DÜRÜM KIP SPECIAAL
Er is een onbreekbare band tussen Luc De Vos en Pita Atlas. Dat komt doordat ik daar, en nergens anders ter wereld, zijn columns in de Zone09 tot mij nam. Het was telkens een prettig weerzien, bij de succulente geur van de druipende vleeszuilen. Ik ben niet meer naar Pita Atlas teruggekeerd sinds De Vos dood is. Omdat ik weet dat er nooit meer een nieuwe column van hem zal verschijnen. Maar ook omdat ik steeds vaker het dier zie in het voedsel dat ik tot mij neem.
Deze week liet ik mij toch verlokken, toen ik een boek in de geautomatiseerde muil van de plaatselijke bib ging deponeren. Daarbij moest ik langs de etalage van Pita Atlas passeren. Ramen van pitazaken lijken op vitrines van hoerenkasten : onweerstaanbaar om in te kijken, terwijl je weet dat je er beter vandaan blijft. Als een flipperkast flikkerde de kebabzaak in de avond en ik was een zilveren kogel, hongerig en losgeslagen. Het was sterker dan mijzelf toen ik de deur opende. De uitbater zei “Salaam Aleikum”, wat ik natuurlijk beaamde. Ik bestelde een dürüm kip speciaal en zette mijn vermoeide lichaam neder.
Mijn oog werd naar het schap boven de radiator gezogen. Daar vond je vroeger de Zone09. Nu lagen er enkele voorbije nummers van Metro, met die specifieke treurigheid die je voornamelijk aantreft bij oud nieuws en oude hoeren. Voor de rest leek alles onveranderd. De vuilnisbakken, een voor PMD en een voor restafval. De snuisterijen van de Berbers. De lijzig rondwentelende hompen vlees, van één dier of van een hele kudde afkomstig. De doe-het-zelffilmpjes van Dobbit op de televisie, die je gevoel geven dat je een kamer aan het bepleisteren moest zijn in plaats van hier te zitten schransen.
Geen haan die ernaar kraait, dacht ik. Alsof hij nooit bestaan heeft. Ik herinnerde mij nochtans levendig het bierviltje dat naast de column van De Vos afgedrukt stond en waar ik een beetje jaloers op was. Hij was streetwise, om zo te zeggen, terwijl ik daar zat op mijn gele designstoel. De Vos kon columns schrijven, terwijl ik op gitaar nog niet eens Frère Jacques kon spelen. Weg was hij niettemin, zoals ons geloof in elfen verdwijnt, onze acne en uiteindelijk onze adem. Ik ben niet zo iemand die meeloopt in optochten als er ons een volksheld is ontvallen. Maar ik onthoud lang en heb een trouwe inborst. De kans is groot dat ik bij het verstouwen van pita de rest van mijn leven zal moeten denken aan de schrijver met het bierviltje.
Terug buiten zeverde het een beetje. In de auto, die oude duivel, luisterde ik naar Iron Man van Black Sabbath. Het klonk alsof er op omgekeerde dozen waspoeder werd geslagen. Verder weg konden de thé dansants van weleer niet lijken. Twee mannen sleepten met een stuk tapijt waar een zwaar gewicht in lag. Een lichaam wellicht, of waarschijnlijker iets anders. We zijn allemaal dood, dacht ik, hoewel we nog even kennis kunnen nemen van die verborgen oceaan op Ganymedes, die meer water schijnt te bevatten dan alle zeeën op aarde. Misschien wordt het ons straks allemaal uitgelegd door een wezen met een vriendelijke schooltelevisiestem.
Thuis trof ik mijn verwanten, die mij met verbaasde blikken begroetten. “Wat zie jij eruit als een aangeschoten eekhoorn.”
Ze zijn geestig, mijn huisgenoten. Ze kiezen met zorg hun loftuitingen.
“Een heldentocht door de file”, zei ik wazig, en schonk mijzelf een whisky uit van zestien jaar geleden, toen er nog veel moest worden uitgevonden van de treurnis die wij heden om ons heen zien. Ik dacht aan dat liedje dat ik onlangs hoorde en schoon vond. Het ging over meisjes die in liedjes zitten opgesloten, terwijl zangers sterven en het leven doorgaat.
jp.mulders@skynet.be
Jean-Paul Mulders
Mijn oog werd naar het schap boven de radiator gezogen. Daar vond je vroeger de Zone09
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier