HET H-WOORD
“Twee hipsters schelden elkaar boos uit voor hipster”, kopte de satirische nieuwssite The Onion een paar jaar geleden. Het is een stukje tekst dat me is bijgebleven. Een hipsterweb-site die lacht met hipsters die andere hipsters voor hipsters uitschelden : nooit is de absurditeit van het fenomeen treffender in één fictieve krantenkop gegoten.
Het is een fascinerende paradox : het is de meest besproken subcultuur van het laatste decennium en toch is hipster louter en alleen een scheldwoord. De ware hipster reserveert het woord om pseudohipsters te kleineren ; de pseudohipster gebruikt het dan weer als scheldwoord om het snobisme van de ware hipster te ontmaskeren ; en de grote massa, die haalt het boven om iedereen die een Ray-Ban, skinny jeans of iPhone met Instagram bezit op zijn plaats te zetten. “Jij, hipster !” “Och, je bent zelf een hipster met je gebreide retropull.” Ondertussen is er niemand die zichzélf nog hipster noemt.
Het hipsterdom is een spooksubcultuur. Wellicht is het hipster om te zeggen, maar ik vind dat interessant. Zeker als je het contrasteert met de antihipster : de john. Ter introductie : een john is het type man dat in de consultancy of bankwezen werkt en in zijn vrije tijd wodka-redbulls zit te drinken in loungebars en net iets te platte discotheken – u herkent hen aan hun riem met opzichtig merklogo. De volwassen geworden camino-johnny van de jaren negentig, die de eighties-yup in zichzelf heeft ontdekt – en spijtig genoeg ook diens zin voor smaak. Is de hipster op zoek naar authenticiteit en de daaraan gekoppelde hipheid, dan is de drijfveer van de john geld – en de daarmee verbonden status. Maar hoezeer ze ook verschillen, er is één verwantschap : niemand noemt zichzelf een john. Zelfs het type man dat in de Versuz in een kostuum van D&G een gesprek probeert te voeren over de Mercedes C-Klasse, vraagt u onverwijld om de discussie buiten te beslechten als u hem een john noemt.
Subculturen zijn niet meer wat ze geweest zijn. Er was een tijd dat hippies trots waren zichzelf hippies te noemen, punks hun soortnaam met patches op hun jasjes naaiden en gabbers al eens een sticker met Gabber4Life op hun bumper plakten. Nu lijkt iedereen zichzelf te schamen om tot een groep te behoren. Tienersubculturen genoeg nochtans – van skaters tot emo’s – maar eens een jaar of achttien, wint de voorliefde voor individualisme en de afkeer van hokjesdenken en alles wat dogmatisch lijkt, het van het groepsdenken. Of dat is toch wat ze zeggen.
“Neen hoor, die parka komt nog van mijn vader.” “Neen hoor, ik ben al veel langer met cupcakes bezig, nog voor het hip was.” Of : “Neen hoor, ik vind een Lomo gewoon een leuke camera, dat heeft niks met hipster te maken.” Elke twintiger heeft zijn excuus klaar om uit te leggen waarom ze geen hipster zijn, maar in alle geheim is het wel tot de dominante subcultuur van de jaren 2000 uitgegroeid.
Ik beken. Hipsters : ik heb het er wel voor.
Geert Zagers (28) observeert en rapporteert vanuit de twilightzone tussen X en Z.
Geert Zagers
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier