Een ziener uit Amerika

Criticus, journalist, architect en designer George Nelson was de invloedrijkste Amerikaanse meubelontwerper van de jaren vijftig.

Hij is wel bekend, maar niet beroemd. George Nelson verdient beter : de titel (het liefst met hoofdletters) van Invloedrijkste Designer Van De Twintigste Eeuw (afdeling Amerika). In feite was hij nog veel meer. Hij was schrijver, theoreticus, journalist, hoofdredacteur (het merendeel van zijn essays, tijdschriftenartikels en boeken is al lang niet meer in druk verkrijgbaar). Voor andere, soms veel beroemdere designers, onder wie Charles en RayEames, was hij een soort impresario. Hij was ook de bedenker van het moderne kantoor, en meer zelfs : de grondlegger van het moderne design.

Nelson werd geboren in Hartford, Connecticut in 1908. Hij geraakte gepassioneerd door architectuur aan de universiteit van Yale, waar hij schone kunsten studeerde (er was nog geen architectuurafdeling). Hij behaalde zijn diploma in 1931. Nog tijdens zijn opleiding werkte hij voor een architectenbureau in New York. In 1932 won hij de Prix de Rome, waarop hij twee jaar in de Italiaanse hoofdstad doorbracht. Hij maakte reizen door Europa en maakte van de gelegenheid gebruik om interviews af te nemen van architecten als Walter Gropius, LudwigMies Van der Rohe, Le Corbusier en Gio Ponti. De gesprekken, twaalf in totaal, werden afgedrukt in het architectuurtijdschrift Pencil Points, later herdoopt tot ProgressiveArchitecture. Het was de eerste keer dat belangrijke Europese architecten aan bod kwamen in een Amerikaans tijdschrift. Nelson heeft met andere woorden het Europese modernisme in Amerika geïntroduceerd.

De interviews werden bouwstenen voor zijn eigen carrière. In 1935 kreeg hij een vaste baan als journalist bij Architectural Forum, dat werd uitgegeven door het nieuwsweekblad Time (hij werd later co-managing editor, vergelijkbaar met het hoofdredacteurschap). Nelson schreef ook geregeld voor het machtige economische blad Fortune, van dezelfde uitgeverij. In 1938 publiceerde hij een eerste boek. Tot het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij partner van een architectenbureau. Een van zijn projecten was een machine for living voor de vliegtuigconstructeur Sherman Fairchild. Hij gaf ook nog avondcursussen aan de universiteit van Columbia, in New York. In 1942 bestudeerde Nelson voor een artikel in ArchitecturalForum luchtfoto’s van platgebombardeerde Europese steden. Hij bedacht vervolgens het concept voor verkeersvrije winkelstraten in het centrum van de stad, de zogeheten pedestrianmall. Zijn plannen werden gepubliceerd door The Saturday Evening Post, een van de belangrijkste weekbladen van die periode.

In 1945 ontwikkelde hij de Storagewall, ’s werelds eerste modulaire opbergsysteem. Een concept dat voor het eerst werd besproken in het beroemde tijdschrift Life. Het veroorzaakte een heuse sensatie in de meubelindustrie.

Onverwachte verbanden, onverwachte oplossingen

D.J. DePree, de eigenaar van het meubelbedrijf Herman Miller uit Zeeland, Michigan, was geïntrigeerd door de Storagewall. Hij bracht een bezoek aan Nelson en stelde hem voor designdirecteur te worden van zijn zaak. Nelson hapte toe. Hij werkte bijna veertig jaar lang voor de firma. Hij zette een punt achter de samenwerking met Time Inc en begon zijn eigen bedrijf, George Nelson & Associates. Hij bleef schrijven, onder meer voor de vakbladen Interiors en Industrial Design. De baan bij Herman Miller vulde hij grotendeels zelf in. Concreet : hij paste design toe op elk element van het bedrijf waar design kon worden toegepast (het logo, de interieurs, de folders, het briefpapier, de wanden van de bedrijfsvrachtwagens, de reclame, de uitnodigingen, de etiketten). Zijn belangrijkste bijdrage was nochtans de meubelcollectie, waarin hij werk van zijn studio afwisselde met ontwerpen van andere designers. Een beroemd voorbeeld is de organisch gevormde koffietafel van Isamu Noguchi uit 1947, Nelsons eerste commissie voor Herman Miller. Hij bracht ook het echtpaar Charles en Ray Eames naar de fabrikant en werkte aan een aantal projecten met de legendarische architect Buckminster Fuller (de uitvinder van de dome).

Nelson had een missie : hij wilde laten zien wat design was en wat het niet was. Hij wou aantonen dat design wordt gedreven door een denkproces, dat het meer is dan een visuele stijl. Hij vond ook dat een designer op een creatieve manier moest omgaan met menselijke behoeftes. “Hij moet om te beginnen radicaal breken met alle waarden die hij als anti-menselijk beschouwt.” Designers moesten zich tevens bewust zijn van de gevolgen van hun werk voor de maatschappij en de mensen. “Totaaldesign is niet meer of minder dan een proces dat alles aan alles verbindt.” Designers konden zich maar beter niet specialiseren. Integendeel : ze moesten zoveel mogelijk kennis vergaren. Nelson stelde interessante vragen, hij nam geen genoegen met voor de hand liggende antwoorden. Hij legde onverwachte verbanden, wat soms tot onverwachte oplossingen leidde. Zijn tijdgenoten spraken over zijn talent voor argumentatie : hij slaagde er telkens weer in mensen anders te doen denken, en de dingen helder te zien.

Talent opsporen en het laten openbloeien

George Nelson was actief tussen het midden van de jaren veertig en het midden van de jaren tachtig, voor Herman Miller en een lange reeks, hoofdzakelijk grote bedrijven. Hij concipieerde behalve meubilair en grafisch werk ook tentoonstellingsdesign (onder meer een display voor autofabrikant Chrysler tijdens de Wereldtentoonstelling van New York in 1964), interieurs en allerhande prullen : plastic vaatwerk, porseleinen serviezen, lampen, schrijfmachines, accessoires voor de open haard, diaprojectors, platenspelers. Maar hij ontwierp zijn grote klassiekers meestal niet zelf. Zo ontwierp Irving Harper, die in de studio van Nelson werkte tussen 1947 en 1963, de beroemde Marshmallow Sofa, de Starburst-wandklok en het logo van Herman Miller. De Coconut Chair werd ontworpen door GeorgeMulhauser. Ook Robert Brownjohn, die de generiek van de film Goldfinger animeerde, werkte voor Nelson. Net zoals Ettore Sottsass, die een half jaar stage liep, en Michael Graves.

Nelson had er geen moeite mee dat zijn designers werden genoemd in vakbladen, maar vond dat daarbuiten alleen de naam van het bedrijf mocht worden gebruikt, niet die van afzonderlijke ontwerpers.

“Nelson zette je nooit onder druk om iets te ontwerpen dat je niet zag zitten”, zei Irving Harper enkele jaren geleden in een interview met het Amerikaanse tijdschrift Metropolis. “De sfeer was die van een school. Iedereen liep de hele tijd rond. Je hoefde je niet te haasten, je kreeg de tijd die je nodig had. Je kon je eigen ding doen. Hij was zoals Diaghilev : hij kon talenten opsporen die op hun manier briljant waren en hij liet ze openbloeien.”

Tekst Jesse Brouns I Productie Sonja Mertens I Foto’s Stephane Verheye

Designers konden zich maar beter niet specialiseren. Integendeel : ze moesten zoveel mogelijk kennis vergaren.

“Nelson zette je nooit onder druk. De sfeer was die van een school. Je hoefde je niet te haasten, je kreeg de tijd die je nodig had.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content