Burberry, Mulberry, Burlington: zowat alle grote Britse klassiekers vinden zichzelf opnieuw uit. Maar in de wol- en katoenfabrieken van John Smedley speelt de traditie sinds de industriële revolutie een belangrijke rol.

Wim Denolf

Nu, het kan verkeren. Amper enkele jaren geleden was de naam Smedley allesbehalve cool. Degelijk, maar een beetje té: de sfeer van Britse kostscholen, teatime en plattelandsromantiek. Van marketing had het familiebedrijf dan ook geen kaas gegeten.

Tot vorig jaar, toen de poloshirts, V-halspullovers en coltruien van het huis plots rond het lijf zaten van mensen als Robbie Williams, Guy Ritchie en Liam Gallagher en vaste waarden terrein wonnen.

Aangespoord door de Britse modegolf en de koerswijziging van de grote luxenamen reageerde het label gepast: er verschenen advertenties in de juiste bladen, in Londen werden flagship stores geopend en ketens als Harvey Nichols sprongen op de kar. Mettertijd werd het klassieke countryside-imago ingeruild voor een scherpere stadslook die zowel Britpopaanhangers als Engelse gays, Amerikaanse bourgeoistypes als Japanse jongeren blijkt te bekoren.

Aan het in essentie sobere, herkenbaar Britse product werd echter weinig gesleuteld. Trends worden nauwelijks gevolgd, want ten huize Smedley is men nogal gesteld op de familiegeschiedenis. Die begint al bij de industriële revolutie, kort na de uitvinding van de revolutionaire spinning jenny en de opening van ’s werelds eerste katoenspinnerij op waterkracht. Geïnspireerd door de technische ontwikkelingen openden zakenpartners John Smedley en Peter Nightingale (oom van Florence) in 1784 een katoenfabriek in Lea Mills. De dorpsbeek voorzag het bedrijf van energie en water, terwijl wevers in naburige plattelandshuizen de garens verwerkten. De huidige fabriek, op de oorspronkelijke locatie, draagt trouwens nog steeds de sporen van een gebedskapel, gebouwd voor de destijds methodistische werknemers.

Aanvankelijk werd uitsluitend ruw katoen uit Indië en Egypte tot garen gesponnen. Dat veranderde naarmate de Smedleys de controle verwierven en volgende generaties aan boord stapten: in de 19de eeuw breidde John Smedley zijn activiteiten uit met het weven van wol en katoen, maar ook met ondergoed, zwemuitrusting en uiteindelijk een volwaardige kledinglijn. De huige sweater- en polocollectie ontstond pas in de jaren ’60. Ze maakte de merknaam en vormt inmiddels 70 procent van de productie: een half miljoen kledingstukken per jaar en tonnen garen voor Vivienne Westwood en Comme des Garçons.

De werknemers in Lea Mills verwerken wekelijks zo’n 1500 kilogram katoen en 3000 kilo’s wol. Die wol komt van Australische en Nieuw-Zeelandse merinoschapen, wat de truien hun karakteristieke “gladheid” geeft. Met het oog op de kleurvastheid is de ruwe wol ook al gekleurd. Na het ontvetten en kammen van de dikke strengen wordt de wol door gespecialiseerde machines uitgedund tot steeds fijnere draden. Onderweg wordt de draad meermaals gedraaid, zodat hij een grote stevigheid heeft. Net als zijn dikte, gewicht en vochtigheidsgraad wordt ook het aantal twists voortdurend elektronisch gecontroleerd.

Het weven zelf gebeurt op ratelende hightech getouwen, al is hun werking gebaseerd op eeuwenoude principes. Indrukwekkend, maar niets in vergelijking met vele tientallen ambachtslieden die de kledingstukken samenstellen en afwerken. Ze knippen per stuk de halsopeningen, naaien de verschillende onderdelen aan elkaar en zetten er inzetstukken, knoopsgaten en het label op. In totaal vergt een John Smedley-pullover goed 35 manuele handelingen. Vele werknemers zijn dan ook al jaren in dienst, of hebben hun vaardigheden geërfd van vader of moeder.

Ook de kwaliteitscontrole gebeurt grotendeels met de hand. Zo wordt op de kleding de afstand gemeten tussen vooropgestelde punten. Voorts herbergt de fabrieksdoolhof een laboratoriumachtig lokaal waar met trommels en roterende blokken onder meer de hardheid, pluizigheid en slijtage van de vezels wordt onderzocht. Het water in het bekken naast de werkplaatsen is afkomstig van een naburig natuurreservaat en heeft een verzachtend effect. Na de wasbeurt worden de halfdroge kleren over houten pasvormen gespannen. Zo is bij het persen een perfecte vorm gegarandeerd.

Het is een heel eind lopen van Lea Mills naar Bond Street, maar het kan niet verbazen dat het label een trouwe schare fans heeft.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content