadden zo’n vier maanden nodig om de strenge regels van de topsport en het staatscircus los te laten. Ze moesten elkaar ook als groep vinden.

De volgende stap was de vraag naar zingeving: Quidam, wat is dat eigenlijk?

Dat is een man zonder hoofd die op zoek is naar de zin van het leven, naar warmte in een koude wereld. Wat volgde, was een collectief creatief proces waarbij iedereen uit zijn eigen culturele, professionele en persoonlijke achtergrond putte. Vervreemding, wat roept dat op bij jou? Hoe kun je dat lichamelijk uitdrukken? En dan zie je dat iemand die van zichzelf al een beetje met opgetrokken schouders loopt, dat nog wat meer gaat accentueren. Het resultaat is een op het Circusfestival van Monte Carlo met goud bekroond acrobatienummer dat perfect de boodschap van de show vertelt: elkaar broodnodig hebben en toch jezelf blijven. Zo’n levende piramide lukt immers alleen als iedere schakel standhoudt. Iedereen kijkt naar de bovenste man, naar de vlieger, maar die durft alleen te springen als hij weet dat hij goed zal terechtkomen. Ik ga ervan uit dat organisaties elk moment gemaakt worden en dat er heel veel kan gebeuren als er gewerkt wordt vanuit een gemeenschappelijke visie.”

D e Zwitser Wendel Huber heeft een sterke act waarbij hij werkt met twee Afrikaanse olifanten en twee sint-bernardshonden. Op weg naar het circusfestival van Monte Carlo krijgt hij pech met zijn vrachtwagen, wat maakt dat hij zonder voorbereiding de piste in moet met zijn dieren. Hoewel de beesten veel ervaring hebben en in alle mogelijke settings gewerkt hebben, maken ze er dit keer een potje van. Ze gooien de volgorde van de acts door elkaar, negeren attributen: je reinste anarchistisch protest.

Roland Vermeylen: “Dompteurs liggen tegenwoordig vaak onder vuur, maar in de goede hedendaagse circussen gaat men nu helemaal anders om met dieren dan vroeger. Voorbij is de tijd dat men dieren kleren aantrok of ze dingen liet doen die tegen hun natuur indruisen. Er wordt trouwens alleen gewerkt met dieren die in gevangenschap geboren zijn. Grote circussen zoals Knie hebben bovendien dierenpsychologen en biologen in dienst die ervoor zorgen dat de dieren in optimale omstandigheden verzorgd worden.

Dressuur is trouwens alleen goed te praten als het dier een partner is in de relatie met de temmer en als het plezier beleeft aan het leerproces. Sommige fases daarin zijn zo fundamenteel dat ze ook voor mensen gelden; zonder psychologie gestudeerd te hebben, weten dompteurs heel veel over het leven. Neem nu dat incident met Wendells olifanten en honden. Ook al is een circusarena wereldwijd zo’n 13 meter breed, dieren moeten elke nieuwe piste eerst verkennen: ze snuffelen wat rond, wennen aan de belichting, het geluid en de geur van de werkplek. Pas dan willen ze met hun vertrouwde trainer werken.

Bij dieren kun je die contacting-fase niet forceren, bij mensen op het eerste gezicht wel. Maar ook zij willen eerst snuffelen voor ze zich engageren. In een nieuwe situatie ben je in de eerste plaats met jezelf bezig: hoe veilig is het hier, mag en kan ik hier mijzelf zijn, zal ik hier aan mijn trekken komen en iets te zeggen hebben? Hoe vertrouwelijk gaan we hier met elkaar om, welke normen gelden er? Dompteurs kennen die fase heel goed, bij Knie halen ze dieren bij het minste teken van angst meteen uit de ring, en Bartabas van Zingaro ‘luistert’ eerst lange tijd naar zijn paarden voor hij ermee begint te werken.

Zelf hecht ik ook veel belang aan de contacting-fase, of het nu om een vormingsmeeting met managers gaat of om de voorbereiding van een fusie tussen twee diensten in het ziekenhuis. Als je nagaat dat 70% van alle fusies op een mislukking uitdraait, vind ik dat je beter niets aan het toeval overlaat. Managers die in een nieuwe situatie de contacting-fase overslaan, doen dat omdat ze onder tijdsdruk staan of omdat ze meteen willen scoren. Maar vaak stuiten ze dan op weerstand of een gebrek aan betrokkenheid, direct of indirect, via afzijdigheid of sabotage. ‘Als je mij wil dwingen, dan doe ik niet meer mee.’ Terwijl samenwerken vooral een kwestie van luisteren en respect tonen is. Door met macht te werken, kun je proberen iemand te veranderen, maar het echte leren is een proces waarbij iemand meer zichzelf wordt.”

D e Franse clown Jean Paul Ledun werkte eerst als chef de rang in restaurants. Maar de piste lokte hem: met zijn onafscheidelijke oude fiets meldde hij zich bij een circus aan en probeerde hardnekkig een job te krijgen. Dat werd uiteindelijk ook zijn clownsact: hij speelt de gewone man die ervan droomt om bij het circus te werken.

Roland Vermeylen: “Binnen de circusgemeenschap hebben de clowns een eigen plaats. Je kunt ze niet managen, zeggen ze bij Soleil, humor kun je niet dicteren. Of er in het bedrijfsleven plaats is voor clowns? Elk hof had vroeger toch zijn nar… Als ik in een bedrijf kom, snuif ik graag de sfeer op: wordt er hier nog gelachen? Een organisatie die niet meer lacht, is ziek. En een bedrijf waarin geen plaats is voor een paar vreemde eenden in de bijt, dat is in mijn ogen bijna gevaarlijk. Omdat dat soort mensen vaak een eigen logica heeft waardoor ze dingen opmerken die anderen niet meer zien. Een cartoonist als Zak doet eigenlijk precies hetzelfde: in één tekening, met een minimum aan tekst, vat hij het absurde van een situatie samen.

Binnen een organisatie is er volgens mij nood aan een verscheidenheid van persoonlijkheden. ‘Ik werk alleen waar ik mag zijn wie ik ben’, zegt Jean-Paul Ledun. En een oud West-Vlaams gezegde wil dat ieder zijn eigen zot moet kennen. Daar valt wel wat voor te zeggen: ieder heeft een zekere mate van craziness in zich en die moeten we ook van elkaar accepteren. Jean-Paul Ledun vertegenwoordigt in zijn act de underdog die koppig en onhandig doorzet om zijn plaats in de schijnwerper te veroveren. In die rol vond hij zijn passie, zijn eigen greatness, zoals de Amerikanen het uitdrukken. Ik gebruik graag het woord eigenkracht. Eigenkracht is niet voorbehouden voor intellectuelen. Mijn pleegvader was een meubelmaker die zich helemaal uitleefde in zijn vak en daar veel voldoening uit haalde. Maar die passie kan op de duur wel ondergesneeuwd raken. Of je noden veranderen met het ouder worden of door ingrijpende gebeurtenissen zoals een ernstige ziekte. Ik heb in Gasthuisberg nogal wat mensen begeleid die zo rond hun 37ste, de typische leeftijd die men de boomfase noemt, ineens tot de conclusie kwamen dat ze geen arts of verpleegster meer wilden zijn. Om zo iemand uit zijn burn-out te halen en te proberen zijn eigenkracht te hervinden, helpt het vaak om terug te gaan naar de jeugd en erachter te komen wat hij of zij toen verschrikkelijk graag deed.”

E lke dinsdag houden ze bij de Cirque du Soleil-gezelschappen een zogenaamde Tapis Rouge-vergadering voor alle artiesten onder de leiding van een voormalige topcircusacrobaat. De bedoeling is de artistieke energie in stand te houden. Elke show wordt op video opgenomen, iedereen is voortdurend alert voor verbeteringen. Groepsspanningen worden uitgepraat en daarnaast kan elke artiest zijn perceptie op zijn eigen karakteristieke rol scherper stellen en bij collega’s toetsen.

Roland Vermeylen: “De kwaliteit van een werknemer hangt voor een groot deel af van zijn relaties met zijn collega’s. Daarom is de dialoog binnen een bedrijf zo belangrijk. Uit problemen haal je geen energie, wel uit gaan samen zitten en de dingen uitpraten. Een van de parameters van zingeving bij Cirque du Soleil is het aantal kwetsuren in de verschillende gezelschappen. Ligt dat hoog, dan schort er iets aan de samenwerking. In een ander bedrijf zijn die parameters misschien niet zo duidelijk, maar mensen die zich niet goed voelen, zenden altijd wel signalen uit. Waar het op aan komt, is dat we het beeld van onszelf, van de anderen en van een situatie expliciteren. Ieder van ons heeft zijn eigen innerlijk theater: elke mens praat met zichzelf en met de verschillende personages die hij in zichzelf draagt. Door stil te staan bij die interne dialoog kun je je bewust worden van de mentale modellen van jezelf, de anderen en de wereld. De volgende stap is erover praten met anderen. Zien zij de wereld ook zo? Dat soort gesprekken zijn vaak best verwarrend, omdat je ervan schrikt hoe eenzijdig je kijk op de dingen wel is. Gelukkig kunnen dat soort confrontaties ook bevrijdend werken. De mensen in je omgeving zien je knelpunten, blokkeringen, kansen en mogelijkheden vaak veel beter dan je ooit had vermoed. Om een leerproces op gang te brengen, heb je vonken nodig. Confrontatie, maar in een vriendschappelijke sfeer, daar zijn ze bij Cirque du Soleil erg mee bezig. Gemiddeld blijven hun artiesten maar 36 maanden bij het gezelschap, dat brengt de druk van het intense werk en het voortdurend reizen mee. Maar bij elke première is er iemand van de top aanwezig om met de artiesten te komen praten: wat is je ambitie, heb je iets nieuws in je hoofd, bevalt het je hier nog? Dat is belangrijk, want als iemand weg wil, moet die zo snel mogelijk vervangen worden. Ik zie het nog niet zo snel gebeuren dat men aan een verpleegster vraagt: wat is je leerambitie? Terwijl verpleegkundigen toch ook zeer gegeerd zijn. Nu er in het bedrijfsleven zo’n grote nood is aan hooggeschoolde werkkrachten kun je alleen maar hopen dat werkgevers meer aandacht zullen schenken aan de psychische noden van de werknemers en hen niet alleen proberen te verleiden met hoge lonen, bedrijfswagens en winstaandelen.

Wat je nu vaak ziet, is dat jongeren van de ene job naar de andere zappen omdat ze elders meer kunnen verdienen. In principe is daar niets op tegen: iedereen verdient graag zijn brood. Maar weet je op de duur dan nog wie je bent? Sommigen pakken het anders aan. Die zeggen: ‘Ik verdien genoeg, ik ga viervijfde werken en de rest van mijn tijd in muziek steken.’ Of: ‘Ik heb nu zes maanden gewerkt, nu ga ik zes maanden naar Australië om daar de boel te verkennen.’ Zoiets vind ik een verworvenheid, dat had ik vroeger ook wel gewild, maar mijn generatie durfde dat niet, uit angst voor financiële onzekerheid. En als je bang bent, leer je niet en leef je maar half. In die zin hebben goedgeschoolde jongeren tegenwoordig veel meer mogelijkheden. De kans om te werken waar ze zichzelf kunnen zijn, bijvoorbeeld. Het beste uit zijn werknemers halen, dat wordt steeds meer de taak van de baas, en dat kan alleen als hij naar de verzuchtingen van zijn personeel luistert.”

Roland Vermeylen, Salto Humano, Lannoo, 144 blz., 795 fr.

De show Quidam van Cirque du Soleil komt in de zomer van 2001 naar Antwerpen. Meer informatie over de Europese tournee 1999-2002: www.cirquedusoleil.com

Linda Asselbergs / Foto’s Kristien Buyse

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content