‘New fado’-boegbeeld Mariza vertegenwoordigt naar eigen zeggen het moderne Portugal. Haar kosmopolitische aanpak blies het Portugese levenslied wereldwijd nieuw leven in. “Iedereen kan zich wel iets voorstellen bij woorden als ‘morte’ of ‘amor’ en saudade.”

De platinablonde vrouw die me opwacht in Lissabon lijkt niet op de zwartgeklede zangeressen die de traditionele fado in eethuizen en cafés vertolken. De palmares van de 36-jarige Mariza vermeldt een handvol hitalbums, uitverkochte optredens in ’s werelds meest prestigieuze concertzalen en een waslijst van prijzen en eretitels, uitgereikt door instituten als de BBC en de Académie des Arts, Sciences et Lettres in Parijs. Een succesverhaal dat de artieste zelf toeschrijft aan de hernieuwde belangstelling van Portugese jongeren voor de eigen cultuur en geschiedenis, en aan de nood aan authenticiteit na jaren van internatio-nalisering en globalisering.

Marisa dos Reis Nunes, zoals haar echte naam luidt, is geboren in de voormalige Portugese kolonie Mozambique en een boegbeeld van de new fado-beweging. Die generatie van jongere fadista’s vermengt het lyrische, met poëzie gestoffeerde muziekgenre met andere stijlen en beperkt zich qua instrumenten lang niet tot een Portugese en een klassieke gitaar. Waren Mariza’s eerste albums Fado em Mim (2001) en Fado Curvo (2003) nog stevig geworteld in de traditionele fado, dan sloeg ze met Terra (2008) een bredere weg in : een wereldse mix van fado, flamenco, jazz, folk en uitheemse ritmes die met een Grammy-nominatie werd bekroond. Haar oogstrelende podium-outfits – vaak het werk van Portugese modeontwerpers als João Rolo – moeten niet onderdoen voor die van popdiva’s.

“Ik hou niet van al die hokjes in de muziek”, bekent Mariza.”Thuis was mijn vader bezeten op fado, terwijl mijn Afrikaanse moeder me in contact bracht met andere geluiden, van traditionele Afrikaanse en Braziliaanse muziek tot Maria Callas en Ella Fitzgerald. En als artieste reis ik zo veel, dat mijn hoofd soms duizelt van alle muzikale ideeën die ik opdoe. Zelf kleef ik in ieder geval geen etiket op wat ik doe. Jazz, bossanova of fado : uiteindelijk is het allemaal muziek.”

U wordt wél fadista genoemd. Terecht ?

Mariza : Dat stoort me niet : voor mij is fado zingen als ademen. De twee- of driehonderd traditionele fado’s die in omloop zijn, kan ik zo uit mijn mouw schudden. Ik had het geluk dat we op mijn derde naar Lissabon verhuisden. Daar groeide ik op in Moreria en Alfama, de arme volkswijken en havenbuurten waar de fado in de negentiende eeuw ontstond. Als kind hoorde ik er altijd wel iemand zingen : als het geen muzikanten waren, dan wel een poetsvrouw of een straatverkoper. En thuis hadden we een taverna, een klein restaurant waar op zondagnamiddag fadista’s optraden. Een fascinerend en meeslepend spektakel, dat met veel rode wijn en sigarettenrook gepaard ging. In die zin was fado mijn eerste speelgoed. Mijn eerste plaat bevatte ook gewoon de liedjes uit mijn kindertijd. Maar ik ben niet meer het meisje dat op haar vijfde fado begon te zingen, ik heb nu mijn eigen muzikale visie.

In uw vroege tienerjaren, de periode na de militaire dictatuur, was de fado nochtans in verval.

Fado was altijd de stem van het volk en de armere buurten, een uitdrukking van alles wat gewone mensen meemaakten in hun leven. Maar voor het regime van Salazar was het een uithangbord, zoals het beste servies dat op tafel verschijnt als je hoge gasten hebt. De vrijheid die ik heb, was toen totaal ondenkbaar. Je kon niet zomaar zingen en schrijven wat je wilde. Alles werd zorgvuldig gecontroleerd en fadista’s moesten een kaart bezitten om te kunnen optreden. Wie buiten de lijntjes kleurde, werd opgesloten – een heel ander tijdperk dus. Na de val van het regime in 1974 wilde de intelligentsia niets te maken hebben met het gepolitiseerde genre. Die dweepten met Frans chanson : met Jacques Brel, Serge Gainsbourg en Charles Aznavour. Dat ik fado bracht in cafés en eethuizen was in de ogen van mijn klasgenoten allesbehalve cool. Voor hen was fado muziek uit een somber verleden, iets van de oude generatie.

Het was dus geen toeval dat uw eerste plaat bij een Nederlands label verscheen ?

Als fadista was ik niet interessant voor Portugese platenfirma’s. Daarvan verkopen we hooguit drie- tot vijfduizend exemplaren, zeiden ze. Maar ondertussen is er veel veranderd. Jonge muzikanten oogsten internationaal succes, in 1998 werd in Lissabon een fadomuseum geopend en er wordt op het hoogste niveau geijverd voor een Unesco-erkenning van het muziekgenre. Op concerten daagt tegenwoordig ook een breed publiek op : arm en rijk, oud en jong. Onlangs werd ik zelfs aangesproken door heavymetaljongeren. Bleek dat ze al jarenlang fan waren ! Bovendien kunnen amateurs nu op verschillende plaatsen fadocursussen volgen en komt er in Porto een hogere opleiding Portugese gitaar. Een belangrijke stap, want fado-muzikanten waren altijd autodidacten. Net als ik leerden ze hun vak op straat, waar de muziekstijl van de ene generatie op de andere werd overgedragen. Maar we moesten alles zelf uitzoeken. Er waren immers geen leraars om je op je fouten te wijzen. De nieuwe generatie daarentegen zal de kans hebben om de fado juist te leren spelen.

Waren de Portugezen meteen gewonnen voor uw wereldse fado ?

Amália Rodrigues, de in ’99 overleden ‘koningin van de fado’, deed niets anders : ook zij zette nieuwe stappen in het genre. En wereldmuziek kent men hier niet. Er bestaan geen gespecialiseerde festivals rond wereldmuziek, en dus kan men er zich ook niets bij voorstellen. Anderzijds is Portugal dankzij voormalige Afrikaanse kolonies als Mozambique, Angola en Kaapverdië een mengeling van culturen, om maar te zwijgen van het Indiase Goa of Macau, dat nu bij China hoort. Bovendien hebben ook de Spanjaarden en de vele ingeweken Joden hun stempel gedrukt. Veel Portugezen zijn dus een cocktail van culturen. Kijk naar mij : ik heb een Afrikaanse moeder en een Portugese vader, maar via mijn groot- en overgrootouders heb ik ook Duitse, Spaanse, Franse en Indiase roots. Racisme is in Portugal dan ook zeldzaam. Portugezen begrijpen niet dat een Kroaat hier werk zoekt zonder onze taal te spreken, maar de multiculturele samenleving ? Daar leven we in Portugal al eeuwen mee.

Ook de fado is multicultureel, al lopen de meningen over zijn roots uiteen.

Er is weinig met zekerheid over geweten, en dat mysterieuze is voor mij ook een deel van de charme. Feit is dat de Portugezen ontdekkingsreizigers waren en dat de fado een mengeling van Portugese, Afrikaanse, Braziliaanse en Arabische invloeden bevat. De muziek van de Afrikaanse en Braziliaanse inwijkelingen in de achttiende en negentiende eeuw was trouwens sensuele en erotische dansmuziek die door de autoriteiten verboden werd. Zo ontstond de gezongen fado, een orale cultuur die vergelijkbaar is met de hiphop uit de Bronx. Voor de ongeletterde en arme bevolking was het een middel om het nieuws te verspreiden en de gebeurtenissen in hun leven te becommentariëren.

En wat met saudade, de melancholie en weemoed, waar de fado om bekendstaat ?

Vergis je niet : voor Portugezen gaat het om een zachte en aangename melancholie, die ze ook zelden alleen ervaren. In de taverna’s luisteren mensen aan tafeltjes bij een fles rode wijn naar liedjes die de hele waaier van menselijke gevoelens bezingen : verdriet en gemis, maar ook lust, passie, jaloezie, uitbundige vreugde of stil genot. Zo’n moment delen en samen de kracht van menselijke emoties verkennen, dat is toch niet triest ? Op mijn concerten zijn bovendien weinig huilliedjes te horen, al wil ik de mensen af en toe wakker schudden. Als Unicef-ambassadrice gebruik ik de fado graag om mensen eraan te herinneren dat ook bij ons armoede en hulpbehoevenden bestaan. Maar als ik over menselijke relaties zing, gaat het niet alleen over romantische liefde. Tussen vrienden of familieleden bestaan veel vormen van liefde. Wat dat betreft is fado als schilderen, maar dan met veel kleuren.

Moet goede fado doorleefd zijn ? U schrijft uw gedichten immers niet zelf.

Een fadista is geen actrice : voor deze muziek zijn heart and soul nodig. Gedichten die ik niet begrijp of aanvoel, kan ik dus onmogelijk zingen. Daarom evolueert mijn muziek en keuze van gedichten ook voortdurend : omdat ik groei als mens en als vrouw. Ik heb in ieder geval niet de indruk dat ik te weinig gezien heb. Toen mijn ouders naar Europa verhuisden, waren we plotseling veel armer dan we in Afrika gewend waren. En in tegenstelling tot wat mensen vermoeden, kon ik als kind perfect begrijpen wat er aan de gang was. In onze taverna moest ik trouwens al gauw mee opdienen, afwassen en aardappelen schillen.

Is de fado niet vooral een vrouwenbusiness ?

Integendeel, grote namen waren mannen, en er zijn nog steeds uitstekende mannenstemmen. Ga maar eens luisteren in de taverna‘s. Alleen ligt het anders op de internationale markt. Dan lijkt het alsof men van een vrouw toch gemakkelijker aanvaardt dat ze haar diepste gevoelens uitdrukt, en dat men sneller met haar meeleeft dan met een man. Dat sociale taboe is zeker niet verdwenen.

Over het buitenland gesproken : is de Portugese taal een handicap ?

Ik zing in alle uithoeken van de wereld, maar ik had nog nooit het gevoel dat ik géén band met het publiek had. In Japan, Australië of de Verenigde Staten maken de liedjes precies dezelfde emoties los. Iedereen kan zich wel iets voorstellen bij woorden als saudade, morte of amor. Die vullen mensen zelf wel in. En ondertussen praat ik veel : over Lissabon, onze wijnen en keuken, en over de fado. Zolang de afstand tussen het podium en het publiek maar niet te groot is. Een concert moet een moment onder vrienden zijn, een plaats om samen gevoelens te delen. In die zin is de fado een intimistisch genre : het is geven en nemen.

Door Wim Denolf

“Als kind hoorde ik altijd wel iemand zingen . als het geen muzikanten waren, dan wel een poetsvrouw of een straatverkoper.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content