In Spanje, en zeker in Andalusië waar de zon constant schijnt en waar door Atlantische invloed veel groen is, leeft men buiten. Het maatschappelijk leven speelt zich grotendeels op straat af: flaneren en oeverloos discussiëren over politiek, het geluk en de toekomst van de regio’s. De regionalisering is ver gevorderd: in Catalonië is het openbare leven helemaal vercatalaanst, er wordt geen Spaans (Castiliaans) meer gesproken en in Andalusië is het lokale accent zo prominent dat het op Arabisch begint te gelijken, het Baskisch is helemaal onverstaanbaar.

In dat straatleven zijn vreemdelingen moeilijk in te passen. Spaans geldt als wereldtaal en wie het niet verstaat, wordt als doof beschouwd en luider toegesproken. Met de Spanjaard kan de dove gelukkig de gastronomie delen: de tapa.

Een tapa is veel meer dan een snelle hap. Hij wordt aan de toog gegeten, staande met een glas fino sherry en vooral: al pratend. Het summum van fast food, maar in een eindeloze verscheidenheid. Stukjes gestoofde vis of vlees, de vleeswaren van het varken in al zijn grootheid, olijven en noten, schelpen en garnalen: alles wat eetbaar is, wordt in een eigen stijl door de barman tot tapa verwerkt. We zijn mijlenver verwijderd van de eentonige Mac-voorspelbaarheid. De fino sherry hoort erbij: onder flor (kaamgist) gerijpte, versterkte witte palomino-wijn. Of manzanilla uit Sanlucar, een kuststadje waar de oceaanlucht de flor beter doet ontwikkelen.

In een spetterende tapa-ambiance hoeft men van het trage, zittende restaurantleven niet al te veel verwachten. In veel gevallen wordt een soort opgeblazen tapa’s op tafel gebracht, vergezeld van platgekookte groenten en aardappelen. Het ontbreekt veel restaurants aan rigueur de service: wijnmillésimes zijn een onbekend principe, serranoham wordt als pata negra geserveerd, omelet met gamba blijkt op tafel uiteindelijk een ei met platte bonen uit blik, overadellijkheid van vlees wordt verhuld door extra zout te grillen, de olijfolie op tafel is ranzig. Dat alles in het restaurant van het prachtige Montecastillo Hotel **** met een 18-hole-golf in Arcos, vlak bij Jerez.

In de luxueuze Parador van Cadix wordt ronduit slecht gegeten: na een uitgekookte platte ossenstaart en sla met tonijn uit blik was het bekeken. In het oude Cadix is er trouwens maar één restaurant waar gekookt wordt: de Faro. Wijn wordt er ook met vakkundigheid behandeld en is er zelfs naar onze normen goedkoop.

Het Monasterio San Miguel **** in El Puerto de Santa Maria is een juweeltje om te verblijven op wandelafstand van de haven, waar men kan (moet) eten in de Romerijo: een enorme viswinkel waarvan de brede, beschaduwde stoep met tafels is bezet. Men kan er iets kopen en dan aan tafel gaan zitten om het op te eten. Voor 15 procent extra brengen kelners alles aan tafel. Een frisse fles witte wijn kost er 250 fr. Vanuit Cadix is het een mooie uitstap per boot.

Er kan ook lekker gegeten worden in sommige lokale restaurants: Gaitan of La Parra Vieja in Jerez en ook Casa Bigote in Sanlucar de Barrameda, thuisland van de manzanilla en waar de Guadalquivir in de oceaan uitmondt. Huizen die afficheren met Menu Turistico zijn te mijden.

We reisden met touroperator Caractère, de specialist van de regio en van klassehotels op mensenmaat. De Caractère Hotelgids is de moeite waard: bij reisagenten of op 053-63 18 39 of info@caractere.be

Herwig Van Hove / Foto’s Gerald Dauphin

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content